ECLI:NL:RBAMS:2023:4391

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
13/087402-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal in vereniging met gebruik van peilbakens

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan twee pogingen tot gekwalificeerde diefstal en een voltooide gekwalificeerde diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij peilbakens onder voertuigen van de verdachte en zijn medeverdachten waren geplaatst, wat leidde tot observaties van verdachte activiteiten rondom bouwterreinen. De rechtbank oordeelde dat de inzet van de peilbakens niet als stelselmatige observatie kon worden aangemerkt en dat er geen sprake was van een vormverzuim. De verdachte was betrokken bij meerdere diefstalpogingen, waarbij hij zijn medeverdachten naar de locaties van de misdrijven had gebracht. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de diefstallen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van gebrek aan bewijs voor opzet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een van de tenlastegelegde feiten, maar achtte de andere feiten bewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/087402-23
Datum uitspraak: 11 juli 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
(mr. A. Keulers) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw (mr. R.V.S. Adriaanse) naar voren hebben gebracht.
De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft gelijktijdig, maar niet gevoegd,
plaatsgevonden met de behandeling van de zaken met parketnummers 13/087391-23 en 13/087400-23 tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplichtigheid aan een poging tot gekwalificeerde diefstal in vereniging op 20 maart 2023 in Waddinxveen;
medeplichtigheid aan een poging tot gekwalificeerde diefstal in vereniging op 20 maart 2023 in Gouda;
een gekwalificeerde diefstal in vereniging op 24 maart 2023 in Waddinxveen (subsidiair wordt verdachte medeplichtigheid aan deze diefstal verweten);
een gekwalificeerde diefstal in vereniging op 28 maart 2023 in Emmeloord (subsidiair wordt verdachte medeplichtigheid aan deze diefstal verweten).
De tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier
ingevoegd.

3. Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier komen de volgende relevante feiten en omstandigheden naar voren.
Aanleiding onderzoek en plaatsing bakens:
  • Uit een analyse van de politie zijn verdachte en zijn twee hiervoor onder 1 genoemde medeverdachten in verband gebracht met verdachte situaties rondom bouwterreinen. Onder drie voertuigen waarvan verdachten gebruik zouden maken, zijn daarom peilbakens geplaatst. De bakens zijn in overleg met de officier van justitie geplaatst op grond van artikel 3 van de Politiewet 2012, steeds voor de duur van maximaal vijf werkbare dagen.
  • Een dergelijk baken is op 18 maart 2023 geplaatst onder een Volkswagen met kenteken [kenteken 1] . Op 22 maart 2023 zijn ook onder een Peugeot met kenteken [kenteken 2] en een BMW met kenteken [kenteken 3] bakens geplaatst.
Feit 1 en 2:
  • In de avond van 19 maart 2023 houdt een verbalisant heimelijk zicht op de Volkswagen met kenteken [kenteken 1] . In het voertuig stappen drie mannen die de verbalisant herkent als verdachte en de twee medeverdachten, van wie hij eerder tijdens een briefing foto’s heeft gezien. Verdachte neemt volgens de verbalisant plaats als bestuurder.
  • De Volkswagen rijdt naar Waddinxveen. Na enige tijd stilgestaan te hebben op de Prins Bernhardlaan, rijdt het voertuig op en neer naar een parkeerterrein aan de [adres 1] , grenzend aan een bouwterrein. Op dit parkeerterrein ziet een verbalisant twee mannen lopen, beide met donkere kleding en met een muts op, die zoekend rondkijken. Zij zijn daar vermoedelijk door de Volkswagen afgezet. Even later, op 20 maart 2023 omstreeks 00.10 uur, herkent een verbalisant twee mannen, eveneens donker gekleed en met een muts op, die lopen op dit parkeerterrein als de medeverdachten.
  • Het vermoeden van de verbalisant is dat de beide mannen vervolgens weer opgehaald worden door de Volkswagen. Gezien wordt namelijk dat de Volkswagen met één persoon erin – vermoedelijk verdachte – terugrijdt naar het parkeerterrein, om even later weer terug te keren naar de Prins Bernhardlaan met drie personen in de auto.
  • Omstreeks 00.30 uur rijdt de Volkswagen terug naar de parkeerplaats aan de [adres 1] , waar de bijrijder en degene die achterin de auto zit uitstappen. De Volkswagen keert direct weer terug naar de Prins Bernhardlaan. De twee mannen die zijn uitgestapt worden door de verbalisant aan hun zwarte kleding, mutsen en lichaamsbouw opnieuw herkend als de twee medeverdachten.
  • De twee mannen klimmen over het hek van het bouwterrein en vervolgens op een container waarop een camera geplaatst is. Zij proberen over deze camera een zak te plaatsen, waarna het bouwalarm afgaat. Vervolgens rennen de twee mannen weg. De Volkswagen rijdt gelijk na het incident naar de [adres 1] , waarna de twee mannen in het voertuig stappen.
  • Op 20 maart 2023 om 00.45 uur rijdt de Volkswagen weg van de [adres 1] in Waddinxveen. Uiteindelijk komt het voertuig omstreeks 01.15 uur aan bij een bouwterrein aan de [adres 2] in Gouda. Op diezelfde plek is de Volkswagen blijkens het baken in de middag van 19 maart 2023 ook geweest.
  • Uit het voertuig stappen twee personen die volgens de verbalisant voldoen aan het signalement van de medeverdachten. De personen zijn namelijk in het donker gekleed en hebben een zwarte muts op. De bestuurder blijft in de auto zitten.
  • De twee personen lopen uiteindelijk met een witte tas naar de achterkant van het bouwterrein. Ze worden gezien bij de bouwcontainers, die ze uitvoerig inspecteren. Een verbalisant hoort het geluid van staal op staal – alsof het sluitwerk wordt geopend of geprobeerd wordt om dit sluitwerk te openen. De verbalisant ziet ook dat er met een lampje naar de bodem van een container wordt gekeken en dat een van de personen tegen de container opklimt om het bovendeel van de containerdeuren te bekijken. Na ongeveer tien minuten lopen de personen terug naar de Volkswagen, die vervolgens weer wegrijdt.
  • Controle van de containers wijst uit dat geen sprake is van braakschade, maar dat de zak die de mannen bij zich hadden over de camera is geplaatst.
  • De Volkswagen rijdt vervolgens in de richting van de Bunchestraat in Gouda, blijft daar even stilstaan en rijdt vervolgens via de A12 terug richting Amsterdam. Ter hoogte van de locatie op de A12 waar de Volkswagen heeft gereden wordt ook de Peugeot met kenteken [kenteken 2] gesignaleerd.
  • Controle van beide voertuigen wijst uit dat in de Peugeot de medeverdachten zitten. In de zijvakken van de deuren van de Peugeot zien de verbalisanten donkere mutsen liggen.
  • In de Volkswagen blijkt na controle verdachte te zitten. In het voertuig liggen een breekijzer en een betonschaar.
  • De verbalisanten vermoeden dat de medeverdachten tijdens de korte stop in de Bunchestraat overgestapt zijn in de Peugeot.
  • In Amsterdam worden vervolgens drie mannen gezien bij de Peugeot, die vervolgens in de Volkswagen stappen, waarna dit laatstgenoemde voertuig wegrijdt.
  • Een van de verbalisanten ziet de drie mannen even later uit de Volkswagen stappen op een ander adres in Amsterdam en herkent ze als verdachte en de twee medeverdachten.
Feit 3
  • Namens een aantal bedrijven is aangifte gedaan van diefstal van een bouwterrein aan de [adres 1] in Waddinxveen in de nacht van 23 op 24 maart 2023. Verschillende zeecontainers bleken te zijn opengebroken en uit die containers ontbrak volgens aangever kostbaar elektrisch gereedschap.
  • De politie heeft in de nacht van 23 op 24 maart 2023 bewegingen waargenomen van zowel het baken onder de Peugeot met kenteken [kenteken 2] als van het baken onder de Volkswagen met kenteken [kenteken 1] . Beide voertuigen zijn in die nacht bij de [adres 1] in Waddinxveen geweest. Ook zijn de voertuigen bij de eerdergenoemde Prins Bernhardlaan geweest en zijn zij geëindigd bij de Osdorperweg in Amsterdam, op de plek waar de verdachten uiteindelijk zijn aangehouden.
Feit 4
  • In de avond van 27 maart 2023 worden de BMW met kenteken [kenteken 3] en de Peugeot met kenteken [kenteken 2] gevolgd vanuit Amsterdam. Beide voertuigen parkeren omstreeks 22.40 uur dicht bij elkaar in de Rietzangerstraat in Emmeloord.
  • De BMW rijdt een aantal keren op en neer van de parkeerplaats in de Rietzangerstraat in Emmeloord naar een bouwterrein bij de Bumalaan/Noordzijde in Emmeloord. Een aantal keer worden twee mannen bij het bouwterrein gezien. Meermalen klimt een man over het hek van het bouwterrein. Een andere man blijft aan de pleinzijde van het hek staan en houdt de omgeving in de gaten. Steeds lopen de mannen na enige tijd weer terug naar de BMW.
  • Een van de verbalisanten omschrijft de mannen als volgt. NN1 heeft een zwarte jas aan, draagt een zwarte muts en een donkere broek met donkere schoenen en donkere zolen. NN2 draagt een grijs groene jas met zwarte vlakken, een zwarte muts, een donkerkleurige broek en donkere schoenen met witte zolen. Een andere verbalisant omschrijft de beide mannen op nagenoeg dezelfde manier en herkent hen tevens aan hun loopje als dezelfde mannen die hij eerder daar zag.
  • Nadat de BMW en de Peugeot enkele uren niet bewogen hebben, rijdt de BMW op 28 maart 2023 om 03.46 uur opnieuw vanuit de Rietzangerstraat naar de parkeerplaats bij de Bumalaan/Noordzijde. Na een korte stop rijdt de BMW terug naar de Peugeot in de Rietzangerstraat.
  • Kort na de stop van de BMW hoort een van de verbalisanten steeds metaalgerinkel en harde metalen klappen. Ook hoort hij een aantal keer het geluid van het opendraaien van de metalen grendel van een zeecontainer. Gedurende tientallen minuten hoort de verbalisant steeds klappen van metaal op metaal en gerinkel van metaal dat op de grond valt.
  • Omstreeks 04.25 uur komt de Peugeot aanrijden. Uit de richting van de Peugeot komen doffe klappen en gerinkel van metaal – na twee minuten rijdt de Peugeot weer weg naar een plein bij de Bumalaan/Noordzijde. Even later staat de Peugeot weer geparkeerd bij de BMW.
  • Na het wegrijden van de Peugeot en de BMW is geen beweging of geluid meer waargenomen op de parkeerplaats. Bij het daarop volgende onderzoek naar de plaats delict blijkt toegangspoort van het hekwerk volledig open te staan – de pen van het slot staat wel nog steeds in gesloten toestand. Ook staat de paal van het hekwerk scheef ten opzichte van de poort zelf. Daarnaast lijkt het alarm onklaar te zijn gemaakt. De bewegingssensor van een bouwlamp is afgedekt met een doos.
  • Ook blijkt een van de containers open te staan. De slotkast van de deur is volgens de verbalisanten kennelijk met veel kracht en geweld geopend. Op de grond onder het slot worden afgebladerde verfresten en een deel van een hangslot aangetroffen. Uit de container lijkt gereedschap te missen.
  • Vanuit Emmeloord rijden de beide voertuigen, de Peugeot en de BMW, vervolgens naar de Osdorperweg in Amsterdam. De verbalisanten zien iemand die zij herkennen als verdachte uit de Peugeot stappen. Uit de BMW stappen twee mannen die zij herkennen als de medeverdachten. De drie mannen lopen naar een loods waar zij contact maken met een vierde persoon. Op het moment dat verdachte en zijn twee medeverdachten weer in de BMW willen stappen, worden zij aangehouden.
  • Medeverdachte [medeverdachte 1] wordt door de verbalisanten op basis van het signalement herkend als de eerdergenoemde NN1, medeverdachte [medeverdachte 2] als de eerdergenoemde NN2.
  • Het bedrijf [B.V.] doet aangifte van de hierboven beschreven inbraak. De aangifte vermeldt dat daarbij gereedschap is gestolen.
  • In de voertuigen van verdachte en zijn medeverdachten, zijn gereedschappen aangetroffen, op verscheidene daar van zat een sticker met daarop ‘ [B.V.] ’.
  • Aan een in de BMW aangetroffen betonschaar en waterpomptang is forensisch onderzoek gedaan: de betonschaar is zeer waarschijnlijk gebruikt bij de inbraak in Emmeloord en de waterpomptang is daar gebruikt op het hangslot.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit. Wat betreft de feiten 1, 2 en het onder 4 primair tenlastegelegde heeft zij tot bewezenverklaring gerekwireerd.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich allereerst aangesloten bij het door de raadsman van medeverdachte [medeverdachte 2] ingenomen standpunt. Dit standpunt luidt als volgt. Met de inzet van de peilbakens is sprake van stelselmatige observatie, waardoor artikel 3 van de Politiewet onvoldoende grondslag biedt voor de inzet van dit opsporingsmiddel. Het onder de Volkswagen geplaatste baken is langer dan de maximale duur van vijf werkbare dagen actief geweest. Dat maakt dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek dat moet leiden tot uitsluiting van het bewijs dat is verkregen door de onrechtmatige wijze van opsporing. Dit brengt mee dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Zelf heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd. Voor alle vier tenlastegelegde feiten dient vrijspraak te volgen omdat niet aangetoond kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op de (medeplichtigheid aan de) inbraken.
Voor feit 4 heeft de raadsvrouw subsidiair bepleit dat - mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte opzet heeft gehad op de inbraak - zijn handelen hoogstens gekwalificeerd kan worden als de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid.
3.4
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak van feit 3
3.4.1
Voor de onder 3 tenlastegelegde diefstal kan op basis van de bakens uitsluitend vastgesteld worden dat twee van de voertuigen die door de verdachte en zijn medeverdachten zijn gebruikt (de Peugeot met kenteken [kenteken 2] en de Volkswagen met kenteken [kenteken 1] ) in de nacht van 23 op 24 maart 2023 op de plaats delict zijn geweest. De verdachte en zijn medeverdachten mogen met deze vaststelling weliswaar alle schijn tegen zich hebben, niet vastgesteld kan worden dat zij in de bewuste nacht ook daadwerkelijk zelf aanwezig zijn geweest op de plaats delict in Waddinxveen. Daar komt bij dat er geen verband is komen vast te staan tussen het gereedschap dat op 24 maart 2023 is gestolen en het gereedschap dat onder andere in de voertuigen van verdachte en de medeverdachten is aangetroffen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd.
Geen vormverzuim in de zin van artikel 359s Wetboek van Strafvordering (Sv)
3.4.2
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim. Het volgende is hiervoor van belang.
3.4.3
Er is bij de inzet van het peilbaken geen sprake van een overschrijding van de gestelde termijn van vijf werkbare dagen. Het baken onder de Peugeot met kenteken [kenteken 2] en de BMW met kenteken [kenteken 3] is slechts op 23, 24, 27 en 28 maart 2023 daadwerkelijk gebruikt om de verdachten te volgen. Voor het baken onder de door de namens de raadsman genoemde Volkswagen met kenteken [kenteken 1] geldt dat het baken alleen is gebruikt om de verdachten te volgen op 19, 20, 23 en 24 maart 2023. Daarmee geldt voor alle drie de bakens dat zij slechts op vier werkbare dagen zijn gebruikt.
3.4.4
Voor de beantwoording van de vraag of bij het hanteren van de opsporingsmethode van observatie al dan niet sprake is van een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte zijn de omstandigheden bepalend, zoals de duur, de intensiteit, de plaats, het doel van de observaties en de wijze waarop deze hebben plaatsgevonden.
Observaties waarvoor geen machtiging als bedoeld in art. 126g Sv is gegeven, kunnen jegens de geobserveerde onrechtmatig zijn indien zij in verband met de plaats waar zij zijn uitgevoerd, de duur, intensiteit en frequentie ervan, alsmede het gebruik van technische hulpmiddelen, geschikt zijn om een min of meer compleet beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene. Indien dat niet het geval is, kan de met het observeren samenhangende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als zo beperkt worden beschouwd dat de algemene taakomschrijving van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 3 Politiewet en art. 141 Sv, daarvoor voldoende legitimatie biedt. Dit zal in het bijzonder het geval zijn indien de observaties slechts in een bepaald gebied en kortstondig worden uitgevoerd, naar aanleiding van omstandigheden waaruit redelijkerwijs een verhoogde kans op strafbare feiten kan worden afgeleid. [1] Uit de verslaglegging van de observaties zal - mede in verband met de vereiste subsidiariteit en proportionaliteit van de uitgevoerde observaties - in voorkomend geval moeten kunnen blijken of zij in deze zin beperkt en kortstondig zijn gebleven.
3.4.5
Anders dan de verdediging heeft gesteld, heeft het plaatsen van de peilbakens in deze zaak er niet toe geleid dat een min of meer compleet beeld van bepaalde aspecten van de levens van verdachte en de medeverdachten is verkregen. De peilbakens zijn met toestemming van de officier van justitie voor maximaal vijf werkbare dagen ingezet en zijn relatief kort (vier dagen) in gebruik geweest. Uit het dossier blijkt daarnaast dat de politie de aangever van de onder 3 tenlastegelegde diefstal heeft meegedeeld dat op korte termijn een actie tegen de verdachten zou plaatsvinden. Het is dus evident niet de bedoeling geweest om het baken voor onbepaalde tijd in werking te laten. Er is voorts slechts sprake van een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte en zijn medeverdachten, nu het onder andere niet de verdachte zelf, maar zijn auto is die met het peilbaken is gevolgd. Daarnaast is de auto nagenoeg alleen gevolgd bij reisbewegingen buiten de woonplaats van verdachte en de medeverdachten en in ieder geval steeds bij reisbewegingen die pasten binnen de modus operandi van de vermoedelijk gepleegde strafbare feiten. Het gebruik van het baken heeft ertoe geleid dat verdachte en de medeverdachten één keer zijn geobserveerd bij hun vermoedelijke woonplek, maar deze observatie zag er alleen op om te kijken wie gebruik maakte van de voertuigen en niet om de woonplek en het doen en laten van de verdachte en de medeverdachten op die woonplek nader in kaart te brengen.
3.4.6
De rechtbank overweegt daarnaast dat er in het geval van een observatie zoals daar in de onderhavige zaak sprake van is, geen verdenking nodig is in de zin van artikel 27 Sv. Of sprake is van een in dat artikel bedoelde verdenking, hoeft dan ook niet te worden getoetst.
3.4.7
Het verweer slaagt niet.
Bewijsoverweging feit 1 en 2
3.4.8
Op grond van de in
bijlage IIopgenomen inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
3.4.9
Verdachte wordt op 19 maart 2023 herkend als een van de drie mannen die in de Volkswagen met kenteken [kenteken 1] stapt. Verdachte is hierbij ingestapt als bestuurder. Het baken onder deze Volkswagen wordt gevolgd naar de eerste bestemming van die nacht, Waddinxveen. Het is inmiddels 20 maart 2023 wanneer de politie daar twee mannen die herkend worden als de twee medeverdachten over het hek van een bouwterrein ziet klimmen. De mannen proberen een zak over een bouwcamera te plaatsen. Zodra het alarm afgaat, rennen de mannen terug richting de Volkswagen en verlaten zij het bouwterrein.
3.4.10
Ten aanzien van de medeverdachten is bewezen dat door over het hek te klimmen en vervolgens te proberen een zak over een camera te plaatsen, naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen sprake is van een begin van uitvoering van het delict dat zij duidelijk wilden plegen, namelijk een diefstal op het bouwterrein. Ook is ten aanzien van de medeverdachten bewezen dat zij deze poging tot diefstal
in vereniginghebben gepleegd. Dit blijkt uit de nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachten. Alvorens zij samen over het hek klimmen en samen de camera proberen af te dekken, is namelijk sprake van wat lijkt op een voorverkenning. Dit alles duidt op de uitvoering van een vooraf gezamenlijk bedacht plan.
3.4.11
Voor verdachte geldt dat hij zijn medeverdachten bij dit alles opzettelijk behulpzaam is geweest door de medeverdachten naar de plaats van het misdrijf te brengen. Dit heeft hij niet alleen voorafgaand aan de daadwerkelijke poging gedaan, maar ook in het kader van een voorverkenning. Toen de medeverdachten bezig waren met de poging tot inbraak, bleef verdachte met zijn auto verderop wachten, om de medeverdachten even later weer op te halen. Het moet voor verdachte duidelijk zijn geweest wat zijn medeverdachten van plan waren. De rechtbank wordt in deze vaststelling gesterkt door de voorverkenningen die hebben plaatsgevonden. Het handelen van verdachte duidt gelet op het voorgaande op medeplichtigheid aan de poging tot gekwalificeerde diefstal, hetgeen de rechtbank dan ook bewezen acht.
3.4.12
Verdachte en de twee medeverdachten rijden vervolgens naar Gouda. Aldaar worden de medeverdachten opnieuw samen op een bouwterrein gezien, waar ze onder andere containers inspecteren. Later blijkt dat er over een camera op het bouwterrein een zak geplaatst is. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van exact dezelfde modus operandi als eerder die nacht in Waddinxveen. Op basis van dezelfde redenering als hiervoor ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat er in het geval van verdachte ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde sprake is van medeplichtigheid aan een poging tot een gekwalificeerde diefstal in vereniging.
3.4.13
Dat het zowel in het geval van feit 1 als in het geval van feit 2 gaat om medeplichtigheid aan een poging tot diefstal door specifiek verdachte, leidt de rechtbank af uit het volgende. Het zijn de onder 1 genoemde medeverdachten die zijn herkend als degenen die daadwerkelijk gepoogd hebben om goederen weg te nemen van de bouwplaats. Het kan daarom niet anders dan dat het verdachte is geweest die de Volkswagen heeft bestuurd. De medeverdachten zijn allereerst herkend als twee van de drie mannen die op
19 maart 2023 vanuit Amsterdam naar Waddinxveen reden. Verdachte is in Amsterdam ingestapt als bestuurder. Vervolgens zijn de medeverdachten meermaals herkend aan hun donkere kleding, zwarte mutsen en lichaamsbouw als de twee mannen die op zowel het bouwterrein in Waddinxveen als op de bouwplaats in Gouda rondgelopen hebben. Deze herkenningen worden bevestigd doordat de medeverdachten na de poging in Gouda bij een controle door de politie in de Peugeot zijn aangetroffen, waarbij ook in de zijvakken van de portieren de eerdergenoemde zwarte mutsen zijn aangetroffen. Verdachte zat in de Volkswagen. De rechtbank gaat ervan uit dat de medeverdachten in Gouda zijn overgestapt van de Volkswagen in de Peugeot. Dit past, zoals ook blijkt uit het dossier, in het tijdspad en bij de korte stop die de Volkswagen heeft gemaakt in de Bunchestraat.
Bewijsoverweging feit 4
3.4.14
Op grond van de in
bijlage IIopgenomen inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank eveneens tot bewezenverklaring het onder 4 primair tenlastegelegde feit.
3.4.15
Op 28 maart 2023 vindt er opnieuw een incident plaats op een bouwplaats, deze keer in Emmeloord. Dit keer is sprake van een voltooide diefstal, waarbij kostbaar gereedschap weggenomen is. Het zijn opnieuw twee van de drie voertuigen waarmee verdachte en de medeverdachten in verband gebracht worden die via de peilbakens naar de plaats delict gevolgd worden. Aldaar zien verbalisanten twee mannen over het bouwterrein lopen die op basis van hun signalement later geïdentificeerd worden als de medeverdachten. Nadat de medeverdachten een aantal voorverkenningen hebben verricht, waarbij de medeverdachten steeds al over het hek van het bouwterrein geklommen zijn, hoort de politie gedurende langere tijd metaalgeluiden. Naderhand wordt vastgesteld dat het toegangshek van het terrein geforceerd is. Ook blijkt het alarm onklaar gemaakt te zijn en is er opnieuw een camera afgedekt. Een container blijkt te zijn opengebroken. Uit die container is gereedschap weggenomen zoals in de naderhand gedane aangifte staat.
3.4.16
Na de diefstal rijden de twee voertuigen terug naar Amsterdam. Daar vindt bij een loods de aanhouding van verdachte en de twee medeverdachten plaats. In de voertuigen van de verdachten wordt gereedschap aangetroffen met onder andere stickers van ‘ [B.V.] ’, het bedrijf waarvan gereedschap is weggenomen. Forensisch onderzoek wijst daarnaast uit dat een in een van de voertuigen van verdachte en de medeverdachten aangetroffen betonschaar en waterpomptang gebruikt zijn om op het bouwterrein in Emmeloord onder andere sloten te forceren.
3.4.17
Vastgesteld kan worden dat verdachte en de twee medeverdachten samen naar Emmeloord zijn gereden, daar meerdere keren op en neer zijn gereden naar een bouwterrein om naar het zich laat aanzien voorverkenningen te doen (alvorens het overgaan tot de daadwerkelijke diefstal) en dat zij vervolgens gezamenlijk zijn aangehouden met in hun voertuigen de gestolen gereedschappen. Gelet op deze omstandigheden en het gegeven dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd voor zijn aanwezigheid bij het bouwterrein op de bewuste dag en tijdstippen, maakt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij het duidelijk de bedoeling was dat verdachte en de medeverdachte gezamenlijk zouden delen in de buit. Daarmee is sprake van een diefstal in vereniging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 maart 2023 te Waddinxveen, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bedrijventerrein, gelegen aan de [adres 1] te Waddinxveen, gereedschappen weg te nemen, toebehorende aan een onbekend gebleven (bouw)bedrijf, en zich daarbij de toegang tot die goederen te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door het voornoemde bedrijventerrein te betreden, en op een container te klimmen, en de bewakingscamera te benaderen terwijl zij een grote zak bij zich hadden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 20 maart 2023 te Waddinxveen opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door een personenauto te besturen en
- hiermee voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de plaats van het misdrijf te brengen, en
- die personenauto in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf te parkeren, en in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf in die personenauto te wachten, zodat het voor die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het plegen van voornoemd feit gemakkelijk zou zijn om in te stappen en verdachte daarna direct weg zou kunnen rijden, teneinde die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en gemakkelijk te maken;
2
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 20 maart 2023 te Gouda, ter uitvoering van het door verdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bedrijventerrein, gelegen aan de [adres 2] te Gouda, gereedschappen weg te nemen, in elk geval goederen, toebehorende aan een onbekend gebleven (bouw)bedrijf, en zich daarbij de toegang tot die goederen te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door het voornoemde bedrijventerrein te betreden, en op een container te klimmen, en een zak over een bewakingscamera te plaatsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 20 maart 2023 te Gouda opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door een personenauto te besturen en
- hiermee voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de plaats van het misdrijf te brengen, en
- die personenauto in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf te parkeren, en in de (onmiddellijke) nabijheid van de plaats van het misdrijf in die personenauto te wachten, zodat het voor die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] na het plegen van voornoemd feit gemakkelijk zou zijn om in te stappen en verdachte daarna direct weg zou kunnen rijden, teneinde die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te helpen vluchten, althans de vlucht mogelijk te maken en gemakkelijk te maken;
4
op 28 maart 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met anderen, goederen die aan [B.V.] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 4 primair bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Op basis van de daarvoor geldende indicatoren sprake van mobiel banditisme, een strafverzwarende omstandigheid.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met eventueel een voorwaardelijk strafdeel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.3
Verdachte heeft zich al dan niet als medeplichtige, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan een drietal zeer vervelende feiten. Tot twee keer is geprobeerd om gereedschap weg te nemen van een tweetal bouwterreinen. Een derde poging was succesvol. Er is veel waardevol gereedschap weggenomen. De modus operandi van verdachte en zijn medeverdachten, die zich onder andere kenmerkt door gedegen voorverkenningen en het bedekken van bewakingscamera’s met een zak, duidt op een doordachte werkwijze. Hiermee heeft hij de benadeelden schade toegebracht in de vorm van hinder en hoge (reparatie)kosten. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en met zijn gedrag getoond dat hij geen respect heeft voor eigendommen van anderen.
8.3.4
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 30 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit. Ditzelfde geldt voor de strafbladen van verdachte uit Duitsland en [geboorteland] .
8.3.5
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat sprake is van mobiel banditisme en neemt daarbij de in de Richtlijn voor strafvordering mobiel banditisme (2019R010) genoemde indicatoren in aanmerking. Verdachte heeft zich met anderen op geraffineerde wijze in een relatief korte periode meermalen keren schuldig gemaakt aan vermogensdelicten. Het grote aantal goederen dat is weggenomen of geprobeerd is weg te nemen betreft verhandelbare goederen die redelijkerwijs niet voor eigen gebruik bestemd zijn. Verdachte heeft daarnaast geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en beschikt in Nederland niet over een sociaal vangnet. Verder is niet gebleken dat verdachte beschikt over een legale bron van inkomsten of de beschikking heeft over financiële middelen om verblijf in Nederland te bekostigen. Het is niet duidelijk wat verdachte in Nederland doet, behalve dan het plegen van diefstallen. Op grond van het bovenstaande zijn naar het oordeel van de rechtbank op indicator 5 na alle in de richtlijn genoemde indicatoren van toepassing. Dat maakt de conclusie dat sprake is van mobiel banditisme niet anders, nu daarvan sprake is wanneer sprake is van indicator 4 óf 5.
8.3.6
De rechtbank is gelet op het hiernavolgende van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting enigszins af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
8.3.7
Op grond van de onder 8.3.5 genoemde richtlijn hoort bij inbraken in bedrijven in het kader van mobiel banditisme bij een first offender een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Gelet op de aanzienlijke waarde van de goederen telt de rechtbank hier één maand bij op. Deze maand trekt de rechtbank hier vervolgens weer vanaf omdat er ten aanzien van twee van de feiten sprake is van medeplichtigheid. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest. Voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

9.Beslag

9.1
Inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn blijkens de in het dossier aanwezige kennisgeving van inbeslagname en de beslaglijst de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • een geldbedrag van € 670,-, goednummer 6320358;
  • een telefoon, goednummer 6320359.
9.2
Teruggave
Niet is gebleken dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag dat aan hem toebehoort in enig verband staat met het tenlastegelegde. Dit geldbedrag dient daarom te worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde verdachte.
9.3
Verbeurdverklaring
Wat betreft de in beslag genomen telefoon, die aan verdachte toebehoort, geldt dat uit het dossier is gebleken dat dit een goed is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. Daarom wordt deze telefoon verbeurdverklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 48, 49, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 en 2:
telkens: medeplichtigheid aan een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Verklaart hetgeen bewezen is strafbaar en verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Het beslag:
Gelast de teruggave van het hiervoor onder 9.1 genoemde geldbedrag aan de rechthebbende, zijnde verdachte.
Verklaart verbeurd de hiervoor onder 9.1 genoemde telefoon.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2023.

Voetnoten

1.Vgl. HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2050.