ECLI:NL:RBAMS:2023:461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
22/3311
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank na huwelijk van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 3 februari 2023, onder zaaknummer 22/3311, is het beroep van eiser tegen de herziening van zijn AOW-pensioen behandeld. Eiser had een AOW-pensioen aangevraagd, waarbij hij aangaf ongehuwd te zijn. Na zijn huwelijk, dat hij niet aan de Sociale Verzekeringsbank (verweerder) had gemeld, werd zijn AOW-pensioen herzien naar de norm voor gehuwden. De rechtbank oordeelde dat eiser had moeten weten dat zijn huwelijk van invloed was op de hoogte van zijn AOW-pensioen. De terugvordering van het te veel ontvangen bedrag van € 757,58 werd door de rechtbank gerechtvaardigd geacht, omdat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Eiser had zijn verplichtingen niet nagekomen door zijn huwelijk niet tijdig te melden, wat leidde tot de herziening van zijn pensioen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af, inclusief de terugbetaling van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank (verweerder)

(gemachtigde: mr. G.E. Eind).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van
21 januari 2022 waarin staat dat eiser vanaf 1 november 2021 recht heeft op een
AOW [1] -pensioen voor een gehuwde en de teveel uitbetaalde uitkering (€ 757,58) moet terugbetalen.
Met het bestreden besluit van 29 juni 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, vergezeld door mr. L.R.W. Respen en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, om eiser de gelegenheid te geven nadere stukken te overleggen. Eiser heeft deze stukken op 4 november 2022 overgelegd. Verweerder heeft niet gereageerd. Omdat beide partijen daarna niet om een nadere zitting gevraagd hebben, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers AOW-pensioen terecht heeft herzien vanaf
1 november 2021 en terecht een bedrag van € 757,58 van eiser heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser heeft met een formulier, door verweerder ontvangen op 2 juli 2021, een AOW-pensioen aangevraagd. Met een besluit van 30 augustus 2021 heeft verweerder eiser een AOW-pensioen toegekend vanaf 1 november 2021. In deze beslissing staat dat eiser ongehuwd is en alleen woont. Daarom krijgt hij een ongehuwdenpensioen.
2. Via een melding van de Basisregistratie personen heeft verweerder vernomen dat eiser op 2 augustus 2021 is getrouwd. Op 11 januari 2022 heeft verweerder eiser een brief gestuurd waarin verweerder hem heeft gevraagd het bijgevoegde formulier “Onderzoek woonsituatie” in te vullen en terug te sturen. Op 12 januari 2022 heeft verweerder eiser laten weten dat hij vanaf 1 januari 2022 voorlopig minder AOW-pensioen krijgt omdat verweerder wil nagaan of eiser het juiste bedrag ontvangt. Eiser heeft vervolgens het formulier ingevuld retour gestuurd.
3. Het ingevulde formulier bevestigde dat eiser getrouwd is. Omdat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, heeft verweerder het AOW-pensioen van eiser met een besluit van 21 januari 2022 aangepast naar de norm voor een gehuwde. Door deze aanpassing heeft eiser van november 2021 tot en met december 2021 € 757,58 te veel AOW ontvangen. Dit bedrag moet eiser terugbetalen.
4. Op 9 februari 2022 heeft eiser een AIO [2] aangevraagd. Met een besluit van
29 april 2022 heeft verweerder eiser een voorlopige AIO-aanvulling toegekend vanaf
24 januari 2022. Eiser is tegen dit besluit niet in bezwaar gegaan.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 21 januari 2022 ongegrond verklaard. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat verweerder in zijn besluit van 30 augustus 2021 heeft aangegeven dat eiser voor de uitkering relevante wijzigingen binnen vier weken moet doorgeven. Op de website van verweerder staat dat dit ook geldt voor een huwelijk in het buitenland. Dit heeft eiser niet gedaan. Verweerder heeft eisers AOW-pensioen dus terecht herzien. Van een dringende reden om af te zien van terugvordering van het te veel betaalde bedrag is niet gebleken, aldus verweerder.
Het standpunt van eiser
6. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat verweerder had behoren af te zien van de herziening en de terugvordering. Verweerder heeft gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Eiser is zijn verplichtingen nagekomen. Hij kon niet weten dat hem de verkeerde uitkering was toegekend en hij is er niet op gewezen dat hij melding moest doen van een huwelijk in het buitenland. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht moet worden verhoogd vanaf de datum van zijn huwelijk. Door terugvordering met terugwerkende kracht komt eiser per 1 november 2021 onder het sociaal minimum. Zijn partner heeft immers weinig tot geen inkomen en vermogen en geen volledig recht op AOW.
Het oordeel van de rechtbank
7. Niet in geschil is dat eiser terecht vanaf 1 november 2021 een AOW-pensioen voor gehuwden ontvangt. In geschil is de herziening van het AOW-pensioen en de daarop gebaseerde terugvordering.
8. In artikel 17a, eerste lid aanhef en onder a, van de AOW staat dat verweerder een besluit tot verlening van AOW-pensioen herziet indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 49 van de AOW heeft geleid tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen.
9. In artikel 49 van de AOW is bepaald dat de pensioengerechtigde onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden aan verweerder meedeelt, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of de hoogte daarvan. In de praktijk hanteert verweerder het beleid dat wijzigingen binnen vier weken moeten worden doorgegeven.
10. De rechtbank overweegt als volgt. Een maand nadat eiser AOW-pensioen heeft aangevraagd, is hij getrouwd. Hiervan heeft eiser aan verweerder geen melding gemaakt. Verweerder heeft eiser een ongehuwdenpensioen toegekend. Ten tijde van deze toekenning was verweerder dus niet op de hoogte van het huwelijk van eiser. Eiser had, onder deze omstandigheden, kunnen of moeten weten dat de omstandigheid dat hij inmiddels gehuwd was, van belang is voor de hoogte van zijn AOW-pensioen. Dat verweerder eiser hier onvoldoende op zou hebben gewezen, wat daar ook van zij, maakt dit niet anders. Het ligt primair op de weg van eiser om verweerder hiervan in kennis te stellen. Artikel 49 van de AOW is immers een objectief geformuleerde verplichting, waarbij verwijtbaarheid geen rol speelt. [3] Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen redenen om aan te nemen dat de herziening onevenredig is.
11. Verweerder heeft eisers AOW-pensioen daarom terecht herzien.
12. Uit artikel 24, eerste lid, van de AOW volgt dat verweerder een onverschuldigd betaalde uitkering moet terugvorderen. Als daarvoor dringende redenen bestaan, kan verweerder besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak kunnen dringende redenen slechts gelegen zijn in de onaanvaardbaarheid van de financiële en/of sociale gevolgen die een besluit voor de betrokkene heeft. [4]
13. De rechtbank is niet gebleken van dergelijke gevolgen. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de AIO-aanvulling. Dat eiser recht zou hebben gehad op een AIO-aanvulling vanaf datum huwelijk in het geval hij daarvan tijdig melding had gedaan, is geen dringende reden om af te zien van terugvordering. Eiser had mogelijk recht op een AIO-aanvulling vanaf datum van het huwelijk, maar heeft de aanvulling pas op
9 februari 2022 aangevraagd. Die aanvulling is niet eerder dan per 24 januari 2022 toegekend. Eiser is het daarmee niet eens, maar zijn bezwaar daartegen kan niet worden beoordeeld in het kader van dit beroep. Dit beroep betreft niet een besluit over de AIO-aanvulling. Voor eiser stond bezwaar open tegen de ingangsdatum van de aanvulling, maar eiser heeft geen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft zich dus op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er ook geen redenen om aan te nemen dat de terugvordering onevenredig is.

Conclusie en gevolgen

14. Er is geen reden om de herziening en terugvordering van eisers AOW-pensioen onrechtmatig te achten. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
15. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van 't Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
3 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (Raad) van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3303.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 6 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2514.