3.1.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB is – voor zover hier relevant – het volgende opgenomen:
(…) our prosecution system envisages the legal arrangement of restoration of the previous time limit in order to lodge an out of time appeal, provided that the defendant can prove that he had no actual knowledge of the proceedings pending against him or of the execution of individual procedural activities for reasons not attributable to his fault.
De uitvaardigende autoriteit heeft bij brief van 9 januari 2023 het volgende verklaard:
(…) [opgeëiste persoon] may ask for a restoration in the earlier deadline to
challenge the judgment within the deadline set forth in Article 175, paragraph 2 bis
of the Code of Criminal Procedure, i.e. thirty days after the day of surrender from a
foreign country.
Considering that any service of process was effected by delivery to the court
appointed defence lawyer and it is reasonable to believe that [opgeëiste persoon]
has never havsan appropriate professional relationship with this lawyer, and based
on the trial case file the offender had apparently no knowledge of the proceedings
against him, which was concluded by a first-instance judgment, our prosecuting
office believes that in the case at issue there are all the conditions for the Court of
Appeal to make a positive decision after being submitted a request for restoration in
the previous deadline to appeal against the judgment and for [opgeëiste persoon]
to be able to challenge the judgment handed down by the Court of Naples on
17.09.2015.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet wist van de zitting en dat de opgeëiste persoon niet heeft getekend voor ontvangst van de oproep. Deze is aan diens vader betekend, met wie de opgeëiste persoon destijds geen contact had. Verder is geen sprake van een garantie zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. De verstrekte garantie is onvoldoende onvoorwaardelijk. Dit volgt uit de aanvullende informatie. Daaruit blijkt dat een bij verstek veroordeelde een verzoek kan indienen bij het gerechtshof voor het verkrijgen van een nieuwe termijn voor het instellen van hoger beroep, waarbij op de veroordeelde de bewijslast rust dat hij geen kennis had van de zitting in eerste aanleg en het niet (tijdig) instellen van hoger beroep niet aan hem te wijten is. Dat het gerechtshof dit verzoek zal toewijzen, is slechts het standpunt van het Italiaanse Openbaar Ministerie. Dat is onvoldoende. De Italiaanse advocate van de opgeëiste persoon heeft bovendien een verzoek ingediend tot het vergunnen van een nieuwe termijn voor hoger beroep bij het gerechtshof in Napels, welk verzoek niet-ontvankelijk is verklaard. Dat betekent dat geen van de omstandigheden uit artikel 12 OLW aan de orde is. Nu daarnaast de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de datum en plaats van de zitting die tot het vonnis van 17 september 2015 heeft geleid en hem daarvan ook geen verwijt kan worden gemaakt, zou het toestaan van de overlevering een schending van zijn verdedigingsrechten opleveren. De overlevering moet daarom worden geweigerd. Mocht de rechtbank dit standpunt niet volgen, dan heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om de aanvullende informatie van 3 februari 2023, met onder meer de beslissing van het gerechtshof in Napels, te laten vertalen door een officiële vertaler.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de verzetsgarantie voldoet aan de eisen van artikel 12 sub d OLW.
Dee uitvaardigende autoriteit heeft in de brief van 9 januari 2023 aangegeven dat en op welke wettelijke grond (artikel 175 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering (CCP)) de opgeëiste persoon gerechtigd is om een verzoek in dienen tot herstel van de termijn voor het indienen van hoger beroep, alsook waarom het Italiaanse Openbaar Ministerie van mening is dat dit verzoek door het gerechtshof in Napels zal worden ingewilligd, met als gevolg dat hij binnen de oorspronkelijke 30 dagen alsnog hoger beroep kan instellen tegen het vonnis in eerste aanleg van 17 september 2015.
Uit de e-mail van 20 januari 2023 van [naam politieagent] ,
Policy officer to the Liaison Magistrate for the Netherlands in Italy, volgt dat de procedure die namens de opgeëiste persoon aanhangig is gemaakt bij het gerechtshof in Napels, ziet op een andere procedure dan die waarop de verzetsgarantie betrekking heeft. De procedure die hij heeft gevolgd is gebaseerd op artikel 629bis CCP, terwijl de verzetsgarantie betrekking op de procedure die hij aanhangig kan maken op grond van artikel 175 CCP. Op grond van artikel 175 CCP rust de bewijslast dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure bij de officier van justitie, niet bij de opgeëiste persoon.
Op 3 februari 2023 heeft de uitvaardigende autoriteit aanvullende informatie verstuurd, waaronder, in de bijlage, de beslissing van het gerechtshof in Napels in de procedure die aanhangig was gemaakt namens de opgeëiste persoon. In het dossier bevindt zich hiervan een beknopte en onofficiële vertaling. Daarin is – voor zover hier relevant – te lezen dat het gerechtshof in Napels de opgeëiste persoon niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzoek en daarbij heeft laten weten dat de opgeëiste persoon niet de juiste procedure had gevolgd en dat hij een procedure aanhangig had moeten maken op grond van artikel 175 CCP.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de verzetsgarantie, bezien in samenhang met de hiervoor opgesomde aanvullende informatie, aan de eisen van artikel 12 sub d OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet ook geen reden om nadere vragen te stellen aan de Italiaanse autoriteiten.