ECLI:NL:RBAMS:2023:3453

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/310543-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en rechtsbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Italië. De opgeëiste persoon, geboren in Spanje in 1974, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld tijdens openbare zittingen op 10 januari en 21 februari 2023, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, dat betrekking heeft op een vrijheidsstraf van 12 jaar, waarvan nog 9 jaar resteert.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering niet geweigerd kan worden op basis van artikel 12 OLW, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep. De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting die leidde tot het vonnis in Italië en dat de garanties onvoldoende zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzetsgarantie voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Italië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/310543-22
RK nummer: 22/4950
Datum uitspraak: 24 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
1 maart 2022 door
the Office of the Prosecutor of the Republic of Naples – 10th Division – Enforcement Office(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Spanje) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 10 januari 2023
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Spaanse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek geschorst in afwachting van een officiële vertaling van de aanvullende informatie van 9 januari 2023, die namens de uitvaardigende justitiële autoriteit is verstrekt, en de daaropvolgende schriftelijke reactie van partijen.
Zitting 21 februari 2023
De rechtbank heeft – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – het onderzoek op 21 februari 2023 hervat in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Spaanse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Spaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment by the Court of Naples(Italië) van 17 september 2015 (referentienummer: SIEP 2648/17 – 12928/15 rg Sentenze).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 12 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 9 jaren. Deze vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB is – voor zover hier relevant – het volgende opgenomen:
(…) our prosecution system envisages the legal arrangement of restoration of the previous time limit in order to lodge an out of time appeal, provided that the defendant can prove that he had no actual knowledge of the proceedings pending against him or of the execution of individual procedural activities for reasons not attributable to his fault.
De uitvaardigende autoriteit heeft bij brief van 9 januari 2023 het volgende verklaard:
(…) [opgeëiste persoon] may ask for a restoration in the earlier deadline to
challenge the judgment within the deadline set forth in Article 175, paragraph 2 bis
of the Code of Criminal Procedure, i.e. thirty days after the day of surrender from a
foreign country.
Considering that any service of process was effected by delivery to the court
appointed defence lawyer and it is reasonable to believe that [opgeëiste persoon]
has never havsan appropriate professional relationship with this lawyer, and based
on the trial case file the offender had apparently no knowledge of the proceedings
against him, which was concluded by a first-instance judgment, our prosecuting
office believes that in the case at issue there are all the conditions for the Court of
Appeal to make a positive decision after being submitted a request for restoration in
the previous deadline to appeal against the judgment and for [opgeëiste persoon]
to be able to challenge the judgment handed down by the Court of Naples on
17.09.2015.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet wist van de zitting en dat de opgeëiste persoon niet heeft getekend voor ontvangst van de oproep. Deze is aan diens vader betekend, met wie de opgeëiste persoon destijds geen contact had. Verder is geen sprake van een garantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. De verstrekte garantie is onvoldoende onvoorwaardelijk. Dit volgt uit de aanvullende informatie. Daaruit blijkt dat een bij verstek veroordeelde een verzoek kan indienen bij het gerechtshof voor het verkrijgen van een nieuwe termijn voor het instellen van hoger beroep, waarbij op de veroordeelde de bewijslast rust dat hij geen kennis had van de zitting in eerste aanleg en het niet (tijdig) instellen van hoger beroep niet aan hem te wijten is. Dat het gerechtshof dit verzoek zal toewijzen, is slechts het standpunt van het Italiaanse Openbaar Ministerie. Dat is onvoldoende. De Italiaanse advocate van de opgeëiste persoon heeft bovendien een verzoek ingediend tot het vergunnen van een nieuwe termijn voor hoger beroep bij het gerechtshof in Napels, welk verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Dat betekent dat geen van de omstandigheden uit artikel 12 OLW aan de orde is. Nu daarnaast de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de datum en plaats van de zitting die tot het vonnis van 17 september 2015 heeft geleid en hem daarvan ook geen verwijt kan worden gemaakt, zou het toestaan van de overlevering een schending van zijn verdedigingsrechten opleveren. De overlevering moet daarom worden geweigerd. Mocht de rechtbank dit standpunt niet volgen, dan heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om de aanvullende informatie van 3 februari 2023, met onder meer de beslissing van het gerechtshof in Napels, te laten vertalen door een officiële vertaler.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verzetsgarantie voldoet aan de eisen van artikel 12 sub d OLW.
Oordeel rechtbank
Dee uitvaardigende autoriteit heeft in de brief van 9 januari 2023 aangegeven dat en op welke wettelijke grond (artikel 175 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering (CCP)) de opgeëiste persoon gerechtigd is om een verzoek in dienen tot herstel van de termijn voor het indienen van hoger beroep, alsook waarom het Italiaanse Openbaar Ministerie van mening is dat dit verzoek door het gerechtshof in Napels zal worden ingewilligd, met als gevolg dat hij binnen de oorspronkelijke 30 dagen alsnog hoger beroep kan instellen tegen het vonnis in eerste aanleg van 17 september 2015.
Uit de e-mail van 20 januari 2023 van [naam politieagent] ,
Policy officer to the Liaison Magistrate for the Netherlands in Italy, volgt dat de procedure die namens de opgeëiste persoon aanhangig is gemaakt bij het gerechtshof in Napels, ziet op een andere procedure dan die waarop de verzetsgarantie betrekking heeft. De procedure die hij heeft gevolgd is gebaseerd op artikel 629bis CCP, terwijl de verzetsgarantie betrekking op de procedure die hij aanhangig kan maken op grond van artikel 175 CCP. Op grond van artikel 175 CCP rust de bewijslast dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure bij de officier van justitie, niet bij de opgeëiste persoon.
Op 3 februari 2023 heeft de uitvaardigende autoriteit aanvullende informatie verstuurd, waaronder, in de bijlage, de beslissing van het gerechtshof in Napels in de procedure die aanhangig was gemaakt namens de opgeëiste persoon. In het dossier bevindt zich hiervan een beknopte en onofficiële vertaling. Daarin is – voor zover hier relevant – te lezen dat het gerechtshof in Napels de opgeëiste persoon niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzoek en daarbij heeft laten weten dat de opgeëiste persoon niet de juiste procedure had gevolgd en dat hij een procedure aanhangig had moeten maken op grond van artikel 175 CCP.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de verzetsgarantie, bezien in samenhang met de hiervoor opgesomde aanvullende informatie, aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet ook geen reden om nadere vragen te stellen aan de Italiaanse autoriteiten.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Voor een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) aangenomen.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 30 maart 2021 [1] , waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
Gelet op deze algemene detentiegarantie is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake is van een reëel gevaar van schending van door het Handvest gewaarborgde grondrechten.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic of Naples – 10th Division – Enforcement Office(Italië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.