3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank overweegt dat zowel het
vonnis op tegenspraak van de Rechtbank (Tribunal de Grande Instance) te Besançonvan 19 april 2017 als het
vonnis van de strafuitvoeringsrechter te Besançonvan 21 juni 2019 houdende afwijzing van het verzoek tot strafaanpassing (kenmerk: 15286000039, JICAJI316000005) aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat nadere informatie vereist is en dat, bij gebreke daarvan, de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Aan de hand van de verstrekte aanvullende informatie is niet duidelijk dat de opgeëiste persoon in de diverse stadia van het strafproces daadwerkelijk op de hoogte is geweest van de zittingen, noch dat bij alle zittingen een gemachtigd raadsman aanwezig was.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat.
Vonnis van 19 april 2017
In het EAB is in onderdeel d) meegedeeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces. Onder 3.2 van onderdeel d) is het volgende meegedeeld:
DE BETROKKENE WAS OP DE HOOGTE VAN HET VOORGENOMEN PROCES, HEEFT EEN ZELF GEKOZEN OF VAN OVERHEIDSWEGE TOEGEWEZEN RAADSMAN GEMACHTIGD ZIJN VERDEDIGING OP HET PROCES TE VOEREN, EN IS OP HET PROCES OOK WERKELIJK DOOR DIE RAADSMAN VERDEDIGD.
Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12 OLW, sub b, OLW zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond is dus niet van toepassing.
Vonnis van de strafuitvoeringsrechter van 21 juni 2019
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 2 december 2022 volgt dat de opgeëiste persoon
“had formulated a request for adjustment of the sentence of April 19, 2017 from the Besançon Criminal Court (sentence of 3 years imprisonment, including one
year suspended). The request has been rejected by judgment of june 21, 2019.”De opgeëiste persoon heeft dus zelf het verzoek ingediend tot aanpassing van de opgelegde straf.
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 16 december 2022 wordt onder meer het volgende meegedeeld:
In answer to your question, i specify that Mr [opgeëiste persoon] was:
- received in first interview by the judge on 21/06/2017
- summoned to the hearing of 05/06/2018 by registered letter with acknowledgment of receipt signed on March 9, 2018
- appearing assisted by a lawyer on 06/05/2018 the case being adjourned to 07/03/2018
- appearing assisted by a lawyer on 03/07/2018 the case being adjourned to 19/12/2018
- not appearing on 19/12/2018 the case being adjourned to 21/05/2019
- summoned by mail (acknowledgment of receipt of 08/01/19) as well as his lawyer (Me Randall SCHWERDORFFER by fax) for the hearing of May 21, 2019
- not appearing at the hearing of May 21, 2019.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de zitting van 21 mei 2019 die (mede) tot de beslissing van 21 juni 2019 heeft geleid. Verder stelt de rechtbank vast dat die beslissing is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Op grond van voormelde informatie concludeert de rechtbank echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure tot (eventuele) aanpassing van de straf bij de strafuitvoeringsrechter. Hij heeft het verzoek hiertoe immers zelf ingediend, is correct – aangetekend – opgeroepen voor de zitting van 9 maart 2018 en met zijn advocaat verschenen op de zittingen van 6 mei 2018 en 3 juli 2018. De opgeëiste persoon en zijn advocaat zijn vervolgens (aangetekend) opgeroepen voor de zitting van 21 mei 2019. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij deze zitting van 21 mei 2019, lag het onder deze omstandigheden op de weg van de opgeëiste persoon om, al dan niet via zijn advocaat, zich te vergewissen van het verdere vervolg van de procedure. Het toestaan van de overlevering levert daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.
De rechtbank verwerpt het verweer en wijst het verzoek om aanhouding af.