ECLI:NL:RBAMS:2023:3605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
13/055084-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 februari 2023 in Amsterdam betrokken was bij een gewelddadig incident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 23 mei 2023, waar de officier van justitie, mr. J.M.R.F. Raab van Canstein, de vordering heeft gedaan en de verdediging door mr. C.F. Korvinus werd bijgestaan. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot doodslag en bedreiging van de aangever, waarbij de verdachte een stanleymes gebruikte. De rechtbank heeft de aangifte van de aangever, ondersteund door camerabeelden, als bewijs geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens een worsteling met de aangever het mes heeft gebruikt, wat leidde tot snij- en kraswonden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging doodslag, maar achtte de poging zware mishandeling en bedreiging bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangever, schadevergoeding toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade, in totaal € 1.599,20, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/055084-23
Datum uitspraak: 6 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag 1] 1980,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.M.R.F. Raab van Canstein en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.F. Korvinus naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 23 februari 2023 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1:
Primair:poging tot doodslag op [aangever] ;
Subsidiair:poging tot zware mishandeling van [aangever] ;
Meer subsidiair:mishandeling van [aangever] ;
Feit 2:
bedreiging van [aangever] .
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor de ten laste gelegde poging doodslag (feit 1 primair), maar komt tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling (feit 1 subsidiair) en de bedreiging (feit 2). Zij heeft de daarvoor relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat er door toedoen van verdachte een korte worsteling is ontstaan en dat verdachte een mes in de buurt van aangever heeft gehad. Het wondje in het gezicht is mogelijk ontstaan toen aangever probeerde het mes weg te houden. De krassen zijn ontstaan door de val in de struiken. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte een mes op de keel van aangever heeft gedrukt. Verdachte ontkent dit en er is geen enkel letsel op de keel te zien, terwijl dit wel te verwachten zou zijn. Ten aanzien van de kwalificatie van feit 1 heeft de verdediging gesteld dat het feitencomplex een eenvoudige mishandeling oplevert, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte heeft namelijk geen opzet op zware mishandeling gehad en op basis van het dossier kan ook geen voorwaardelijk opzet worden bewezen. De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt vast dat de aangifte van [aangever] wordt ondersteund door de beelden van het incident, zoals beschreven in het proces-verbaal van de camerabeelden. De rechtbank passeert de latere verklaring van aangever - waarin hij kenbaar maakt dat hij de aangifte wil intrekken - aangezien de inhoud van die verklaring niet strookt met de beelden.
Op grond van de aangifte, de beelden en de verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte op 23 februari 2023 aangever heeft aangevallen. Uit de beelden blijkt dat verdachte aangever van achteren heeft vastgepakt en hem tegen de grond heeft gewerkt. Dit wordt door aangever ervaren als dat verdachte op zijn rug is gesprongen. Verdachte viel daarbij bovenop aangever en bleef op hem zitten. Verdachte heeft erkend dat hij op enig moment een stanleymes heeft gepakt, maar heeft verklaard dat hij niet meer weet op welk moment. Daarbij heeft hij ontkend het mes tegen de keel van aangever te hebben gedrukt. Uit de verklaring van aangever, de tweede letselrapportage en de foto’s bij de aangifte blijkt dat aangever meerdere snij- en kraswonden op zijn gelaat, zijn borst, buik en zij heeft opgelopen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat die verwondingen zijn ontstaan door de val in de struiken. Immers, er zijn verspreid over het lichaam diverse letsels, waaronder letsel onder de (dikke) jas en het shirt van aangever ontstaan en de forensisch arts heeft vastgesteld dat dit letsel en het letsel aan het hoofd van aangever goed kunnen worden verklaard door het toebrengen met een hard, puntig en scherprandig voorwerp zoals een stanleymes. De overige letsels, zijnde de schaafwonden en het letsel van de splinter/doorn van beide handen kunnen worden verklaard door een val op straat/in de struiken. Dit rapport heeft, anders dan de verdediging stelt, wel wetenschappelijke waarde. Het is enkel een aanvulling op de eerdere letselverklaring en er is geen reden om aan de inhoud van dit rapport te twijfelen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte tijdens de worsteling het stanleymes in zijn hand heeft gehouden en daarbij met het stanleymes in het gezicht en bovenlichaam van aangever heeft gesneden. Nu de rechtbank uitgaat van de eerste verklaring van aangever, acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte het stanleymes op de keel van aangever heeft gezet en verwerpt zij het verweer strekkende tot vrijspraak van dit onderdeel.
4.3.2
Vrijspraak poging doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in rubriek 4.3.1 vastgestelde handelen van verdachte geen poging doodslag oplevert. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat onder feit 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte hiervan vrij.
4.3.3
Poging zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van een poging zware mishandeling moet worden vastgesteld dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte vol opzet heeft gehad om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel acht de rechtbank bewezen dat door het handelen van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestond en dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Verdachte heeft, op enig moment in de confrontatie met aangever een stanleymes in de hand gepakt en open geklapt en met dit stanleymes met aangever geworsteld. Hij zat daarbij bovenop aangever, die dus weinig bewegingsruimte had. Uit de letselrapportage en de foto’s bij de aangifte blijkt dat aangever op verschillende plekken op zijn lichaam en hoofd geraakt is door een scherprandig voorwerp. Aangever heeft snij- en kraswondjes in zijn gezicht, op zijn borst en in zijn buik en zij opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het in een ongecontroleerde situatie als een worsteling en van dichtbij hanteren van een scherp en puntig voorwerp als een stanleymes nabij het gezicht en de romp van het lichaam zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kan hebben. Zo kunnen in het gezicht de ogen worden geraakt of in de romp vitale organen of bloedvaten (onherstelbaar) worden beschadigd en in de ledematen spieren en pezen. Nu dit een feit van algemene bekendheid is, stelt de rechtbank vast dat ook verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans. Verdachte heeft daarom in voorwaardelijke zin opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Nu aangever wel verwond is geraakt maar dit geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd, is het bij een poging gebleven.
4.3.4
Bedreiging
Het onder feit 1 bewezenverklaarde feitencomplex levert tevens een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, zoals ten laste is gelegd onder feit 2. Immers, aangever heeft verklaard dat verdachte het stanleymes tegen de keel heeft gehouden en daarbij heeft gezegd zal ik je keel doorsnijden”. Gelet hierop kon bij aangever de gerechtvaardigde vrees ontstaan dat verdachte dit daadwerkelijk zou doen. Enkel het tijdens een worsteling tegen de keel zetten van een scherp stanleymes kan al leiden tot deze vrees en die vrees wordt verder versterkt door de woorden die verdachte heeft geuit. Er is sprake van een eendaadse samenloop van de poging zware mishandeling en de bedreiging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
Bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair:
op 23 februari 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet;
- bij die [aangever] een stanleymes op diens keel heeft gezet,
- die [aangever] , met een stanleymes, meerdere malen in diens gezicht en zijn bovenlichaam heeft gesneden en

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 2:
op 23 februari 2023 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door bij die [aangever] een stanleymes op diens keel te zetten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden zullen worden verbonden en dat deze dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en voorts een voorwaardelijk deel, waarbij de proeftijd kan worden beperkt tot 1 jaar. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en bedreiging. Hij heeft aangever aangevallen en, terwijl hij bovenop aangever zat, een stanleymes tegen de keel van aangever gehouden. Vervolgens heeft verdachte in de worsteling die ontstond met het mes in het gezicht en lichaam van aangever gesneden. Met zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hem angst aangejaagd. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn handelen geen ernstiger gevolgen heeft gehad dan het letsel dat nu bij aangever is veroorzaakt.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 mei 2023 en het Belgische Uittreksel ECRIS. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en dus
first offenderis. De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van 2 mei 2023, waarin de reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert om een meldplicht, een verplichte ambulante behandeling bij Family Support en een contactverbod met het slachtoffer aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden. Door de reclassering zijn er zorgen geuit over de relationele problemen en een behandeling in dat kader zou volgens haar het recidiverisico kunnen verminderen. Verdachte heeft verklaard dat hij wil werken aan zijn problemen, dat hij er spijt van heeft en heeft inmiddels een
mediation-traject met het slachtoffer met goed gevolg afgerond.
Straftoemeting
De rechtbank gaat bij haar straftoemeting uit van de oriëntatiepunten voor straffen die de rechtspraak landelijk heeft vastgesteld. Deze oriëntatiepunten vermelden voor een voltooide zware mishandeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden en voor een bedreiging waarbij een steekwapen wordt getoond een taakstraf van 60 uren. Ingevolge hetgeen in artikel 45, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van de maximumstraf bij een poging is bepaald, is de rechtbank van oordeel dat het oriëntatiepunt voor zware mishandeling met een derde dient te worden verminderd, nu het hier een poging zware mishandeling betreft. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de vordering van de officier van justitie en aan verdachte een korter voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Al met al is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 56 (zesenvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar, passend en geboden. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd aan verdachte op, te weten: een meldplicht, een verplichte ambulante behandeling door Family Support of een soortgelijke zorgverlener en een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [aangever] .
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, namelijk het slachtoffer [aangever] . De reclassering geeft aan dat zowel zij als Veilig Thuis zorgen hebben over de situatie, gelet op de ernst van het ten laste gelegde, de verklaring van aangever dat hij de aangifte wenst in te trekken en de bagatelliserende houding van verdachte en diens echtgenote. De reclassering geeft ook aan dat het recidiverisico niet goed kan worden ingeschat. De (schoon)familie van verdachte lijkt een grote rol te spelen, hetgeen van invloed zou kunnen zijn op het recidiverisico. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn emoties niet kon beheersen en dat deze de overhand namen, hetgeen tot het ten laste gelegde heeft geleid. Daarbij komt dat uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting ook blijkt dat de privésituatie tussen verdachte en zijn echtgenote nog niet is uitgekristalliseerd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
- 1 STK Mes (goednummer 6306013)
- 1 STK Smartphone (goednummer 6306028, Samsung, zwart)
- 1 STK Smartphone (goednummer 6306163, Oppo, grijs)
Verbeurdverklaring
Het mes behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp het onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte:
Overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, zal de rechtbank de teruggave van de telefoons aan verdachte bevelen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] vordert € 767,32 aan vergoeding van materiële schade en € 1.800,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente
.
Materiële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot vergoeding van de materiële schade geheel wordt toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de broek en de schoenen moet worden afgewezen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering met betrekking tot de jas en het T-shirt rechtstreekse schade betreft en dat deze voldoende is onderbouwd. De vordering zal in zoverre worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van schade aan de schoenen en de broek is gemotiveerd betwist. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat dit rechtstreekse schade als gevolg van het bewezenverklaarde betreft. Aangever heeft in zijn aangifte ook alleen beschadiging van zijn jas en T-shirt genoemd. De rechtbank verklaart de vordering op die onderdelen daarom niet-ontvankelijk.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 599,20, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd d.d. 23 februari 2023.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voor immateriële schade geheel dient te worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd tot € 1.000,00.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,00. De vordering voor immateriële schadevergoeding zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade d.d. 23 februari 2023.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De rechtbank veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 33, 33a, 36f, 45, 55, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in
rubriek 5is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
eendaadse samenloop van
poging tot zware mishandeling
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
56 (zesenvijftig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Veroordeelde blijft zich melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
-
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door Family Support of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangever] geboren op [geboortedag 2] 1987 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Verklaart verbeurd:

1 STK Mes (goednummer 6306013)

Gelast de
teruggaveaan
[verdachte]van:
- 1 STK Smartphone (goednummer 6306028, Samsung, zwart)
- 1 STK Smartphone (goednummer 6306163, Oppo, grijs)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] toetot een bedrag van
€ 599,20(vijfhonderdnegenennegentig euro en twintig eurocent) aan vergoeding van
materiële schadeen
€ 1.000,00(duizend euro) aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de
wettelijke rentedaarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 23 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Bepaalt dat de benadeelde partij
voor het overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 1.599,20 (vijftienhonderdnegenennegentig euro en twintig eurocent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 23 februari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mr. M.E.M. James-Pater en mr. E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Willeboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juni 2023.
[...]

[...]

[...]

[...]

[...]

[...]