ECLI:NL:RBAMS:2023:36

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
13/268229-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Frankrijk met betrekking tot strafaanpassing

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Het EAB, uitgevaardigd op 19 oktober 2022, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Frankrijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 OLW. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen in Frankrijk, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zelf het verzoek tot strafaanpassing had ingediend en dat hij op de hoogte was van de procedure. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, waarbij werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/268229-22
RK nummer: 22/4653
Datum uitspraak: 3 januari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 oktober 2022 door de
Procureur de la Republique – Tribunal Judiciaire de Besançon(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Franse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
vonnis op tegenspraak van de Rechtbank (Tribunal de Grande Instance) te Besançonvan 19 april 2017 en
vonnis van de strafuitvoeringsrechter te Besançonvan 21 juni 2019 houdende afwijzing van het verzoek tot strafaanpassing. Kenmerk: 15286000039, JICAJI316000005.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar, waarvan 1 jaar “eenvoudig gedeeltelijk voorwaardelijk”, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 10 maanden en 11 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank overweegt dat zowel het
vonnis op tegenspraak van de Rechtbank (Tribunal de Grande Instance) te Besançonvan 19 april 2017 als het
vonnis van de strafuitvoeringsrechter te Besançonvan 21 juni 2019 houdende afwijzing van het verzoek tot strafaanpassing (kenmerk: 15286000039, JICAJI316000005) aan artikel 12 OLW moet worden getoetst. [1]
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat nadere informatie vereist is en dat, bij gebreke daarvan, de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Aan de hand van de verstrekte aanvullende informatie is niet duidelijk dat de opgeëiste persoon in de diverse stadia van het strafproces daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de zittingen, noch dat bij alle zittingen een gemachtigd raadsman aanwezig was.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat.
Vonnis van 19 april 2017
In het EAB is in onderdeel d) meegedeeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces. Onder 3.2 van onderdeel d) is het volgende meegedeeld:
DE BETROKKENE WAS OP DE HOOGTE VAN HET VOORGENOMEN PROCES, HEEFT EEN ZELF GEKOZEN OF VAN OVERHEIDSWEGE TOEGEWEZEN RAADSMAN GEMACHTIGD ZIJN VERDEDIGING OP HET PROCES TE VOEREN, EN IS OP HET PROCES OOK WERKELIJK DOOR DIE RAADSMAN VERDEDIGD.
Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12 OLW, sub b, OLW zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond is dus niet van toepassing.
Vonnis van de strafuitvoeringsrechter van 21 juni 2019
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 2 december 2022 volgt dat de opgeëiste persoon
“had formulated a request for adjustment of the sentence of April 19, 2017 from the Besançon Criminal Court (sentence of 3 years imprisonment, including one
year suspended). The request has been rejected by judgment of june 21, 2019.”De opgeëiste persoon heeft dus zelf het verzoek ingediend tot aanpassing van de opgelegde straf.
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 16 december 2022 wordt onder meer het volgende meegedeeld:
In answer to your question, i specify that Mr [opgeëiste persoon] was:
- received in first interview by the judge on 21/06/2017
- summoned to the hearing of 05/06/2018 by registered letter with acknowledgment of receipt signed on March 9, 2018
- appearing assisted by a lawyer on 06/05/2018 the case being adjourned to 07/03/2018
- appearing assisted by a lawyer on 03/07/2018 the case being adjourned to 19/12/2018
- not appearing on 19/12/2018 the case being adjourned to 21/05/2019
- summoned by mail (acknowledgment of receipt of 08/01/19) as well as his lawyer (Me Randall SCHWERDORFFER by fax) for the hearing of May 21, 2019
- not appearing at the hearing of May 21, 2019.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting van 21 mei 2019 die (mede) tot de beslissing van 21 juni 2019 heeft geleid. Verder stelt de rechtbank vast dat die beslissing is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Op grond van voormelde informatie concludeert de rechtbank echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure tot (eventuele) aanpassing van de straf bij de strafuitvoeringsrechter. Hij heeft het verzoek hiertoe immers zelf ingediend, is correct – aangetekend – opgeroepen voor de zitting van 9 maart 2018 en met zijn advocaat verschenen op de zittingen van 6 mei 2018 en 3 juli 2018. De opgeëiste persoon en zijn advocaat zijn vervolgens (aangetekend) opgeroepen voor de zitting van 21 mei 2019. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij deze zitting van 21 mei 2019, lag het onder deze omstandigheden op de weg van de opgeëiste persoon om, al dan niet via zijn advocaat, zich te vergewissen van het verdere vervolg van de procedure. Het toestaan van de overlevering levert daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.
De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek om aanhouding af.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW

De rechtbank heeft eerder geoordeeld [2] dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
Namens de uitvaardigende justitiële autoriteit is bij e-mailbericht van 16 december 2022 het volgende meegedeeld ten aanzien van de opgeëiste persoon:
I confirm that the person concerned will not be imprisoned in Nimes
Gelet op deze garantie is de rechtbank van oordeel dat het hiervoor omschreven reële gevaar op een onmenselijk of vernederende behandeling in de detentie-instelling in Nîmes voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Dit betekent dat de detentieomstandigheden in Nîmes geen beletsel voor de overlevering vormen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procureur de la Republique – Tribunal Judiciaire de Besançon(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. P. Van Kesteren en mr. G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 3 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek).
2.Zoals blijkt uit onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.