Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers AOW-pensioen terecht heeft herzien vanaf
1 november 2021 en terecht een bedrag van € 757,58 van eiser heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser heeft met een formulier, door verweerder ontvangen op 2 juli 2021, een AOW-pensioen aangevraagd. Met een besluit van 30 augustus 2021 heeft verweerder eiser een AOW-pensioen toegekend vanaf 1 november 2021. In deze beslissing staat dat eiser ongehuwd is en alleen woont. Daarom krijgt hij een ongehuwdenpensioen.
2. Via een melding van de Basisregistratie personen heeft verweerder vernomen dat eiser op 2 augustus 2021 is getrouwd. Op 11 januari 2022 heeft verweerder eiser een brief gestuurd waarin verweerder hem heeft gevraagd het bijgevoegde formulier “Onderzoek woonsituatie” in te vullen en terug te sturen. Op 12 januari 2022 heeft verweerder eiser laten weten dat hij vanaf 1 januari 2022 voorlopig minder AOW-pensioen krijgt omdat verweerder wil nagaan of eiser het juiste bedrag ontvangt. Eiser heeft vervolgens het formulier ingevuld retour gestuurd.
3. Het ingevulde formulier bevestigde dat eiser getrouwd is. Omdat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, heeft verweerder het AOW-pensioen van eiser met een besluit van 21 januari 2022 aangepast naar de norm voor een gehuwde. Door deze aanpassing heeft eiser van november 2021 tot en met december 2021 € 757,58 te veel AOW ontvangen. Dit bedrag moet eiser terugbetalen.
4. Op 9 februari 2022 heeft eiser een AIOaangevraagd. Met een besluit van
29 april 2022 heeft verweerder eiser een voorlopige AIO-aanvulling toegekend vanaf
24 januari 2022. Eiser is tegen dit besluit niet in bezwaar gegaan.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 21 januari 2022 ongegrond verklaard. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat verweerder in zijn besluit van 30 augustus 2021 heeft aangegeven dat eiser voor de uitkering relevante wijzigingen binnen vier weken moet doorgeven. Op de website van verweerder staat dat dit ook geldt voor een huwelijk in het buitenland. Dit heeft eiser niet gedaan. Verweerder heeft eisers AOW-pensioen dus terecht herzien. Van een dringende reden om af te zien van terugvordering van het te veel betaalde bedrag is niet gebleken, aldus verweerder.
6. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat verweerder had behoren af te zien van de herziening en de terugvordering. Verweerder heeft gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiser is zijn verplichtingen nagekomen. Hij kon niet weten dat hem de verkeerde uitkering was toegekend en hij is er niet op gewezen dat hij melding moest doen van een huwelijk in het buitenland. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht moet worden verhoogd vanaf de datum van zijn huwelijk. Door terugvordering met terugwerkende kracht komt eiser per 1 november 2021 onder het sociaal minimum. Zijn partner heeft immers weinig tot geen inkomen en vermogen en geen volledig recht op AOW.
Het oordeel van de rechtbank
7. Niet in geschil is dat eiser terecht vanaf 1 november 2021 een AOW-pensioen voor gehuwden ontvangt. In geschil is de herziening van het AOW-pensioen en de daarop gebaseerde terugvordering.
8. In artikel 17a, eerste lid aanhef en onder a, van de AOW staat dat verweerder een besluit tot verlening van AOW-pensioen herziet indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 49 van de AOW heeft geleid tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen.
9. In artikel 49 van de AOW is bepaald dat de pensioengerechtigde onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden aan verweerder meedeelt, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of de hoogte daarvan. In de praktijk hanteert verweerder het beleid dat wijzigingen binnen vier weken moeten worden doorgegeven.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Een maand nadat eiser AOW-pensioen heeft aangevraagd, is hij getrouwd. Hiervan heeft eiser aan verweerder geen melding gemaakt. Verweerder heeft eiser een ongehuwdenpensioen toegekend. Ten tijde van deze toekenning was verweerder dus niet op de hoogte van het huwelijk van eiser. Eiser had, onder deze omstandigheden, kunnen of moeten weten dat de omstandigheid dat hij inmiddels gehuwd was, van belang is voor de hoogte van zijn AOW-pensioen. Dat verweerder eiser hier onvoldoende op zou hebben gewezen, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. Het ligt primair op de weg van eiser om verweerder hiervan in kennis te stellen. Artikel 49 van de AOW is immers een objectief geformuleerde verplichting, waarbij verwijtbaarheid geen rol speelt.Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om aan te nemen dat de herziening onevenredig is.
11. Verweerder heeft eisers AOW-pensioen daarom terecht herzien.
12. Uit artikel 24, eerste lid, van de AOW volgt dat verweerder een onverschuldigd betaalde uitkering moet terugvorderen. Als daarvoor dringende redenen bestaan, kan verweerder besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de financiële en/of sociale gevolgen die een besluit voor de betrokkene heeft.
13. De rechtbank is niet gebleken van dergelijke gevolgen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de AIO-aanvulling. Dat eiser recht zou hebben gehad op een AIO-aanvulling vanaf datum huwelijk in het geval hij daarvan tijdig melding had gedaan, is geen dringende reden om af te zien van terugvordering. Eiser had mogelijk recht op een AIO-aanvulling vanaf datum van het huwelijk, maar heeft de aanvulling pas op
9 februari 2022 aangevraagd. Die aanvulling is niet eerder dan per 24 januari 2022 toegekend. Eiser is het daarmee niet eens, maar zijn bezwaar daartegen kan niet worden beoordeeld in het kader van dit beroep. Dit beroep betreft niet een besluit over de AIO-aanvulling. Voor eiser stond bezwaar open tegen de ingangsdatum van de aanvulling, maar eiser heeft geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft zich dus op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook geen redenen om aan te nemen dat de terugvordering onevenredig is.