ECLI:NL:RBAMS:2023:4704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
AMS 22/3394
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WGA-vervolguitkering op basis van medische en arbeidskundige rapportages

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L. Wittensleger, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Kok. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van verweerder om haar per 1 november 2021 een WGA-vervolguitkering toe te kennen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,39%. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiseres eerder een WIA-uitkering had ontvangen, maar na herbeoordeling door verweerder een lager percentage arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. Eiseres heeft betoogd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres op een zorgvuldige manier heeft betrokken bij de beoordeling. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie ingebracht die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen gelijk en de proceskosten worden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. J.L. Wittensleger),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[stichting], te Amsterdam, die te kennen heeft gegeven alleen een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2021 (het primaire besluit I) heeft verweerder eiseres met ingang van 1 november 2021 een WGA [1] -vervolguitkering op grond van de Wet WIA [2] toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 44,36%.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit I bezwaar ingediend.
Bij besluit van 17 maart 2022 (het primaire besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres recht heeft op een WGA-vervolguitkering per 1 november 2021 op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,26%
Eiseres heeft tegen het primaire besluit II bezwaar ingediend.
Bij besluit van 24 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als polikliniek assistente voor 27,82 uur per week. Zij is op 30 november 2015 uitgevallen voor dit werk wegens gezondheidsklachten. Vervolgens heeft verweerder aan eiseres per 27 november 2017 een WIA-uitkering toegekend, omdat eiseres 100% arbeidsongeschikt is geacht. Bij besluit van 28 juni 2019 heeft verweerder eiseres 80 - 100% arbeidsongeschikt geacht en de loongerelateerde uitkering omgezet in een loonaanvullende uitkering. De werkgeefster van eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van werkgeefster gegrond verklaard en eiseres per 11 september 2019 44,36% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres heeft hiertegen beroep en hoger beroep ingesteld, maar zowel het beroep, als het hoger beroep is ongegrond verklaard.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder de WGA-loonaanvullingsuitkering van eiseres per 1 november 2021 beëindigd en eiseres vanaf deze datum een WGA-vervolguitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 44,36%. Met het arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%.
1.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verweerder heeft eiseres niet aan een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige herbeoordeling onderworpen en heeft daarom volgens eiseres geen beeld van haar functionele mogelijkheden.
1.4.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verweerder eiseres alsnog aan een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek onderworpen. De primaire
verzekeringsarts heeft eiseres onderzocht en zijn bevindingen vastgelegd in zijn rapport van 2 maart 2022. De primaire verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 maart 2022. Naar aanleiding van het rapport van de primaire verzekeringsarts, heeft de primaire arbeidsdeskundige in zijn rapport van 16 maart 2022 passende functies voor eiseres geselecteerd en aan de hand hiervan het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 1 november 2021 vastgesteld op 46,26%.
1.5.
Verweerder heeft op 17 maart 2022 aan eiseres medegedeeld het voornemen te hebben haar arbeidsongeschiktheidspercentage te herzien en haar per 1 november 2021 46,26% arbeidsongeschikt te achten. Met het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres nu in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55%. Eiseres heeft opnieuw bezwaar gemaakt.
1.6.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft aan dit besluit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 juni 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 juni 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet in de heroverweging in bezwaar geen aanleiding om eiseres meer beperkt te achten dan is neergelegd in de FML van 15 maart 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee van de eerder geselecteerde functies verworpen. Vervolgens heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres opnieuw berekend. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is eiseres per 1 november 2021 46,39% arbeidsongeschikt. Met het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage valt eiseres alsnog in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 45 tot 55% .
Het oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder op goede gronden eiseres per 1 november 2021 (datum in geding) voor 46,39% arbeidsongeschikt heeft geacht.
3. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op haar verdienvermogen. Volgens vaste rechtspraak mag verweerder zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
Ten aanzien van het medisch onderzoek
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres op 2 juni 2022 onderzocht op een spreekuur. Naar aanleiding van de door eiseres ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst aan de hand van dossierstudie, informatie verkregen vanuit de hoorzitting, de resultaten van het door de verzekeringsarts bezwaar en beroep verrichte onderzoek op het spreekuur en aanvullende informatie verkregen van de neurochirurg. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de naar voren gebrachte klachten op een zorgvuldige en duidelijke manier heeft betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling en is het onderzoek zorgvuldig geweest.
5. Voor zover eiseres stelt dat het onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen contact heeft opgenomen met haar behandelend neuroloog, overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert aan dat behandeling van arbeidsongeschiktheid en beoordeling daarvan bewust gescheiden zijn ten behoeve van een zuivere beoordeling. De behandelaar stelt de medische feiten op schrift, en dat is in dit geval gebeurd. De beoordeling van de belastbaarheid is vervolgens een verzekeringsgeneeskundig vraagstuk. Bovendien is de visie van de neuroloog bekend uit voorgaande procedures en is er een onafhankelijk expertise verricht. Naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep had overleg dus geen toegevoegde waarde. De rechtbank vindt deze motivering navolgbaar. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen onjuist heeft vastgesteld. Eiseres ervaart cognitieve klachten en door de fysieke aanwezigheid van de ventriculoperitoneale drain ook klachten bij – onder meer - het bukken, buigen, torderen, traplopen, tillen en dragen. Verder voert eiseres aan dat zij niet in staat is om 25 uur per week te werken, zoals dat nu is aangenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had meer beperkingen moeten aannemen. Eiseres is van mening dat zij op datum in geding volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Ook bestrijdt eiseres dat tijdens het expertise onderzoek van Psyon sprake was van onderpresteren en overrapporteren. Volgens eiseres worden de resultaten van het onderzoek veroorzaakt door beschadiging van haar hersenen waardoor zij blijvende cognitieve klachten heeft ontwikkeld.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres deze beroepsgronden ook al heeft aangevoerd in een voorgaande beroepsprocedure bij deze rechtbank [3] en in een hoger beroepsprocedure bij de Centrale Raad van Beroep [4] . Het beroep en hoger beroep van eiseres zijn ongegrond verklaard. Deze rechtbank heeft geen concreet aanknopingspunt gezien om aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen en de Centrale Raad van Beroep heeft vervolgens de aangevallen uitspraak bevestigd. De rechtbank ziet nu geen aanleiding om anders te oordelen ten aanzien van deze beroepsgronden. De beroepsgronden slagen dus niet.
8. Eiseres heeft in de onderhavige procedure aanvullend een brief van de neurochirurg van 19 mei 2022 ingediend. Naar de mening van eiseres heeft deze brief ten onrechte niet geleid tot het aannemen van meer beperkingen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert aan dat deze informatie in de rapportage is genoemd. Het schrijven van de neuroloog ondersteunt dat er restbeperkingen zijn, maar de aanvullende beperkingen die volgens eiseres moeten worden aangenomen, kunnen hiermee niet onderbouwd worden. Medisch inhoudelijk worden geen nieuwe feiten of gegevens aangevoerd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de brief van 19 mei 2022 in wezen niet anders dan de brief van 28 augustus 2020. In voorgaande procedures is de brief van de neurochirurg van
28 augustus 2020 bij de beoordeling betrokken. Naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt er in de situatie van eiseres ook feitelijk niets veranderd te zijn. Samenvattend blijkt uit de brieven dat de neurochirurg zich goed kan voorstellen dat eiseres bepaalde cognitieve klachten blijft houden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep voert aan dat hij dit in de voorgaande procedure nu juist heeft getracht te objectiveren, waarbij dit niet bevestigd kon worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat zijn eigen waarnemingen hiermee overeenstemmen. De rechtbank vindt deze motivering navolgbaar. De rechtbank stelt, in overeenstemming met de visie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, vast dat eiseres in deze procedure geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de bevindingen en het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen van eiseres in de FML van 15 maart 2022. Dit betekent dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust.
Ten aanzien van het arbeidskundig onderzoek
10. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 22 juni 2022 eiseres, gelet op de aangenomen beperkingen, geschikt heeft geacht voor de functies van kassamedewerker, caissière, huishoudelijk medewerker (excl. particulieren) en huishoudelijk medewerker gebouwen. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de functies assemblage medewerker elektrotechnische producten, productiemedewerker metaal en elektro-industrie en medewerker tuinbouw als overige functies geselecteerd.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de inzichtelijke arbeidsdeskundige onderbouwing bij de selectie van de functies aan de hand van alle beschikbare medische informatie, voldoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de geduide functies de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Daar waar sprake is van signaleringen en mogelijke overschrijdingen, heeft de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waarom de geduide functies geschikt zijn voor eiseres.
12. Voor zover eiseres specifiek per functie aangeeft waarom de functie niet geschikt is, overweegt de rechtbank als volgt. Voor het beoordelen van de geschiktheid voor de geduide functies dient te worden uitgegaan van de beperkingen die de verzekeringsarts heeft aangenomen in de FML van 15 maart 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voert aan dat er geen beperkingen zijn aangenomen door de verzekeringsarts ten aanzien van hoofdbewegingen maken, reiken en frequent reiken tijdens werk, torderen, duwen en trekken, lopen, traplopen, buigen, knielen of hurken, geknield of gehurkt actief zijn, gebogen en/of getordeerd actief zijn, boven schouderhoogte actief zijn en het hoofd in een bepaalde stand houden. Daarom acht hij de geduide functies geschikt voor eiseres. De rechtbank stelt vast dat er inderdaad geen beperkingen zijn aangenomen door de verzekeringsarts ten aanzien van de door eiseres gestelde punten. De rechtbank is van oordeel dat de functies met de vastgestelde beperkingen om die reden kunnen worden uitgeoefend.
13. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
14. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Verweerder heeft eiseres per 1 november 2021 op goede gronden 46,39% arbeidsongeschikt geacht.
15. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, rechter, in aanwezigheid van mr. H.M. Dost, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
3.Zie de uitspraak van rechtbank Amsterdam van 23 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2691.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:193.