3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feiten 1 en 3). Daarnaast is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 2).
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Een [accomodatie] in Zuid-Beijerland krijgt op 14 december 2022 een verzoek om hun verblijf te verhuren. Uit de aanvraag volgt dat de huurder Franstalig is. Op 15 december 2022 omstreeks 12.15 uur arriveert een auto met daarin vier mannen. Eén van de mannen stapt uit. Hij laat aan één van de eigenaren in gebrekkig Engels weten dat hij voor de [accomodatie] komt. De man gaat de [accomodatie] in, komt na 5 minuten weer naar buiten en vertrekt in de auto waarmee hij is gekomen.
Diezelfde dag omstreeks 14.45 uur heeft [slachtoffer 2] een afspraak in Maasdijk.[slachtoffer 2] arriveert op het afgesproken adres en ziet verderop een auto staan. Er zitten twee mannen in de auto. Zij bevestigen dat [slachtoffer 2] bij hen moet zijn. Vervolgens stapt [slachtoffer 2] in de auto. Terwijl de bestuurder een tas uit de kofferbak pakt, komt er een man met een bivakmuts vanaf de linkerkant aanlopen. Ook vanaf de rechterkant komt een man aanlopen. De twee mannen zijn groot en hebben een donkere huidskleur, vermoedelijk zijn zij van [afkomst 1] afkomst. De mannen stappen in de auto. [slachtoffer 2] komt tussen hen in te zitten. Vervolgens is de bestuurder gaan rijden. De bijrijder doet twee paar tie-wraps, die in elkaar zitten als een handboei, om de polsen van [slachtoffer 2] . Ook doet hij ducttape om de polsen van [slachtoffer 2] . Eén van de mannen op de achterbank neemt dit over en maakt het af. Vervolgens krijgt [slachtoffer 2] een mondkapje over zijn ogen. Na 15 à 20 minuten rijden wordt [slachtoffer 2] uit de auto getrokken, kort waarna hij een woning binnenstapt. In de woning moet [slachtoffer 2] gaan zitten en wordt er ducttape om zijn benen gedaan. De mannen vragen om zijn adres.[slachtoffer 2] typt zijn adres, te weten [adres] , in een telefoon van de daders. Drie van de vier mannen verlaten dan de [accomodatie] . Het gaat om de twee [afkomst 2] mannen die voorin de auto zaten en één van de [afkomst 1] mannen die naast hem in de auto zat. De andere [afkomst 1] man blijft achter bij [slachtoffer 2] . Nadat deze man in slaap is gevallen, verwijdert [slachtoffer 2] de ducttape van zijn benen.Hij ontsnapt via de schuifpui.De gijzeling duurt tot ongeveer 04.00 uur.Op 16 december 2022 omstreeks 05.35 uur treft de bestuurder van een strooiwagen [slachtoffer 2] aan, lopend over een straat in Zuid-Beijerland. [slachtoffer 2] draagt geen jas, terwijl de temperatuur rond het vriespunt ligt, en heeft tie-wraps om zijn linker pols.De bestuurder van de strooiwagen alarmeert de politie. [slachtoffer 2] laat de vervolgens ter plaatse verschenen verbalisanten weten dat zijn jas is gestolen alsook ook de auto van zijn moeder, een zwarte Audi [type] .
De dag ervoor, 15 december 2023, in de avond, wordt [slachtoffer 1] bij een parkeerplaats achter de [locatie] aangesproken door de bestuurder van een zwarte Audi [type] , waarna hij door een tweede persoon wordt geslagen en de auto wordt ingeduwd.[slachtoffer 1] wil uit de auto, maar wordt er steeds weer in geduwd door deze man. Deze man duwt de deur dicht, terwijl de scheenbenen van [slachtoffer 1] er nog tussen zitten. Er komt dan ook een derde man bij. In de auto krijgt [slachtoffer 1] een trap in zijn gezicht en voelt hij dat zijn gebit naar binnen gaat. [slachtoffer 1] is continue met de mannen aan het vechten om vrij te komen, maar het lukt de mannen om hem in de auto te houden. [slachtoffer 1] ligt op enig moment met zijn hoofd onder het dashboard en met zijn rug en benen omhoog. Op dat moment zitten alle drie de mannen in de auto en slaan en schoppen zij op hem in.
Uit de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een gebroken neus (os nasale fractuur), gebroken jukbeen (fractuur sinus maxillaris voorwand paranasaal rechts) en gebroken ribben heeft. Daarnaast staan twee tanden naar binnen (laterale luxatie 11 en 21).
De politie doet vervolgens onderzoek naar de twee voorvallen.
De zwarte Audi [type] waarin [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de [adres] op [plaats] zijn aangehouden, blijkt op naam te staan van de moeder van [slachtoffer 2] , die aan de politie laat weten dat haar auto in gebruik is bij haar zoon.
Verder blijkt het telefoonnummer van [medeverdachte 2] op 11.29 uur en 12.11 uur gebruik te hebben gemaakt van een zendmast in Zuid-Beijerland en om 18.36 uur van een zendmast in Amsterdam.Tussen 14.15 uur en 16.31 uur heeft het telefoonnummer gebruik gemaakt van zendmasten in Maasdijk, Klaaswaal en Heinenoord.Het telefoonnummer van [verdachte]heeft op 11.33 uur gebruik gemaakt van een zendmast in Zuid-Beijerland en tussen 18.34 uur en 18.41 uur van een zendmast in Amsterdam.
Tot slot wordt het DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen op een aansteker, opgerookte sigaret en waterfles in de [accomodatie] ,alsook op de ducttape die om de benen van [slachtoffer 2] had gezeten.
De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] (feit 1)
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Door het gebruikte geweld was er feitelijk geen mogelijkheid voor [slachtoffer 1] om de auto te verlaten. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van de (gewelds)handelingen van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kan het opzet van de verdachten op de wederrechtelijke vrijheidsberoving worden bewezen.
[verdachte] heeft verklaard dat er een ruzie is ontstaan met [slachtoffer 1] , dat [slachtoffer 1] vrijwillig de auto in is gegaan en dat [verdachte] en de medeverdachten hem eruit wilden krijgen. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk, omdat deze geen steun vindt in het dossier. Daarentegen vindt de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] , voor zoverre die ziet op de beschuldiging, betrouwbaar, omdat dit gedeelte van de verklaring op cruciale punten wordt ondersteund door het procesverbaal van de verbalisanten ter plaatse en de letselverklaring. Het verweer van de raadsvrouw wordt op dit punt verworpen.
Daarnaast kan het tenlastegelegde medeplegen worden bewezen. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen wie welke handeling heeft gepleegd, maar nu de rollen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] inwisselbaar zijn, staat dat een bewezenverklaring niet in de weg.
Vrijspraak zware mishandeling, veroordeling poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] (feit 2)
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Hoewel de aard van het letsel voldoende uit de letselverklaring naar voren komt, is er te weinig bekend over de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Daarom wordt [verdachte] vrijgesproken van (medeplegen) van zware mishandeling van [slachtoffer 1] .
De rechtbank vindt wel bewezen dat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] meermalen is geslagen en geschopt, met onder meer een gebroken neus, gebroken jukbeen en gebroken ribben tot gevolg. Ook staan er bij hem twee tanden naar binnen.
Ten aanzien van dit laatste letsel volgt uit het dossier dat dit is ontstaan door een trap tegen het gezicht. Uit de ernst van het letsel leidt de rechtbank af dat met kracht is getrapt. Hoewel de rechtbank niet tot de conclusie komt dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel als in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gekwalificeerd, vindt de rechtbank dat een trap tegen het gezicht tot zwaar lichamelijk letsel kan leiden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zweer kwetsbaar en uiterst vitaal deel is van het menselijk lichaam. Bij een harde trap tegen het gezicht is dan ook de aanmerkelijke kans aanwezig dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld in de vorm van permanent oogletsel of een gecompliceerde kaakbreuk. De rechtbank vindt dat met kracht een trap tegen hoofd geven naar uiterlijke verschijningsvorm is aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van die aanmerkelijke kans volgt. Door de rol die [verdachte] hierin als medepleger heeft, geldt dit ook voor hem.
De wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] (feit 3)
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [slachtoffer 2] van zijn vrijheid is beroofd. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of [verdachte] één van de daders is geweest.
De rechtbank overweegt ter beantwoording van deze vraag het volgende.
In de eerste plaats is van belang dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen in de auto van [slachtoffer 2] , in de straat waar [slachtoffer 2] woont. Dit, terwijl de auto van [slachtoffer 2] door de daders is meegenomen, nadat hij hen zijn straatnaam had gegeven. Vervolgens blijkt uit de historische verkeersgegevens dat [verdachte] op 15 december 2022 rond 11.30 uur in ZuidBeijerland is geweest. Dit komt overeen met de datum en het tijdstip waarop de huurder van de [accomodatie] in Zuid-Beijerland, samen met drie andere personen, bij die [accomodatie] is geweest en de eigenaren daarvan heeft gesproken. Desgevraagd heeft [verdachte] ontkend iets te maken te hebben gehad met de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] . Voornoemde omstandigheden vragen echter om een uitleg van [verdachte] . Hij heeft geen uitleg gegeven over waarom hij in de [adres] in de auto van [slachtoffer 2] is aangetroffen en waarom zijn telefoonnummer eerder die dag een zendmast in ZuidBeijerland heeft aangestraald.
De rechtbank concludeert op grond van het bovenstaande dat [verdachte] één van de daders is geweest die [slachtoffer 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Deze conclusie wordt bovendien niet weersproken door de opgegeven signalementen van de daders.
Daarnaast kan het tenlastegelegde medeplegen worden bewezen. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon. De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen wie welke handeling heeft gepleegd. Aangezien de rollen van [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven persoon inwisselbaar zijn, staat dat een bewezenverklaring niet in de weg.