ECLI:NL:RBAMS:2023:3841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/13/722763 / HA ZA 22-733
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van schorsingsbesluit van kunsthandelaar door vereniging voor kunsthandelaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kunsthandelaar, aangeduid als [eiseres], en de Vereniging van Handelaren in Oude Kunst in Nederland (VHOK). De zaak betreft een voorwaardelijke schorsing van [eiseres] als lid van VHOK, die door het bestuur van de vereniging was opgelegd na een klacht van een derde partij, [naam 2]. De rechtbank oordeelt dat het schorsingsbesluit geldig is genomen en dat de belangen van de vereniging zijn geschaad door het handelen van [eiseres]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] niet heeft voldaan aan de gedragsregels zoals vastgelegd in de statuten van VHOK, en dat het scheidsgerecht bevoegd was om de klacht van [naam 2] te behandelen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, waarbij zij oordeelt dat het bestuur van VHOK zich terecht heeft gebaseerd op het advies van het scheidsgerecht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [eiseres] belang heeft bij een uitspraak, ondanks dat de proeftijd van de schorsing inmiddels was verstreken, vanwege de media-aandacht die de zaak had gekregen. De rechtbank heeft [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.872,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/722763 / HA ZA 22-733
Vonnis van 21 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. D. Roesink te Naarden,
tegen
de vereniging
VEREENIGING VAN HANDELAREN IN OUDE KUNST IN NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.P.F.R. Bugter te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en VHOK genoemd.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een besluit van VHOK om [eiseres] voorwaardelijk te schorsen als lid van de vereniging. [eiseres] is het niet eens met dat besluit en vindt dat het besluit niet genomen had mogen worden. De rechtbank oordeelt dat het besluit geldig is genomen. De voorwaardelijke schorsing blijft dus in stand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 september 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • het tussenvonnis van 28 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is bevolen,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 maart 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een kunsthandelaar. De heer [naam 1] is één van de statutair bestuurders.
2.2.
VHOK is de vereniging van kunsthandelaren in Nederland. [eiseres] is lid van VHOK.
2.3.
In de statuten van VHOK is opgenomen dat één van de doelen van VHOK is om de kwaliteit van het beroep van kunsthandelaar te bevorderen (artikel 2), dat het bestuur van VHOK in bepaalde gevallen bevoegd is om leden te schorsen (artikel 6), dat VHOK in een huishoudelijk reglement gedragsregels kan vaststellen waaraan leden zich moeten houden (artikel 21) en dat een scheidsgerecht de gedragsregels handhaaft (artikel 22).
2.4.
In het huishoudelijk reglement van VHOK staat dat gedragsregels zijn ingesteld, die als bijlage I aan het reglement worden toegevoegd (artikel 7). En dat er een scheidsgerecht is, waarvan de inrichting en het functioneren worden geregeld in bijlage II bij het reglement (artikel 8). Bijlage I bij het huishoudelijk reglement wordt hierna ook aangeduid als ‘de gedragsregels’, bijlage II bij het huishoudelijk reglement als ‘het reglement scheidsgerecht’.
2.5.
Voor een volledig overzicht van de relevante artikelen van de statuten, het huishoudelijk regelement en de bijlagen verwijst de rechtbank naar de bijlage bij dit vonnis.
2.6.
In oktober 2020 heeft de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) via de website van [eiseres] contact opgenomen over het schilderij De Hooiers van [naam 3] (hierna: het schilderij). Het schilderij stond online te koop. Een medewerker van [eiseres] heeft [naam 2] teruggebeld en met hem gesproken.
2.7.
Enige dagen later heeft [eiseres] zelf het schilderij gekocht.
2.8.
In november 2020 heeft [naam 2] een klacht over [eiseres] ingediend bij VHOK, omdat volgens hem [eiseres] tegelijkertijd heeft opgetreden als taxateur en koper van het schilderij.
2.9.
Het bestuur van VHOK heeft naar aanleiding van de klacht een scheidsgerecht aangewezen en arbiters benoemd. In februari 2021 heeft de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ) [naam 2] verzocht om zijn klacht over [eiseres] formeel bij het scheidsgerecht in te dienen. Ook heeft hij de namen van de arbiters bekend gemaakt: de heren [naam 5] (voorzitter), [naam 6] (algemeen lid) en [naam 4] (secretaris).
2.10.
[naam 2] heeft op 7 juli 2021 zijn klacht ingediend bij het scheidsgerecht. [eiseres] heeft op 21 juli 2021 aan [naam 4] gemaild dat het scheidsgerecht niet bevoegd is. [naam 4] heeft hierop op 3 augustus 2021 geantwoord dat het scheidsgerecht wel bevoegd is. Vervolgens heeft [eiseres] de volgende dag [naam 4] gewraakt. Na nog enkele emails, onder andere over een termijn voor het indienen van een verweerschrift, heeft [eiseres] op 5 september 2021 het bestuur van VHOK verzocht de wraking in behandeling te nemen. Het bestuur heeft op 10 september 2021 laten weten dat er geen grond voor wraking was en dat de wraking overigens niet rechtsgeldig was, want te laat ingediend. Op 12 september 2012 heeft [eiseres] [naam 4] opnieuw gewraakt vanwege de termijn die [naam 4] had gesteld voor het indienen van het verweerschrift.
2.11.
[eiseres] heeft een verweerschrift ingediend en het scheidsgerecht heeft een mondelinge behandeling gehouden.
2.12.
Op 19 mei 2022 heeft het scheidsgerecht een advies uitgebracht. In dit advies staat:
“Door tegelijkertijd op te treden als taxateur en als koper door een bod uit te brengen op een kunstwerk dat onderwerp is van een eerder aan [ [eiseres] ] verleende taxatieopdracht, en met welke opdracht [ [eiseres] ] op de hoogte was van de interesse van [ [naam 2] ] in dat kunstwerk, heeft [ [eiseres] ] in strijd gehandeld met artikel 3 van de Gedragsregels omdat zijn eigen belang of het belang van een derde, in casu dat van de heer [naam 2] , zich niet verdraagt met de plicht zich behoorlijk te gedragen.
Het scheidsgerecht acht deze schendingen ernstig, omdat hiermee in het bijzonder de belangen van [ [naam 2] ] in ernstige mate zijn geschaad en in het algemeen het vertrouwen is geschaad van het publiek in leden van [VHOK] mede gezien de publiciteit die met deze zaak is omgeven.
Advies
(…)
B. Het scheidsgerecht acht de klacht van dhr. [naam 2] gegrond.
Het scheidsgerecht acht daarom een voorwaardelijke schorsing van [ [eiseres] ] van 6 maanden met een proeftijd van 6 maanden en een geldboete van € 2.500,- een passende maatregel.”
2.13.
Op 22 juni 2022 heeft het bestuur van VHOK een besluit genomen. In dit besluit staat:
“Het bestuur volgt het advies van het Scheidsgerecht: dat er in strijd met de Gedragsregels is gehandeld ten aanzien van de heer [naam 2] . In het bijzonder artikel 3 van de Gedragsregels – mede gelet op artikel 21 van de statuten – en dat in het algemeen het vertrouwen van het publiek in [VHOK] en haar leden is geschaad, mede gezien de publiciteit waarmee de zaak is omgeven. Het bestuur is van oordeel dat ook daardoor de belangen van [VHOK] worden geschaad of redelijkerwijs geschaad dreigen te worden.
Op grond daarvan neemt het bestuur tevens het advies van het Scheidsgerecht over om [eiseres] voorwaardelijk te schorsen als lid van [VHOK] voor een periode van zes maanden met een proefperiode van zes maanden. (…)
(…)
Volledigheidshalve wijzen wij er op dat conform artikel 6 lid 5 juncto artikel 8 statuten tegen een schorsing beroep kan worden ingesteld hij de ledenvergadering van [VHOK].”
2.14.
[eiseres] heeft pro forma beroep ingesteld bij de ledenvergadering. In afwachting van de procedure bij de rechtbank heeft [eiseres] dit beroep nog niet doorgezet.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis, samengevat, dat de rechtbank:
  • primair: voor recht verklaart dat het besluit nietig is,
  • subsidiair: het besluit vernietigt,
  • meer subsidiair: voor recht verklaart dat het besluit buiten toepassing blijft, omdat het besluit en de wijze van totstandkoming ervan is gebaseerd op handelen van het bestuur dat in strijd is met de redelijkheid en billijkheid,
  • in alle gevallen: op straffe van een dwangsom, VHOK beveelt om een rectificatie te sturen naar haar leden.
Daarnaast vordert [eiseres] in alle gevallen dat de rechtbank bepaalt dat het vonnis ook moet worden uitgevoerd als hoger beroep wordt ingesteld (uitvoerbaar bij voorraad), en dat de rechtbank VHOK veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt dat zij geen taxatie heeft uitgebracht aan [naam 2] . Aan haar primaire vordering legt zij ten grondslag dat het advies van het scheidsgerecht tot stand is gekomen in strijd met de regels van bewijsrecht, namelijk met artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Er is ook geen sprake geweest van een
fair trialin de zin van artikel 6 van het EVRM. Daarom zijn het advies en het besluit in strijd met de wet. Het besluit is dus nietig op grond van artikel 2:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing van de subsidiaire vordering voert [eiseres] aan dat het scheidsgerecht niet bevoegd was, althans na de wraking niet meer bevoegd was om te adviseren. Het besluit is echter gebaseerd op het advies van het scheidsgerecht, en is dus genomen in strijd met de statutaire bepalingen die totstandkoming van besluiten regelen. Dat maakt het besluit vernietigbaar op grond van artikel 2:15 BW. Daarnaast voert [eiseres] aan dat het besluit is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die de organen binnen een vereniging in acht moeten nemen. Op grond daarvan is het besluit vernietigbaar op grond van artikel 2:15 en 2:8 BW (de subsidiaire vordering), dan wel moet het besluit buiten toepassing blijven (de meer subsidiaire vordering).
3.3.
VHOK voert verweer.

4.De beoordeling

[eiseres] heeft nog belang bij een uitspraak van de rechtbank

4.1.
VHOK heeft aangevoerd dat [eiseres] geen belang meer heeft bij een uitspraak, omdat de proeftijd inmiddels is verstreken en de voorwaardelijke schorsing niet is omgezet in een definitieve schorsing. De rechtbank vindt dat [eiseres] nog wel belang heeft bij een beslissing over de geldigheid van het schorsingsbesluit. [eiseres] heeft verklaard dat een beslissing van belang is omdat er veel media-aandacht is geweest voor deze kwestie. Een uitspraak van de rechtbank dat het besluit wordt vernietigd is volgens [eiseres] van belang voor haar rehabilitatie. De rechtbank kan [eiseres] daarin volgen.
Toetsingskader
4.2.
De bepalingen over nietigheid en vernietigbaarheid van besluiten staan in artikel 2:14 en 2:15 BW. Een besluit is nietig als het in strijd is met de wet of met de statuten (artikel 2:14). Een besluit is vernietigbaar als het in strijd is met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist of met een reglement.
4.3.
De klachten van [eiseres] gaan vooral over het advies van het scheidsgerecht. Het bestuur van VHOK heeft dit advies aan zijn besluit ten grondslag gelegd. De rechtbank zal dus ook beoordelen of het advies in strijd is met de wet, de statuten of de redelijkheid en billijkheid.
Het scheidsgerecht was bevoegd de zaak in behandeling te nemen
4.4.
[eiseres] voert aan dat het scheidsgerecht niet bevoegd was omdat in artikel 1 lid 1 van reglement scheidsgerecht staat dat het scheidsgerecht bevoegd is wanneer leden in hun algemene voorwaarden naar arbitrage door het scheidsgerecht hebben verwezen. [eiseres] hanteert geen algemene voorwaarden waarin het scheidsgerecht wordt aangewezen als bevoegde arbiter. Bovendien voert [eiseres] aan dat de leden van het scheidsgerecht niet op de juiste wijze door het bestuur en de ledenvergadering zijn benoemd.
4.5.
VHOK heeft echter terecht gewezen op artikel 22 van de statuten en artikel 8 van het huishoudelijk reglement. Artikel 22 lid 1 van de statuten stelt voorop dat handhaving van de gedragsregels plaatsvindt middels een scheidsgerecht. [eiseres] is lid van VHOK en in die hoedanigheid gebonden aan de statuten van de vereniging, dus ook aan artikel 22 van die statuten. Ook in artikel 8 lid 2 van het huishoudelijk reglement is deze hoofdregel neergelegd. Pas in de daaropvolgende leden van beide artikelen is bepaald dat het scheidsgerecht ook bevoegd kan zijn in geschillen tussen leden en niet-leden, en dat die bevoegdheid kan worden gecreëerd in de algemene voorwaarden van het lid. In dit geval gaat het weliswaar om een klacht van een niet-lid, maar toen deze klacht bij het bestuur was ingediend, heeft het bestuur daar kennelijk een mogelijke schending van een gedragsregel in gezien. Vervolgens heeft het bestuur de klacht doorgezonden aan het scheidsgerecht. Dat is in overeenstemming met artikel 22 lid 1 van de statuten en ook met artikel 7 lid 2 van de gedragsregels, waarin staat dat een klacht wordt ingediend bij de secretaris van de vereniging, die zorgdraagt voor onverwijlde doorzending naar het scheidsgerecht.
4.6.
[eiseres] heeft verder onvoldoende onderbouwd dat de leden van het scheidsgerecht niet op de juiste wijze zijn benoemd. De voorzitter moet volgens artikel 4 lid 1 van het reglement scheidsgerecht een jurist zijn, terwijl de derde arbiter volgens lid 4 afkomstig moet zijn uit de museale of universitaire wereld. Uit de stellingen van [eiseres] kan niet worden afgeleid dat daaraan niet is voldaan. Voor de benoeming van de voorzitter en de derde arbiter door het bestuur bestaan geen vormvoorschriften. De tweede arbiter, de secretaris, moet op grond van artikel 4 lid 2 van het reglement scheidsgerecht worden benoemd door de ledenvergadering. [eiseres] heeft aangevoerd dat ze hier geen stukken van heeft gezien. VHOK heeft er echter op gewezen dat op de ledenvergadering van 26 april 2021 42 stemmen zijn uitgebracht over de benoeming van [naam 4] , waarvan 40 stemmen voor en twee stemmen tegen. Eén van de twee tegenstemmen was afkomstig van [eiseres] . [eiseres] heeft verder niet toegelicht waarom die benoeming niet rechtsgeldig zou zijn, terwijl zij dus wel betrokken was bij de stemming. De stelling dat de benoeming niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden is dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.7.
De rechtbank is dus van oordeel dat het scheidsgerecht bevoegd was om de zaak in behandeling te nemen.
De wraking van [naam 4] maakt niet dat het scheidsgerecht niet meer bevoegd was
4.8.
[eiseres] stelt dat zij [naam 4] heeft gewraakt, zodat hij geen deel meer kan uitmaken van het scheidsgerecht. Hij heeft immers in zijn mail van 3 augustus 2021 geschreven dat het scheidsgerecht bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. Dat is volgens [eiseres] een beslissing die de secretaris van het scheidsgerecht niet in zijn eentje mocht nemen, maar een kwestie waarover het gehele scheidsgerecht in een (tussen)vonnis had moeten beslissen. Met die beslissing heeft [naam 4] zich volgens [eiseres] in een voortijdig stadium uitgelaten over het voorgelegde geschil. Dat is in strijd met artikel 4 lid 6 van het reglement scheidsgerecht en dat is de reden dat [eiseres] hem de eerste keer heeft gewraakt. Bovendien was het gevolg van de wraking dat het geding vanaf dat moment geschorst was, maar desondanks stelde [naam 4] [eiseres] een termijn om een verweerschrift in te dienen. [eiseres] beschikte op dat moment nog niet eens over het complete procesdossier. Om die reden heeft [eiseres] [naam 4] een tweede keer gewraakt. Er is echter niet op de wrakingsverzoeken gereageerd; de procedure is gewoon voortgezet.
4.9.
VHOK betwist dat zij niet heeft gereageerd op de wraking. In de e-mail van 10 september 2021 heeft het bestuur laten weten dat de wraking te laat was ingesteld en dat er geen grond was voor wraking.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat het reglement scheidsgerecht voorziet in de mogelijkheid van wraking. Artikel 5 lid 1 van het reglement scheidsgerecht bepaalt immers dat een partij een arbiter kan wraken wanneer bij hem gerechtvaardigde twijfel bestaat over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van die arbiter.
4.11.
In artikel 5 lid 3 van het reglement scheidsgerecht staat echter dat de wraking moet worden gedaan binnen één week nadat de samenstelling van het scheidsgerecht bekend is geworden. [eiseres] was na de brief van [naam 4] van februari 2021 bekend met de samenstelling van het scheidsgerecht. Voor zover de benoeming van [naam 4] als secretaris op dat moment nog niet definitief was, is die definitief geworden op de ledenvergadering van 26 april 2021. Het eerste wrakingsverzoek is echter pas gedaan op 4 augustus 2021, dus buiten de termijn van artikel 5 lid 3 van het reglement scheidsgerecht. Uit artikel 5 lid 9 van het reglement scheidsgerecht volgt dat de bevoegdheid om op het wrakingsverzoek te beslissen bij het bestuur lag. Het bestuur heeft in zijn e-mail van 10 september 2021 laten weten dat het verzoek te laat was gedaan. Ook het tweede wrakingsverzoek is gedaan buiten de termijn van artikel 5 lid 3 van het reglement scheidsgerecht. Het bestuur heeft daar niet afzonderlijk op beslist. VHOK heeft aangevoerd dat het niet van dit tweede wrakingsverzoek op de hoogte was. Uit de beslissing van 10 september 2021 volgt echter dat ook dit verzoek afgewezen zou worden omdat het te laat was ingediend.
4.12.
Artikel 5 lid 9 van het reglement scheidsgerecht biedt de mogelijkheid om na een afwijzing van het wrakingsverzoek het verzoek voor te leggen aan de voorzieningenrechter. [eiseres] heeft dat niet gedaan.
4.13.
In de procedure die nu voorligt heeft [eiseres] nog wel aangevoerd dat artikel 5 lid 3 van het reglement scheidsgerecht de procespartijen voor het scheidsgerecht ‘vogelvrij’ maakt omdat de arbiters een week na hun benoeming gewoon hun gang kunnen gaan. De rechtbank ziet daarin aanleiding om alsnog inhoudelijk in te gaan op de wrakingsgronden. De handelingen van [naam 4] geven naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor gerechtvaardigde twijfel over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van [naam 4] . Hij heeft zich in geen enkele mate uitgelaten over de inhoud van de klacht of zich daarover vooringenomen getoond. Hij heeft zich alleen uitgelaten over de bevoegdheid van het scheidsgerecht, onder verwijzing naar de in dat verband relevante bepalingen. Uit overwegingen 4.5 en 4.5 volgt dat hij zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het scheidsgerecht bevoegd was. Ook heeft hij procedurele beslissingen genomen over het indienen van het verweerschrift. Omdat het bestuur op 10 september 2021 had gereageerd op het wrakingsverzoek, was de procedure vanaf dat moment niet meer geschorst. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat [eiseres] in die fase van de procedure nog niet over het volledige dossier beschikte of dat de termijn voor het indienen van het verweerschrift zodanig kort was dat [eiseres] daardoor in haar belangen was geschaad. Tot slot heeft [eiseres] op een later moment nog een aanvullend verweerschrift kunnen indienen. Er is dus geen sprake van dat [eiseres] [naam 4] terecht heeft gewraakt.
4.14.
De conclusie is dat de wrakingsverzoeken geen consequenties hebben gehad voor de bevoegdheid van [naam 4] om als secretaris deel uit te maken van het scheidsgerecht. De procedure is daarom terecht voortgezet. Het besluit is dus niet gebaseerd op een advies dat in strijd is met de statutaire bepalingen die de totstandkoming van besluiten regelen, zodat er geen aanleiding is om het besluit op die grond te vernietigen.
VHOK mocht zich baseren op het advies van het scheidsgerecht
4.15.
Zoals eerder overwogen ligt in deze zaak niet het advies van het scheidsgerecht voor, maar het besluit van het bestuur van VHOK. Het onderliggende advies vertoont verder zulke grote overeenkomsten met een arbitraal vonnis, dat de rechtbank van oordeel is dat zij dit slechts terughoudend kan toetsen. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat tegen een schorsingsbesluit op grond van artikel 6 lid 5 en artikel 8 lid 1 van de statuten, en ook artikel 6 lid 1 van het huishoudelijk reglement, beroep openstaat bij de ledenvergadering. De procedure die nu bij de rechtbank wordt gevoerd dient niet als een verkapt hoger beroep. De rechtbank kan dus niet zelf inhoudelijk ingaan op de vraag of [eiseres] al dan niet een taxatie heeft verricht voor [naam 2] .
4.16.
Voor de rechtbank is van belang dat [eiseres] door het scheidsgerecht in de gelegenheid is gesteld schriftelijk een verweerschrift in te dienen en later nog een aanvullend verweerschrift in te dienen, dat [eiseres] op een hoorzitting is gehoord, waarvan een verslag is gemaakt en dat [eiseres] nog aanmerkingen op het verslag heeft kunnen maken. De klacht van [eiseres] dat het advies van het scheidsgerecht in strijd is met artikel 150 Rv kan de rechtbank niet volgen. Het scheidsgerecht heeft geen bewijsopdracht gegeven. Uit het advies blijkt dat het scheidsgerecht op basis van de stellingen van [naam 2] enerzijds en [eiseres] anderzijds, en de door beide partijen overgelegde stukken, van oordeel is dat [eiseres] wel een taxatie heeft uitgevoerd. In het advies heeft het scheidsgerecht ook gemotiveerd op basis van welke stukken (met name verslagen van telefoongesprekken) het tot die conclusie is gekomen. De rechtbank kan daaruit niet afleiden dat artikel 150 Rv zou zijn geschonden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat geen sprake is geweest van een
fair trial. Er is dus niet gebleken dat het advies is gegeven in strijd met de wet. Dat betekent dat ook het besluit niet in strijd is met de wet. Er is dus geen sprake van een nietig besluit in de zin van artikel 2:14 BW.
4.17.
[eiseres] heeft haar standpunt dat het besluit is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid niet verder onderbouwd dan met de argumenten die hiervoor al zijn besproken. Er is dus ook geen sprake van een vernietigbaar besluit in de zin van artikel 2:15 BW of een besluit dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid buiten toepassing zou moeten blijven.
Conclusie: vorderingen [eiseres] worden afgewezen; [eiseres] moet de kosten van VHOK vergoeden
4.18.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestuur van VHOK zich kon baseren op het advies van het scheidsgerecht. Het bestuur van VHOK heeft het advies overgenomen en geoordeeld dat het door het scheidsgerecht vastgestelde handelen een schending van artikel 3 lid 3 van de gedragsregels oplevert en dat daardoor de belangen van de vereniging worden geschaad of redelijkerwijs geschaad dreigen te worden. Dit heeft [eiseres] niet betwist. [eiseres] heeft er wel op gewezen dat de belangen van de vereniging vooral zijn geschaad doordat [naam 2] uitgebreid de publiciteit heeft gezocht. Dat is echter een omstandigheid waarmee het bestuur rekening heeft gehouden door alleen een voorwaardelijke schorsing, en niet ook nog een boete op te leggen. Tegen de opgelegde sanctie is [eiseres] niet opgekomen. Dat betekent dat het besluit in stand blijft en dat de vorderingen worden afgewezen.
4.19.
[eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij overwegend in het ongelijk is gesteld. De kosten van VHOK worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat ‭
1.196‬,00(2,0 punten × tarief € 598,00)‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
Totaal € ‭1.872‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.20.
VHOK heeft verzocht om de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair met de wettelijke rente. De wettelijke handelsrente over de proceskosten wordt afgewezen, omdat die alleen van toepassing is op vorderingen die voortvloeien uit een handelsovereenkomst. Proceskosten vallen daar niet onder. Wettelijke rente over de proceskosten is wel mogelijk, zodat deze worden toegewezen.
4.21.
Ook wordt [eiseres] ambtshalve veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die worden toegewezen aan de partij die in het gelijk is gesteld (in dit geval VHOK), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welke bedragen het gaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van VHOK tot op heden begroot op € ‭1.872‬,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat. Als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, dan moet [eiseres] daarnaast de explootkosten van betekening door de deurwaarder en € 90,00 aan salaris advocaat betalen,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proces- en nakostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
Bijlage
De relevante artikelen in de
statutenvan VHOK zijn:
STATUTEN VAN DE VEREENIGING VAN HANDELAREN IN OUDE KUNST IN NEDERLAND
Artikel 2.
Doel
1. De vereniging heeft ten doel: de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van haar leden in de uitoefening van hun bedrijf en het bevorderen van de kwaliteit van het beroep van handelaar in (oude) kunst en/of antiek alsmede datgene, dat hiermee in de meest ruime zin verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn.
(…)
Artikel 6.
Schorsing
1. Het bestuur is bevoegd een gewoon lid te schorsen voor een periode van drie maanden, in geval dat lid:
(…)
a. bij herhaling handelt in strijd met de verplichtingen, welke zijn lidmaatschap met zich meebrengen;
b. handelt of zich gedraagt, zodanig dat daardoor de belangen van de vereniging worden geschaad of redelijkerwijs geschaad dreigen te worden; (…).
5. Tegen een schorsing kan beroep worden ingesteld volgens het stramien bij opzegging en ontzetting.
Artikel 8.
Beroep tegen opzegging en ontzetting
1. Tegen opzegging en ontzetting door het bestuur staat beroep open op de ledenvergadering;
(…)
Artikel 21.
Gedragsregels
De regels van gedrag door leden in acht te nemen bij de uitoefening van hun beroep of bedrijf zullen nader worden vastgesteld bij huishoudelijk reglement.
Zij zijn erop gericht dat de uitoefening van het beroep/ bedrijf van handelaar in (oude) kunst en/of antiek en het verrichten van alles dat daarmee samenhangt slechts dient te geschieden met deskundigheid en met inachtneming van de zorgvuldigheid, welke in de samenleving betaamt, omdat aldus de belangen van de marktpartijen het best worden gediend.
Artikel 22.
Scheidsgerecht
Handhaving van de gedragsregels vindt plaats middels een scheidsgerecht.
Het scheidsgerecht kan ook in algemene voorwaarden worden aangewezen als bevoegd orgaan bij geschillen tussen leden en niet-leden.
De inrichting en het functioneren van dit scheidsgerecht zullen nader worden geregeld bij huishoudelijk reglement.
Artikel 25.
Huishoudelijk reglement
1. De algemene vergadering kan bij huishoudelijk reglement nadere regels geven omtrent het lidmaatschap, het bedrag van de contributies en entreegelden, de werkzaamheden van het bestuur, de vergaderingen, de wijze van uitoefening van het stemrecht en alle verdere onderwerpen, waarvan een nadere regeling gewenst is.
(…)
De relevante artikelen in het
huishoudelijk reglement, met bijlagen I en IIvan VHOK zijn:
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
ex artikel 25 van de statuten
Artikel 6.
Beroep inzake toelating, schorsing, opzegging, ontzetting
1. Van bestuursbesluiten als bedoeld in art. 4 lid 6, art. 6 lid 1 en art. 8 lid 1 staat beroep open op de ledenvergadering.
(…)
Artikel 7.
Gedragsregels
Ingevolge art. 2 lid 2 sub c. van de statuten zijn om te beginnen gedragsregels ingesteld.
Deze zullen als bijlage I worden toegevoegd aan dit reglement, waarvan zijn onlosmakelijk deel uitmaken.
Artikel 8.
Scheidsgerecht
Ingevolge art. 2 lid 2 sub c. van de statuten is een scheidsgerecht ingesteld.
Het scheidsgerecht is belast met geschillen inzake de handhaving van de gedragsregels.
Het scheidsgerecht kan ook worden ingeschakeld bij geschillen tussen de leden onderling.
Verder kan het scheidsgerecht worden ingeschakeld bij geschillen tussen leden en niet-leden.
Tenslotte kan het scheidsgerecht in laatstgenoemde geschillen worden bevoegd gemaakt krachtens arbitraal beding in door leden te hanteren algemene voorwaarden.
Inrichting en functioneren van het scheidsgerecht zal worden geregeld in bijlage II bij dit reglement, waarvan zij onlosmakelijk deel uitmaken.
BIJLAGE I bij art. 7 van het Huishoudelijk Reglement bij de Statuten van de Vereeniging
van Handelaren in Oude Kunst in Nederland.
GEDRAGSREGELS
Artikel 1.
Reikwijdte
Deze regels gelden voor de leden van de vereniging en zij dienen door hen te worden inachtgenomen bij de uitoefening van hun beroep/bedrijf in Nederland of elders.
Zij dienen het doel als omschreven in art. 21 lid 2 van de statuten.
Artikel 3.
Plichten
Het lid heeft de plicht, zijn ervaringen en zijn deskundigheid zonder terughouding ter beschikking te stellen, wanneer zijn mening wordt gevraagd, tenzij de verlangens van zijn opdrachtgever in strijd zijn met regels van behoorlijk gedrag.
Als zijn eigen belang of het belang van een derde zich met die plicht niet verdraagt, zal hij dit duidelijk maken aan zijn opdrachtgever of degene, die zijn raad inroept.
Het oordeel van de deskundige is zonder aanzien des persoons en zonder aanzien van enig ander persoonlijk belang dan dat van een eervolle beroepsuitoefening.
(…)
Artikel 7.
Klachten
Over een lid, dat in strijd zou hebben gehandeld met deze regels, kan worden geklaagd.
Een klacht wordt ingediend bij de secretaris van de vereniging die zorgdraagt voor onverwijlde doorzending naar het scheidsgerecht als bedoeld in art. 22 van de statuten.
BIJLAGE II bij art. 8, lid 6 van het Huishoudelijk Reglement bij de Statuten van de
Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst in Nederland.
SCHEIDSGERECHT
Artikel 1.
Reikwijdte
Dit reglement is van toepassing wanneer leden naar arbitrage door dit Scheidsgerecht hebben verwezen, bijvoorbeeld in algemene voorwaarden, incidenteel c.q. anderszins arbitrage door het Scheidsgerecht tussen leden onderling of niet-leden zijn overeengekomen.
Ook de behandeling van klachten tegen leden inzake het eventueel niet hebben gehandeld overeenkomstig de gedragsregels kunnen op gemeenschappelijk verzoek door het Scheidsgerecht worden behandeld.
(…)
Artikel 2.
Aanvraag
In geval van een geschil voor welks beslechting het Scheidsgerecht bevoegd is gemaakt, dient de meest gerede partij dit aanhangig te maken door middel van een brief aan het secretariaat der vereniging.
(…)
Het secretariaat zorgt voor onverwijlde doorzending naar de secretaris van het Scheidsgerecht.
De secretaris van het Scheidsgerecht zal de ontvangst daarvan terstond aan de eiser bevestigen.
(…)
Artikel 4.
Samenstelling
Het Scheidsgerecht bestaat uit drie arbiters die elk een plaatsvervanger hebben.
De voorzitter en diens plaatsvervanger zijn onafhankelijke juristen met de hoedanigheid van mr. in het Nederlandse privaatrecht en zij worden telkens ad hoc benoemd door het bestuur van de vereniging.
De tweede arbiter en diens plaatsvervanger, die tevens als secretaris van het Scheidsgerecht zullen optreden, worden door de ledenvergadering telkens benoemd voor de duur van vijf jaar.
De derde arbiter en diens plaatsvervanger worden telkens, ad hoc en afhankelijk van de te behandelen zaak, gezocht in de museale of universitaire wereld en benoemd door het bestuur van de vereniging.
Een arbiter behoort onpartijdig en onafhankelijk te zijn en hij mag dus geen nauwe persoonlijke of zakelijke banden hebben met een der partijen, enig belang te hebben bij de afloop van het geding.
Arbiters mogen in geen enkel (voor)stadium van het geding hun mening over het hun (voor te leggen) voorgelegde geschil (hebben ge)geven.
Artikel 5.
Wraking
Wanneer bij een der partijen gerechtvaardigde twijfel bestaat over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van (een der) arbiters kan hij deze(n) wraken.
De redenen voor wraking kunnen ook liggen in gebeurtenissen van voor zijn benoeming.
De wraking dient schriftelijk en gemotiveerd plaats te vinden door brieven aan de andere arbiters en de secretaris van het Scheidsgerecht en wel binnen één week nadat de samenstelling van het Scheidsgerecht bekend is geworden.
Vanaf dat moment is het geding geschorst.
Is er niet gewraakt volgens lid 3 hierboven, dan vervalt het recht om op enige grond nadien (ook bij de burgerlijke rechter) daarop een beroep te doen.
(…)
De arbiter, die zich niet binnen één week na wraking terugtrekt, wordt gehoord door het bestuur van de vereniging en door de overige arbiters.
Het bestuur kan ook partijen bij het geding horen.
In geval het bestuur de wraking afwijst, kan de meest gerede partij zich overeenkomstig Rv 1035 lid 2 wenden tot de President van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam.
(…)
13. Het geding is geschorst voor de tijd welke de vervanging duurt.
13. Afhankelijk van de omstandigheden kan het Scheidsgerecht bepalen dat een reeds lopende procedure (gedeeltelijk) opnieuw wordt behandeld.
Artikel 12.
Vonnis
(…)
9. Het vonnis dient te voldoen aan Rv.
(…)
23. Wanneer het vonnis betreft een klacht tegen een lid zijn de regels van dit reglement zoveel mogelijk van toepassing, dit naar oordeel van arbiters.
23. (…)
23. De klacht kan worden verklaard: ongegrond of gegrond.
23. Het bestuur zal dan worden geadviseerd tot het doen/geven van: niets, waarschuwing, berisping, ontzetting al dan niet onder het opleggen van een boete van ten hoogste € 22.690,-- ten voordele van de vereniging en/of ontneming van onrechtmatig genoten voordeel.
23. Een klacht kan ook inhouden een verzoek tot het uitspreken van schuldigheid zonder toepassing van straf.
23. Het bestuur van de vereniging is ook gerechtigd om een klacht tegen een lid in te dienen.
Artikel 16.
Toepasselijk recht
1. Het Scheidsgerecht spreekt recht volgens Nederlands recht.