ECLI:NL:RBAMS:2023:2738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
13/041930-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot mensenhandel en hulp bij illegale binnenkomst

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Hongaarse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1988, die wordt verdacht van mensenhandel en hulp bij illegale binnenkomst. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 april 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. K. Lans.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld betoogd, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn onschuld aan te tonen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Hongarije.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, onder de voorwaarde dat hij, in geval van veroordeling, zijn straf in Nederland mag ondergaan. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Scheijde, voorzitter, en mrs. M. van Mourik en H.P. Kijlstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/041930-23
Datum uitspraak: 26 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 13 februari 2023 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 september 2022 door
the District Court of Szekszárd, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Lans, advocaat in IJmuiden.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Domestic (national) arrest warrant No. 17000/70-39/2022.bü issued on 18 August 2022 by the Police Headquarters of Tolna County, which was approved by the District Prosecution Office of Szekszárd on 24 August 2022.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Hongaars recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummers 3 en 13, te weten:
3) mensenhandel;
13) hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het in het EAB vermelde feit. De raadsvrouw heeft er op gewezen dat stukken ontbreken waaruit de concrete betrokkenheid van de opgeëiste persoon blijkt.
De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon zijn onschuld niet tijdens het verhoor ter zitting heeft aangetoond, zoals de OLW vereist. De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4] Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de gronden van verdenking niet hoeft te vermelden en dat het niet aan deze rechtbank is om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer wordt verworpen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Head of the Department of the Ministry of Justice, Department of International Criminal Lawin Boedapest heeft op 8 maart 2023 de volgende garantie gegeven:
(…) pursuant to Article 5.3 of the Council Framework Decision of 13 June 2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between the Member States the Ministry of Justice of Hungary guarantees that [opgeëiste persoon] , after being heard and upon his request, shall be returned to the Netherlands in order to serve there the custodial sentence or detention order passed against him in Hungary.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens zijn waaruit blijkt dat er voldoende veiligheid in detentie wordt geboden. Daarbij is het niet duidelijk waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst en daar moet eerst uitsluitsel over komen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Hongarije geen beletsel vormen voor de overlevering, omdat er geen algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen is aangenomen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van haar eerder uitgezette lijn [5] , te weten dat in het algemeen geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen, nu de raadsvrouw geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Hongarije naar voren heeft gebracht die duiden op een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Hongarije. Dergelijke gegevens zijn ook niet ambtshalve bij de rechtbank bekend.
De rechtbank verwerpt het verweer en ziet dus ook geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen over waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst en de detentieomstandigheden waaraan hij na overlevering zal worden blootgesteld, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Szekszárd(Hongarije) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.