ECLI:NL:RBAMS:2023:3072

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22/5344
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Amsterdam het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, waarbij haar bijstandsuitkering over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 is herzien en teruggevorderd tot een bedrag van € 1.075,44. Eiseres, die sinds 1 augustus 2005 een bijstandsuitkering ontvangt, werd op 20 maart 2021 aangehouden in verband met haar aanwezigheid bij een hennepplantage. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van een medeverdachte, die tegenover de politie heeft verklaard dat eiseres ook heeft geknipt, voldoende grondslag bieden voor het standpunt van verweerder dat eiseres inkomsten heeft gehad uit wietknippen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij alleen aanwezig was om eten te brengen, maar de rechtbank hecht geen waarde aan deze verklaring, omdat deze niet wordt ondersteund door bewijs. De rechtbank concludeert dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden en dat verweerder bevoegd was om de bijstandsuitkering te herzien en terug te vorderen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/5344

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S.M. Ploegmakers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Mulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 22 november 2021, waarbij verweerder haar uitkering over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 herzien en teruggevorderd heeft tot een bedrag van € 1.075,44.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Eiseres ontvangt sinds 1 augustus 2005 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Participatiewet (Pw).
2.2
Op 23 maart 2021 heeft verweerder van de politie een melding en een proces-verbaal ontvangen dat eiseres op 20 maart 2021 is aangehouden in verband met haar aanwezigheid bij een hennepplantage. Na deze melding heeft verweerder een onderzoek gestart naar het recht op bijstand van eiseres.
2.3
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het Rapport Uitkeringsfraude van 17 september 2021. Daarin is het volgende vermeld. Op 20 maart 2021 is de politie binnengetreden in een woning in Apeldoorn. In de woning zijn onder meer kweekruimtes voor wietplanten en een knipruimte aangetroffen. De politie heeft in de woning acht personen, waaronder eiseres, aangehouden. Eiseres is als verdachte gehoord, waarbij zij zich beroept heeft op haar zwijgrecht. Op 13 september 2021 heeft een gesprek met eiseres plaatsgevonden. Eiseres heeft verklaard dat zij alleen op de hennepplantage aanwezig was om daar eten te brengen en niet om wiet te knippen. Zij zou alleen betaald krijgen voor de boodschappen die zij daar had gebracht.
2.4
De onderzoeksbevindingen zijn voor verweerder aanleiding geweest om het recht op bijstand over de periode 1 maart 2021 tot en met 31 maart te herzien en de ten onrechte verstrekte bijstand terug te vorderen. [1] Verweerder heeft aan de herziening ten grondslag gelegd dat uit het onderzoek naar voren is gekomen dat eiseres door middel van wietknippen dan wel het verzorgen van maaltijden, op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht en dat zij dit had moeten melden. Nu zij deze werkzaamheden niet heeft gemeld, heeft zij volgens verweerder de inlichtingenplicht [2] geschonden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder de bijstandsuitkering over de genoemde periode terecht heeft herzien en de teveel betaalde bijstand terecht heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden?
5. Eiseres voert aan dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Zij heeft geen wiet geknipt, maar was op de locatie om eten langs te brengen. Uit het proces-verbaal van de politie volgt volgens eiseres niet dat zij wiet aan het knippen was. De overgelegde e-mail van de heer [naam 1] van 17 mei 2022 bevestigt dat zij alleen op de locatie was om eten te regelen. Verweerder heeft ten onrechte geen waarde aan deze verklaring gehecht. Ook stelt eiseres fysiek niet in staat te zijn om te knippen en legt in dit kader een aantal medische stukken over. Volgens eiseres blijkt nergens uit dat zij in de genoemde periode aanvullende inkomsten heeft gegenereerd. Zij heeft dus ook niets hoeven te melden bij verweerder.
5.1
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de politie van 20 maart 2021 volgt dat eiseres samen met vijf andere personen is aangetroffen op de zolder van de locatie van de hennepplantage. Uit een proces-verbaal van de politie van 21 maart 2021 blijkt dat de heer [naam 1] tegenover de politie heeft verklaard dat hij samen met eiseres en zijn vriendin [naam 2] vanaf 20.00 uur op vrijdagavond op de locatie was aangekomen. Vervolgens heeft de heer [naam 1] onder meer het volgende verklaard:
“V: Dus jullie hebben al die tijd met zijn drieën zitten knippen?
A: Nee met z’n 4e. De eigenaar deed ook mee.
V: Wie heeft je gevraagd om te knippen?
A: Dat was [naam 3] . Die was ook aanwezig. [naam 3] wist dat ik 5 buitenplantjes had en dat ik goed kon knippen. Vandaar dat hij mij benaderde. Ik heb [eiseres](eiseres)
en [naam 2] meegenomen.(…)
V: Hoe vaak ben je daar geweest?
A: Dit is de 4e keer. Elke keer met hetzelfde groepje zoals jullie op de foto’s hebben. (…)
V: Hoe ging de communicatie met signal?
A: We worden door [naam 3] benaderd via signal. Ik zelf neem de dames die ik noemde mee.
V: Wat betaalt het?
A: Dat is 20 euro per uur. We werkten vorige keren 12 uur.”
De heer [naam 1] heeft het proces-verbaal waarin deze verklaringen zijn opgenomen bevestigd en ondertekend.
5.2
De verklaringen van de heer [naam 1] tegenover de politie samen met dat eiseres is aangetroffen op de locatie van de wietplantage, bieden naar het oordeel van de rechter voldoende grondslag voor verweerders standpunt dat eiseres in de genoemde periode inkomsten heeft gehad uit wietknippen. De heer [naam 1] heeft uitgebreid en voldoende duidelijk verklaard dat eiseres ook heeft geknipt. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het standpunt dat deze verklaringen op meerdere wijzen zijn te interpreteren. De heer [naam 1] heeft bovendien niet tegenover de politie verklaard dat eiseres mee kwam om het eten te verzorgen. Het uitgangspunt is dat in het algemeen mag worden uitgegaan van de juistheid van een tegenover de politie afgelegde en ondertekende verklaring en dat aan een latere intrekking of wijziging van die verklaring in beginsel geen betekenis toekomt. [3] De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden om van dat uitgangspunt af te wijken. Het is aan eiseres om te onderbouwen dat niet van de verklaringen tegenover de politie uitgegaan kan worden. Eiseres heeft op de zitting weliswaar verklaard dat de heer [naam 1] onder invloed was van medicatie tijdens zijn verklaringen tegenover de politie, maar heeft dit verder niet onderbouwd. Verweerder heeft dan ook aan de latere verklaring van de heer [naam 1] van 17 mei 2022, waarin hij verklaart dat eiseres daar slechts was om eten te regelen, geen waarde hoeven hechten. Uit de medische stukken die eiseres overgelegd heeft volgt bovendien niet dat zij fysiek niet in staat is om wiet te knippen.
5.3
Het had eiseres redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat het verrichten van deze activiteiten, die op geld waardeerbaar zijn, van invloed zijn op haar recht op bijstand. [4] Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden en daarop haar recht op bijstand in de genoemde periode mogen herzien. Hieruit vloeit ook voort dat verweerder bevoegd is de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand van eiseres terug te vorderen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, als zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Eiseres heeft hier echter niets over aangevoerd. Verweerder mocht daarom de uitkering over de periode van 1 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 herzien en terugvorderen tot een bedrag van € 1.075,44. Van dringende redenen om van terugvordering af te zien, is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet.
2.Zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2451, overweging 4.4.2.
4.Artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet.