In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Opole, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1995, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen en vervalsing van documenten. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 mei 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw over de schending van grondrechten in Polen en de detentieomstandigheden in de gevangenis van Barczewo beoordeeld. De raadsvrouw verzocht om de zaak aan te houden voor nadere vragen aan de Poolse autoriteiten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van een individueel gevaar voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar in dit geval was er geen bewijs dat dit een concrete invloed had op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon.
Wat betreft de detentieomstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Poolse gevangenissen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in eerdere uitspraken beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden in de gevangenis van Barczewo niet voldoende zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering van de opgeëiste persoon toe.