ECLI:NL:RBAMS:2023:3556

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
13/082130-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 31 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Warschau, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1976 in Polen, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 17 mei 2023 gehouden, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon was aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Aalmoes, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2020 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar, waarvan nog elf maanden en 28 dagen resteert. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd op basis van de Overleveringswet (OLW) en heeft de relevante juridische bepalingen in acht genomen.

Na beoordeling van de zaak concludeert de rechtbank dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/082130-23
Datum uitspraak: 31 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 24 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 juli 2020 door
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1976,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgement of District Court for Warszawa-Mokotów in Warsaw of
9 March 2018, reference III K 795/16.Uit de informatie onder F van het EAB blijkt dat in
hoger beroep het
Regional Court in Warsawop 10 juli 2018 ref. no. X K 547/18 uitspraak heeft gedaan in deze zaak.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog elf maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit de aanvullende informatie van 10 mei 2023 volgt dat de zaak in hoger beroep ten gronde is behandeld. De rechtbank zal daarom alleen het proces in hoger beroep toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - zich de omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In de aanvullende informatie van 10 mei 2023 is aangegeven dat de opgeëiste persoon zelf het hoger beroep heeft ingesteld en dat hij op 4 juni 2018 persoonlijk de oproep voor het proces in hoger beroep op 10 juli 2018 heeft opgehaald nadat hij een notificatie daarvan op het door hem opgegeven adres had ontvangen en bij welke oproep hij tevens in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen bij niet verschijnen op het proces. De enkele betwisting door de opgeëiste persoon dat hij een oproep voor de zitting heeft ontvangen, is onvoldoende om niet van deze informatie uit te gaan. Dat betekent dat de situatie zoals bedoeld onder artikel 12 sub a OLW zich voordoet en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW dus niet van toepassing is.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (