ECLI:NL:RBAMS:2023:3362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
13-076147-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en munitie met bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 1980, werd op 26 maart 2022 in Amsterdam aangehouden na een melding die leidde tot een doorzoeking van zijn woning. Tijdens deze doorzoeking werd een revolver van het merk BBM / Bruni en 13 patronen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de melding voldoende specifiek was en dat er geen sprake was van een vormverzuim in het opsporingsonderzoek. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, mede door een psychiatrisch onderzoek waaruit bleek dat hij waarschijnlijk lijdt aan schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en de noodzaak om de verdachte te behandelen en te begeleiden om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13-076147-22
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.L.J. Smit, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.A. van Schaik, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het op 26 maart 2022 te Amsterdam voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie (WWM).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek?

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het is onbekend gebleven wie de melder was die een verklaring heeft afgelegd over verdachte, omdat de verklaring onder nummer is opgenomen. Zonder enige verificatie is de politie vervolgens de woning van verdachte binnengegaan. Een enkele tip is onvoldoende om tot doorzoeking van een woning over te gaan. De politie had minder ingrijpende middelen kunnen inzetten, zoals verdachte de gelegenheid bieden om het wapen uit te leveren. De schending is dermate ernstig dat bewijsuitsluiting het gevolg moet zijn.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een vormverzuim, nu de melding voldoende specifiek is doordat de melder de naam van verdachte heeft genoemd en een recente foto heeft getoond.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim op grond van artikel 359a Sv. Op 25 maart 2022 verklaart getuige met nummer 3915849 dat verdachte in het bezit zou zijn van een vuurwapen. De politie ontvangt van deze getuige ook een foto van een tasje met daarin een vuurwapen. De politie is vervolgens op 26 maart 2022 de woning van verdachte binnengetreden en hier is een wapen aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de getuige met nummer 3915849 een voldoende concrete en specifieke verklaring heeft afgelegd, ondersteund door een recente foto van het wapen, waardoor dit voldoende was voor een verdenking op basis van artikel 49 van de WWM. De rechtbank benadrukt dat voornoemde getuige een verklaring bij de politie heeft afgelegd en de rechtbank gaat er vanuit dat de politie de gegevens van deze getuige heeft geverifieerd. Het gaat hier dus in zoverre niet om een anonieme melder. Daarnaast is het voorhanden hebben van een wapen een dusdanig ernstig feit dat – na de concrete en specifieke informatie van de getuige – het proportioneel was om over te gaan tot doorzoeking van de woning van verdachte. Gelet op het vorenstaande wordt het verweer van de raadsman verworpen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het voorhanden van het vuurwapen en de munitie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen – waaronder de bekennende verklaring van verdachte – bewezen dat verdachte zich op 26 maart 2022 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen van het merk BBM / Bruni en munitie, te weten 13 patronen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 26 maart 2022 te Amsterdam,- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk BBM / Bruni, type Olympic 38, kaliber .22 long rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten in totaal 13 patronen van het kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad;

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest op te leggen. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijke deel de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en urinecontroles te koppelen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij het opleggen van een straf verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft naar eigen zeggen het vuurwapen aangeschaft omdat hij zich bedreigd voelde, maar beseft dat wat hij heeft gedaan niet goed is. Hij heeft dagbesteding in de vorm van werk, een eigen woning en het toezicht door de reclassering loopt goed. Verdachte wil daarnaast meewerken aan alle voorwaarden. De raadsman heeft – gelet op de positieve ontwikkelingen van verdachte – zich op het punt gesteld dat een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook tot de mogelijkheden behoort.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik hiervan en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is van oordeel dat daarom tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 24 november 2022. Verdachte is eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar dit gaat niet om feiten waarmee de rechtbank rekening houdt bij het bepalen van de straf in deze zaak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoek van 30 juli 2022, opgesteld door psychiater i.o. L. Ahannach, onder supervisie van psychiater R.A. Graaff. Hieruit volgt dat bij verdachte waarschijnlijk sprake is van schizofrenie, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van middelen (cannabis). Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van voornoemde stoornissen. De betekenisverlening aan de situatie was op grond van de psychotische belevingen zeker in die mate verstoord dat verdachte niet volledig in staat kon worden geacht zijn wil, overeenkomstig een dergelijk besef, te bepalen en zijn handelen daarin te kunnen sturen. Op basis hiervan wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusies over en houdt hier in straf verminderende zin rekening mee bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft in de strafoplegging ook rekening gehouden met het advies van de reclassering van 6 december 2022, opgesteld door [reclasseringsmedewerker 1] , reclasseringswerker. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. De reclassering ziet het werk en de huisvesting van verdachte als een contra-indicatie voor een langer durende onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In een e-mail van 16 december 2022 heeft voornoemde reclasseringswerker de bijzondere voorwaarde van ambulante behandeling aangepast in die zin dat het advies is om verdachte te laten behandelen door De Waag of Inforsa, of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. Op de zitting heeft [reclasseringsmedewerker 2] , reclasseringswerker en toezichthouder van verdachte, het reclasseringsadvies nader toegelicht en benadrukt dat de ambulante behandeling van verdachte goed verloopt. Een ambulante behandeling wordt op dit moment als voldoende geacht. In aanvulling op het reclasseringsadvies van 6 december 2022 heeft [reclasseringsmedewerker 2] op de zitting geadviseerd om – gelet op het cannabisgebruik van verdachte – ook urinecontroles als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Naast het voorhanden hebben van een vuurwapen heeft verdachte ook munitie voorhanden gehad, waarbij sprake is van eendaadse samenloop zoals bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ziet, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, reden om af te wijken van het oriëntatiepunt. Hoewel het gaat om een zeer ernstig feit acht de rechtbank het onwenselijk om de positieve ontwikkeling van verdachte te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat verdachte behandeld wordt en wil de rechtbank er voor waken verdachte te ‘overvragen’ door naast deze behandeling en de voltijdsbaan aan verdachte ook nog een taakstraf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden - een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling door de Waag of Inforsa en urinecontroles - geïndiceerd om de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

10.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is het volgende inbeslaggenomen:
- 1 DV Munitie (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166876);
- 1 STK Wapen (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166858);
- 5 STK Munitie (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166878).
De officier van justitie heeft verzocht om voornoemde voorwerpen te onttrekken aan het verkeer. De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onttrokken dienen te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerp het bewezen geachte is begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en Munitie.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
86 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de na te noemen bijzondere voorwaarden.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen nadat onderhavig vonnis onherroepelijk is geworden, meldt bij Reclassering Nederland, [adres reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de Waag of Inforsa, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan het afnemen van urinecontroles zodat de reclassering het middelengebruik van veroordeelde kan monitoren.
Voorwaardendaarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 DV Munitie (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166876);
  • 1 STK Wapen (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166858);
  • 5 STK Munitie (omschrijving: PL1300-2022058328-G6166878).
Voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mr. E. van den Brink en mr. J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2023.
[...]