In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen C.W. Amsterdam - Internationaal B.V. en een gedaagde over de aanvangshuurprijs van een zelfstandige woonruimte die sinds 1 augustus 2021 wordt verhuurd. De huurovereenkomst vermeldt een huurprijs van € 1.275,00 per maand, met een extra bedrag voor een 24-uurs CV-abonnement. De gedaagde heeft de Huurcommissie verzocht de aanvangshuurprijs te toetsen, wat leidde tot een uitspraak waarin de huurprijs op € 549,56 werd vastgesteld. C.W. Amsterdam ging in verzet tegen deze beslissing, wat resulteerde in een nieuwe waardering van 136 punten en een huurprijs van € 716,27. De gedaagde betwistte de hoogte van de huurprijs en voerde aan dat de woning te hoog gewaardeerd was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van all-in huur, omdat de huurovereenkomst slechts één aanvullende dienst omvatte. De kantonrechter concludeerde dat de huurprijs enkel het gebruik van de woonruimte dekte. De WOZ-waarde van het gehuurde werd vastgesteld op € 189.000,00, wat leidde tot 39 punten in de waardering. De kantonrechter weigerde extra punten voor renovatie toe te kennen, omdat de renovatie al in de WOZ-waarde was verwerkt.
Uiteindelijk werd de huurprijs vastgesteld op € 677,37, wat betekent dat de vordering van C.W. Amsterdam werd afgewezen. De gedaagde kreeg gelijk in haar vordering tot terugbetaling van teveel betaalde huur, die werd vastgesteld op € 6.573,93, te vermeerderen met wettelijke rente. C.W. Amsterdam werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.W. Inden, kantonrechter, op 7 juli 2023.