ECLI:NL:RBAMS:2023:3481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/060158-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en rechtsstaat in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Opole, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1995, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in verdovende middelen en vervalsing van documenten. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 4 mei 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw over de schending van grondrechten in Polen en de detentieomstandigheden in de gevangenis van Barczewo beoordeeld. De raadsvrouw verzocht om de zaak aan te houden voor nadere vragen aan de Poolse autoriteiten, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van een individueel gevaar voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar in dit geval was er geen bewijs dat dit een concrete invloed had op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon.

Wat betreft de detentieomstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Poolse gevangenissen. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in eerdere uitspraken beoordeeld en geconcludeerd dat de omstandigheden in de gevangenis van Barczewo niet voldoende zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering van de opgeëiste persoon toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/060158-22
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2021 door
the Circuit Court in Opole,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
verblijfadres: [verblijfadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 mei 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.M.P. van Eijsden, advocaat in Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Court Ruling of the Circuit court in Opole(Polen) van 2 april 2020 (referentienummer: VII Kz 170/20).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder de nummers 1, 5 en 23, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

Standpunt van de raadsvrouw

De raadsvrouw heeft aan de hand van haar pleitnota verzocht om de zaak aan te houden en nadere vragen te stellen te stellen aan de Poolse autoriteiten, zodat kan worden gegarandeerd dat de grondrechten van de opgeëiste persoon niet worden geschonden. De rechter die het EAB heeft uitgevaardigd, M. Marciniak, is benoemd door de Poolse Raad voor de Rechtspraak (KRS). Het is van belang om te weten in hoeverre deze rechter betrokken zal zijn bij het verdere verloop van de strafzaak.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er in het geval van de opgeëiste persoon niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten. Daarnaast is de rechter die het EAB heeft uitgevaardigd een andere rechter dan de rechter die het nationale aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd. Er zijn in deze zaak geen aanwijzingen dat de structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde een concrete invloed hebben gehad of zullen hebben op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat – noch die doen vermoeden dat – die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5] De rechter die het EAB heeft uitgevaardigd is immers een andere rechter dan de rechter die de strafzaak gaat behandelen, nog daargelaten dat de betrokkenheid van de KRS bij de benoeming van een rechter op zichzelf niet volstaat ter rechtvaardiging van een weigering van de overlevering. [6]
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten.

6.Artikel 11 OLW: Detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft aan de hand van haar pleitnota verzocht om de zaak aan te houden en nadere vragen te stellen te stellen aan de Poolse autoriteiten, zodat kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet in de gevangenis van Barczewo zal worden gedetineerd. De raadsvrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek verwezen naar een (nieuwsbericht naar aanleiding van het) rapport van de Nationale Ombudsman van Polen van 17 januari 2023, waaruit blijkt dat onder meer sprake is van martelingen in de gevangenis in Barczewo. Er bestaat voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling indien hij na overlevering de kans loopt dat hij wordt gedetineerd in de gevangenis in Barczewo.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in Polen geen sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in detentie, zodat de overlevering kan worden toegestaan. Gelet op hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak ML heeft geoordeeld, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit verplicht uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [7] Het is in deze zaak niet waarschijnlijk dat de opgeëiste persoon in de detentie-instelling in Barczewo wordt geplaatst, gelet op de grote geografische afstand tussen Opole en Barczewo.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat ook dit verweer niet slaagt.
De rechtbank hanteert bij de toetsing van het verweer ten aanzien van de detentieomstandigheden het kader, zoals dat is gegeven door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 5 april 2016. [8] De rechtbank heeft eerder naar aanleiding van overleveringsverzoeken uit Polen de detentieomstandigheden daar beoordeeld, waarbij, onder meer in haar uitspraak van 22 oktober 2018 [9] is vastgesteld dat uit de beschikbare gegevens over de algemene detentieomstandigheden in Polen niet blijkt van een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest.
In eerdere uitspraken heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden die worden omschreven in het nieuwsbericht – dat ziet op het rapport van de Poolse ombudsman van 17 januari 2023 - schokkend zijn, maar dat dit onvoldoende is om een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Poolse gevangenissen, inclusief die in Barczewo, aan te nemen. [10] Daarbij komt dat het gezien de ligging van de gevangenis in Barczewo niet waarschijnlijk is dat de opgeëiste persoon daar zal worden gedetineerd. Het EAB is namelijk uitgevaardigd door de rechtbank in Opole, dat op ruime afstand van deze gevangenis aan de andere kant van Polen ligt.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de detentieomstandigheden geen beletsel vormen voor het toestaan van de overlevering. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om nadere vragen te stellen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Opole(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
6.HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)), punt 76.
7.HvJEU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589 (ML).
8.ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru).