ECLI:NL:RBAMS:2023:33

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
13/238251-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf in Frankrijk

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft de tenuitvoerlegging van een in Frankrijk opgelegde vrijheidsstraf van vijf jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Frankrijk, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 20 december 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB onderzocht, waarin werd vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces in Frankrijk, maar dat hij een gemachtigd raadsman had. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het EAB en dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was. Tevens werd vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, ontvoering, onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet valt, en dat de dubbele strafbaarheid niet verder onderzocht hoefde te worden.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Nîmes beoordeeld en vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling. Echter, op basis van een garantie van de Franse autoriteiten dat de opgeëiste persoon niet in de gevangenis van Nîmes zou worden ondergebracht, concludeerde de rechtbank dat dit gevaar was weggenomen. Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/238251-22
RK nummer: 22/4551
Datum uitspraak: 3 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 april 2021 door de
Procureur General près de la Cour d’Appel de Nancy, Frankrijk, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Franse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
contradictorisch vonnis van de Kamer van correctioneel beroep van het Hof van Beroep van Nancyvan 16 november 2020, met kenmerk: 20/696 (JIRS).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaar, 11 maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In het EAB is in onderdeel d) vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces. Onder 3.2 van onderdeel d) is het volgende meegedeeld:
de betrokken persoon, op de hoogte van het voorzien proces, heeft een volmacht aan zijn raadgever gegeven die ofwel door de betrokken persoon werd aangewezen ofwel door de staat om hem te verdedigen bij de terechtzitting en inderdaad door zijn raadgever gedurende de terechtzitting werd verdedigd.
De raadsman heeft betoogd dat er sprake lijkt te zijn van een gemachtigd raadsman, echter is niet duidelijk of de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte is gesteld van de behandelingen van de zaak.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het EAB. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12 OLW, sub b, OLW zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 16, te weten:
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [1] dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Namens de uitvaardigende justitiële autoriteit is bij e-mailbericht van 12 december 2022 het volgende meegedeeld:
Following your request, I guarantee to date in a certain and unconditional manner that Mr. [opgeëiste persoon] will not be incarcerated in the prison of NIMES
Gelet op deze garantie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor omschreven reële gevaar op een onmenselijk of vernederende behandeling in de detentie-instelling in Nîmes voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in Nîmes geen beletsel voor de overlevering vormen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur General près de la Cour d’Appel de Nancy, Frankrijk voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. Van Kesteren en mr. G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.