ECLI:NL:RBAMS:2023:3451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/289044-22 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met aandacht voor detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren in België. De opgeëiste persoon, geboren op 27 april 1962, was op dat moment gedetineerd in Nederland en werd gevraagd om overgeleverd te worden aan België. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België zorgvuldig beoordeeld, met bijzondere aandacht voor de waarborgen die door de Belgische autoriteiten waren gegeven met betrekking tot de behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering.

Tijdens de zittingen op 16 november en 13 december 2022, en later op 21 februari 2023, heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentiegaranties van België beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling in België, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft daarom de beslissing over de overlevering aangehouden om te onderzoeken of de detentieomstandigheden zouden verbeteren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank op basis van de verstrekte garanties van de Belgische autoriteiten geoordeeld dat het eerder vastgestelde gevaar was weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/289044-22 (EAB II)
RK nummer: 22/4700
Datum uitspraak: 7 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 november 2022 door de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op 27 april 1962,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres opgeëiste persoon] ,
verblijfadres: [verblijfadres opgeëiste persoon] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 16 november 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.N. Hameleers, waarnemend voor
mr. J.H.L. Antonides, beiden advocaat te Roermond.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst. Er waren twee EAB’s uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon en de raadsman had zich niet dan wel onvoldoende voorbereid voor de behandeling van het onderhavige EAB.
Zitting 13 december 2022
De rechtbank heeft het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 16 november 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsma, mr. T.J.N. Hameleers, waarnemend voor mr. J.H.L. Antonides, beiden advocaat te Roermond.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 27 december 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten beoordeeld. Daarnaast heeft zij geoordeeld dat de verstrekte terugkeergarantie voldoende is en dat de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet van toepassing is. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend en geschorst in verband met de detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) voor de opgeëiste persoon in detentie in België, omdat de detentieomstandigheden niet voldoen. Omdat bij wijziging van deze omstandigheden dit gevaar alsnog zou kunnen worden uitgesloten, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden om op de volgende zitting te onderzoeken of die eventuele wijziging in de detentieomstandigheden zou zijn opgetreden. De rechtbank heeft daartoe een redelijke termijn gesteld van maximaal 60 dagen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen om die reden ook met 60 dagen verlengd.
Zitting 21 februari 2023
De rechtbank heeft het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 27 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J.N. Hameleers, advocaat te Roermond.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Artikel 11 OLW

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden. [1]
Bij brief van 12 januari 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is de volgende garantie gegeven:
(…)
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Hasselt indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
(…)
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm;
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau;
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
(…)
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan de welke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de gegeven detentiegarantie niet voldoet, omdat de detentieomstandigheden zoals geschetst in de detentiegarantie volstrekt anders zijn dan de feitelijke situatie in Belgische detentie-instellingen. De raadsman heeft in dit kader verwezen naar een zaak waarin een (soort)gelijke detentiegarantie was verstrekt, maar de betreffende opgeëiste persoon alsnog werd gedetineerd onder vreselijke omstandigheden. Daarnaast is met de gegeven garantie onvoldoende gewaarborgd dat de opgeëiste persoon na overlevering in de gevangenis in België de medische behandeling krijgt die hij nodig heeft, aldus de raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekte detentiegarantie volstaat en heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele detentiegarantie. [2]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het (eerder) vastgestelde individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De medische gesteldheid van de opgeëiste persoon maakt dit niet anders. Dit kan mogelijk een rol spelen bij de afweging of feitelijke overlevering (tijdelijk) achterwege moet blijven (overeenkomstig artikel 35, derde lid, van de OLW). Die beslissing staat echter los van de door de rechtbank te nemen beslissing omtrent de toelaatbaarheid van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Tongeren (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.