Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van alle feiten die hem ten laste zijn gelegd, behalve voor feit 4 subsidiair (de bedreiging van [benadeelde partij 3] ). Ten aanzien van de diefstallen genoemd onder de feiten 1 en 2 geldt dat niet bewezen kan worden dat er daadwerkelijk iets is weggenomen. De bedreiging genoemd onder feit 3 kan niet worden bewezen, omdat het enkel tonen van een vuurwapen zonder daarmee op het slachtoffer te richten niet onder alle omstandigheden een bedreiging oplevert. Dat is hier niet het geval, omdat de aangeefster en haar vriendin de deur dicht hebben gedaan nadat zij de voet van verdachte uit de deuropening hebben geschopt.
Van de poging tot diefstal genoemd onder feit 4 primair dient verdachte te worden vrijgesproken. Uit de verklaring van aangeefster blijkt alleen dat zij is bedreigd met een vuurwapen. Ten aanzien van de overige gedragingen van verdachte, zoals haar manen om stil te zijn door zijn vinger voor zijn mond te houden, verklaart de aangeefster wisselend. Er kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een poging tot diefstal met geweld, maar hooguit van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen voor het primair tenlastegelegde, dan geldt datin elk geval moet worden vrijgesproken van het zwaar lichamelijk letsel. Hierop had hij namelijk geen opzet en het is niet redelijk het letsel aan (het handelen van) verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van de bedreiging genoemd onder feit 5 geldt dat de aangeefster [slachtoffer 2] het vuurwapen maar twee seconden heeft gezien en ook hier geldt dat er niet, althans niet bewust, op haar is gericht met het wapen. Dit levert geen bedreiging in de zin van de wet op. Daarom moet vrijspraak volgen.
Voor de diefstal genoemd onder feit 6 geldt dat niet kan worden aangetoond dat er iets is weggenomen, of in elk geval niet dat verdachte dit heeft gedaan. Weliswaar is er DNA van verdachte aangetroffen op de handtas waar de gestolen portemonnee in zou hebben gezeten, maar dit betekent nog niet dat de portemonnee door verdachte is ontvreemd. Het staat namelijk niet vast dat de portemonnee zich ook daadwerkelijk in de tas bevond. Ook kan niet worden aangetoond dat geweld is gebruikt tegen de aangeefster [slachtoffer 3] .
Tot slot geldt voor het valse paspoort dat de experts van de Koninklijke Marechaussee een erg mager onderzoek hebben verricht, waaruit zij concluderen dat het verdachte is die op de foto op het paspoort staat. Dit is onvoldoende voor een bewezenverklaring, mede omdat verdachte ontkent dat hij degene is op de foto en het net zo goed iemand anders kan zijn. Het paspoort is van iemand anders en hij wist niet dat het een vals paspoort betrof.