Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De vaststaande feiten
sealbagsmet contant geld werden opgehaald bij de klanten, getransporteerd en geteld in een telcentrum van RCCS. In het telcentrum werden de gelden uit alle
sealbagsvermengd (hierna: de CiT-gelden). Vervolgens werd het geld afgestort bij De Nederlandse Bank N.V. (DNB), waarna het tegenbedrag werd bijgeschreven op een bankrekening van RCCS bij Privatbank (hierna: de CiT-rekening).
de factodeels opgevangen met CiT-gelden. Het tekort in de uitbetaling van CiT-gelden is in die periode opgelopen tot € 12,8 miljoen.
2.9. De Holding benoemde [gedaagde 2] als CEO op 1 januari 2021 en [gedaagde 1] als CFO op 10 februari 2021. Vanaf toen waren zij de (middellijk) bestuurders van RCCS. Zij kregen tot taak het liquiditeits- en solvabiliteitsprobleem van RCCS op te lossen. Het CiT-tekort was inmiddels teruggebracht tot € 7,5 miljoen door een herinvestering van aandeelhouders. De winstprognoses waren positief en de praktijk werd voorgezet waarbij oude aanspraken steeds pas werden voldaan, nadat nieuwe CiT-gelden waren gedeponeerd.
letter of intentvan 24 juni 2021 en een latere versie van 10 augustus 2021 met als derde samenwerkende partij IC Cash Services GmbH (hierna: IC Cash).
sealbagsbij RCCS met een totale waarde van € 100.000.
sealbagsbij RCCS met een totale waarde van € 82.050.
sealbags, ii) geld dat in het telcentrum reeds was vermengd en iii) geld dat was gegiraliseerd op de CiT-rekening van RCCS. De gelden uit de
sealbagsvan GCS bevonden zich op het moment van faillissement in categorie ii) en/of iii).
3.Het geschil
4.De beoordeling
persoonlijk ernstig verwijtkan worden gemaakt.
sealbagsvan GCS eerst op de CiT-rekening van RCCS werden gestort en hierdoor tot het vermogen van RCCS gingen behoren. RCCS heeft onbetwist aangevoerd dat het onvermijdelijk was dat de CiT-gelden tot haar vermogen zouden gaan behoren, omdat RCCS niet behoort tot een beroepsgroep die naar het oordeel van de Hoge Raad op eigen naam derdengelden afgescheiden kan houden van haar eigen vermogen (te weten: notarissen, deurwaarders, advocaten en accountants). [3] Hierdoor was het voor RCCS niet mogelijk een zogeheten kwaliteitsrekening aan te houden.
sealbagsvan GCS in ontvangst nam. Dan had GCS haar gelden niet aan RCCS toevertrouwd en geen schade geleden. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geldt in algemene zin dat bedrijven hun financiële tegenslagen niet hoeven te melden aan nieuwe klanten, omdat ze daarmee hun lot in een te vroeg stadium zouden bezegelen.
sealbagsop 18 en 21 februari 2022 waren de vooruitzichten minder rooskleurig dan in september 2021; IC Cash had in januari 2022 immers laten weten dat zij de vereiste toestemming van BaFin niet op tijd (voor het aflopen van de bankvergunning van Privatbank) zou verkrijgen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben vervolgens diverse pogingen ondernomen om te zorgen dat zij de CiT-gelden toch zou kunnen blijven giraliseren. GCS heeft onvoldoende toegelicht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 18 en 21 februari 2022 al zodanig rekening hadden moeten houden met een faillissement als gevolg van deze situatie, dat zij GCS toen wel had moeten informeren over het CiT-tekort of het aannemen van nieuwe
sealbagshad moeten staken.
tegenwaardeaan GCS zou worden uitbetaald. Zodra het geld op de CiT-rekening was gestort, behoorde het tot het vermogen van RCCS. Het stond RCCS in beginsel vrij om te bepalen welke CiT-aanspraak zij eerst voldeed. Dit geldt ook in de situatie dat het faillissement naderde en gaandeweg mogelijk beter voorzienbaar werd. [4] GCS heeft geen omstandigheden gesteld die maken dat afwijking van dat uitgangspunt in dit geval gerechtvaardigd is. Niet in geschil is dat RCCS ervoor koos om de oudste CiT-aanspraken als eerste te voldoen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hadden persoonlijk geen belang bij die werkwijze. Een en ander getuigt niet van bevoordeling van een geselecteerde groep schuldeisers of onzorgvuldig handelen of nalaten ten opzichte van GCS. Van een onrechtmatige selectieve betaling is dus niet gebleken.
sealbagsimmers voor faillissement al zijn uitbetaald. Dat betekent echter niet dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarvoor is bijvoorbeeld nodig dat de bestuurder wist of behoorde te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (de eerder genoemde ‘frustratie van verhaal-grond’). GCS heeft niets gesteld om aan te nemen dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich schuldig hebben gemaakt aan een creëren dan wel doen ontstaan van feitelijke betalingsonmacht bij de vennootschap met voorzienbare benadeling van haar crediteuren als gevolg, door aan de vennootschap – nagenoeg alle – vermogensbestanddelen te onttrekken (‘leegtrekken’) en/of door bepaalde vermogensbestanddelen buiten de vennootschap te houden (‘omleiden’). Door het wegvallen van de CiT-rekening bij Privatbank en het uitblijven van een oplossing hiervoor, kon RCCS geen nieuwe sealbags ophalen en giraliseren en was een faillissement onafwendbaar. Er was sprake van betalingsonmacht, geen betalingsonwil.