4.99.De gemeente maakt aanspraak op een korting op de aanneemsom vanwege overschrijding van de opleverdatum. Zij vordert MVB te veroordelen tot betaling van de verbeurde korting, te berekenen vanaf de nader afgesproken datum van 4 oktober 2021 tot de datum van oplevering.
4.100. Tussen partijen is in geschil of zij de kortingsregeling zijn overeengekomen.
4.101. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de gemeente het volgende gesteld.
In artikel 00.02.42.01 van het bestek is een korting op de aanneemsom overeengekomen als bedoeld in paragraaf 42 UAV 2012 indien het werk niet op tijd wordt opgeleverd. Inmiddels is een aanzienlijke overschrijding van de oplevertermijn aan de orde. Gedurende de eerste twee weken na de overeengekomen opleverdatum bedraagt de korting € 500,- per werkdag en daarna € 1.000,- per werkdag. Tot en met week 52 van 2022 is een korting verbeurd van € 320.000,-. De berekening daarvan is overgelegd als productie 35.
Niet juist is dat de kortingsregeling zou zijn vervallen. De gemeente heeft alleen de in artikel 00.02.42.01 lid 90 van het bestek opgenomen boeteclausule met betrekking tot de begraafplaats laten vervallen. MVB heeft dat in de Lijst met Opmerkingen van 26 maart 2020 abusievelijk vertaald als “00.02.42 / kortingen compleet / vervallen”, waarna daarop akkoord is gekomen van de gemeente. De gemeente veronderstelde dat dit het vervallen van de boete in verband met de begraafplaats betrof. De kortingsregeling is nimmer ter sprake geweest tussen partijen. De gemeente biedt bewijs aan van de gemaakte afspraak om slechts de boete ter zake van de begraafplaats te laten vervallen.
4.102. MVB betwist dat de kortingsregeling is overeengekomen. Daartoe voert zij het volgende aan. Partijen hebben in afwijking van paragraaf 42 UAV 2012 een korting op de aanneemsom wegens te late oplevering van het werk contractueel uitgesloten. Dat blijkt uit de Lijst met Opmerkingen van 26 maart 2020. Die lijst behoort bij de Tekeningen- en documentenlijst die in de aanneemovereenkomst is genoemd als contractdocument 4a. Onder verwijzing naar bestekbepaling 00.02.42 is in de Lijst met Opmerkingen het onderdeel “kortingen compleet” vervallen verklaard, met akkoord van de gemeente. De gemeente heeft haar akkoord niet beperkt tot sub 90 van die bepaling, noch heeft zij onderscheid gemaakt tussen kortingen en boeteclausules.
4.103. De rechtbank overweegt als volgt. Aangezien de gemeente zich beroept op het bestaan van een betalingsverplichting van MVB rust op de gemeente de stelplicht dat partijen een kortingsregeling in de aanneemovereenkomst zijn overeengekomen. Paragraaf 42 lid 1 UAV 2012 bepaalt dat de opdrachtgever wegens te late oplevering van het werk aan de aannemer kortingen op de aanneemsom kan opleggen. Artikel 00.02.42 van het bestek luidt als volgt:
In de Lijst met Opmerkingen van 26 maart 2020 staat onder meer het volgende:
4.104. De vraag is of partijen met de opmerking en het daarbij vermelde akkoord in de Lijst van Opmerkingen zijn afgeweken van wat in het bestek staat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft T. Luijnenburg, projectmanager bij de gemeente, verklaard dat hij bij de besprekingen met MVB aanwezig is geweest, dat er nooit is gesproken over de kortingsregeling en dat er alleen is gesproken over de boete in verband met de begraafplaats. Tijdens de mondelinge behandeling heeft T. van der Vliet, directeur van MVB, verklaard dat hij denkt dat het vervallen van de kortingsregeling wel is besproken, maar dat hij zelf niet bij de besprekingen daarover met de gemeente is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank heeft MVB hiermee de door de gemeente gestelde lezing onvoldoende gemotiveerd betwist. MVB had in het kader van haar betwisting concreter moeten zijn over wanneer, met wie en op welke manier het vervallen van de kortingsregeling met de gemeente is besproken. Dat heeft zij niet gedaan. Daarom moet ervan uit worden gegaan dat het vervallen van de kortingsregeling tussen partijen niet is besproken. Om die reden hebben partijen de Lijst met Opmerkingen op dit punt zo mogen begrijpen dat alleen de boeteclausule in verband met overlast bij de begraafplaats is vervallen, en dus niet dat ook de kortingsregeling is vervallen.
Is de opleverdatum een fatale termijn?
4.105. Vervolgens is de vraag of MVB met ingang van 4 oktober 2021 de in artikel 00.02.42 van het bestek opgenomen korting verschuldigd is. In dit verband heeft MVB aangevoerd dat de overeengekomen oplevertermijn niet is aan te merken als een fatale termijn. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat de opleverdatum wel een fataal karakter heeft.
4.106. In artikel 6:83, aanhef en onder a, BW is bepaald dat het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft.
4.107. Uit deze bepaling volgt dat een tussen partijen overeengekomen termijn voor nakoming (“een voor de voldoening bepaalde termijn”) in beginsel ‘fataal’ is. Dat is alleen anders, indien blijkt dat de termijn een andere strekking heeft dan die van een fatale termijn. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot het bestaan van een voor de voldoening bepaalde termijn rusten op de gemeente. De stelplicht en bewijslast in verband met de uitzondering, dus de aanwezigheid van een andere strekking van die termijn dan de strekking van een fatale termijn, rusten op MVB, omdat dit een bevrijdend verweer is. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:315, en de bijbehorende conclusie van de A-G (ECLI:NL:PHR:2022:1025). 4.108. Partijen hebben in dit geval in de aanneemovereenkomst expliciet opgenomen dat de oplevering van het werk
uiterlijkop 16 september 2021 moet plaatshebben. Daarmee is sprake van een voor voldoening bepaalde termijn als bedoeld in artikel 6:83, aanhef en onder a, BW. De rechtbank volgt MVB niet in haar argument dat de opleverdatum is gebaseerd op haar concept-planning en dat die planning slechts als een leidraad moet worden beschouwd. Uit de concept-planning van 6 april 2020 blijkt namelijk dat MVB (eventuele onwerkbare dagen buiten beschouwing gelaten) op dat moment uitging van oplevering in de week van 5 juli 2021. De in de aanneemovereenkomst vastgelegde uiterlijke opleverdatum van 16 september 2021 hield dus al rekening met extra tijd voor MVB. De omstandigheid dat partijen de kortingsregeling zijn overeengekomen, bevestigt bovendien het fatale karakter van de opleverdatum. Op grond van paragraaf 42 lid 5 UAV 2012 worden kortingen immers verbeurd enkel ten gevolge van het verschijnen van de bepaalde dag, zonder dat een ingebrekestelling nodig is om daarvan te doen blijken.
4.109. Aangezien de aanvankelijk overeengekomen opleverdatum van 16 september 2021 het karakter van een fatale termijn had, geldt dat ook voor de in de zomer van 2021 nader tussen partijen overeengekomen opleverdatum van 4 oktober 2021. MVB heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat die laatste datum een andere strekking heeft.
4.110. De conclusie is dat MVB een korting op de aanneemsom verschuldigd is sinds 4 oktober 2021 tot de dag van oplevering. Vordering III is dus toewijsbaar.
Vorderingen IV en V(schadevergoeding)
4.111. In de akte eiswijziging heeft de gemeente gevorderd om MVB te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 587.017,-. Dat is volgens de gemeente de door haar tot en met eind december 2022 geleden schade. Bij de akte eiswijziging heeft de gemeente als productie 36 een overzicht met schadeposten overgelegd. De gemeente heeft gesteld dat de gevorderde schade onder meer bestaat uit extra adviseurskosten en kosten voor het langer in stand houden van de oudbouw.
Daarnaast heeft de gemeente gevorderd voor recht te verklaren dat MVB verdere schade, die de gemeente nog zal lijden als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen onder de overeenkomst, moet vergoeden. Volgens de gemeente kunnen de schadevergoeding en de korting op de aanneemsom naast elkaar worden gevorderd, omdat de korting het karakter van een prikkel tot nakoming heeft en schadevergoeding niet uitsluit.
4.112. MVB heeft het volgende verweer gevoerd. Primair heeft de korting op de aanneemsom het karakter van een boete en van een gefixeerde schadevergoeding. Daarmee is geen ruimte voor volledige of aanvullende schadevergoeding. Partijen zijn niet afgeweken van artikel 6:92 lid 2 BW. Subsidiair heeft de gemeente niet voldaan aan haar stel- en bewijsplicht voor wat betreft het bestaan en de omvang van de schade. Productie 36 is een schadestaat zonder toelichting en zonder bewijsstukken. Sommige schadeposten zijn wel erg breed geformuleerd en bij gebrek aan onderbouwing is niet te toetsen of aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW is voldaan. Verder bestrijdt MVB dat de schade in causaal verband staat met een tekortkoming van MVB.
4.113. De rechtbank overweegt dat de kortingsregeling in paragraaf 42 UAV 2012 een tweeledig karakter heeft. Aan de ene kant is het een prikkel om tijdig na te komen en aan de andere kant wordt hiermee de hoogte van de (vertragings)schade gefixeerd. Dit laatste brengt in principe mee dat niet de werkelijke schade kan worden gevorderd, tenzij dat uitdrukkelijk is overeengekomen (zie ook het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:2378). Gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat, naast de korting, ook de werkelijke schade kan worden gevorderd. Dat betekent dat de gemeente niet eveneens vergoeding van schade kan vorderen wegens de vertraging in de voltooiing en oplevering van het werk. Om die reden moeten de vorderingen IV en V worden afgewezen. Vordering VI(buitengerechtelijke kosten)
4.114. De gemeente vordert op grond van het rapport BGK-integraal 2013 een bedrag van € 3.275,- als vergoeding van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. MVB heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Niet betwist is dat namens de gemeente buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De hoogte van het door de gemeente gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en die tarieven worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
Slotsom, dwangsom en proceskosten
4.115. De slotsom is dat de vorderingen I tot en met III en VI toewijsbaar zijn, behalve voor zover in het kader van vordering I van bepaalde werkzaamheden is geoordeeld dat deze niet tot het opgedragen werk behoren. De vorderingen IV en V worden afgewezen.
4.116. De rechtbank ziet onvoldoende reden om aan de veroordeling om het werk uiterlijk op 1 januari 2024 op te leveren een dwangsom te verbinden. Vooralsnog kan ervan uit worden gegaan dat de korting die MVB verschuldigd is voor elke werkdag dat geen oplevering plaatsvindt, gerekend vanaf 4 oktober 2021, een voldoende prikkel tot tijdige nakoming vormt.
4.117. MVB zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de gemeente worden veroordeeld. Die kosten worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht 2.837,00
- salaris advocaat
6.826,00(2,0 punten × tarief € 3.413,00)
Totaal € 9.788,03
4.118. De nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zijn toewijsbaar op de wijze als hieronder in de beslissing is vermeld.