ECLI:NL:RBAMS:2023:4911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
AMS 19/2813
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de korpschef van politie inzake AVG-verzoek en schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2023, met zaaknummer AMS 19/2813, is het beroep van eiser tegen de korpschef van politie beoordeeld. Eiser had een verzoek ingediend op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) om afschriften van zijn persoonsgegevens. De korpschef had eerder besloten dat de AVG niet van toepassing was op de verwerking van deze gegevens in het kader van de politietaak. Eiser stelde dat zijn politiegegevens getransformeerd waren naar persoonsgegevens en dat hij recht had op afschriften van deze gegevens. De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet verplicht was om afschriften te verstrekken, omdat de gegevens nog steeds als politiegegevens werden beschouwd en niet onder de AVG vielen. Eiser verzocht ook om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden met 36 maanden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 3.000,-. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en de korpschef hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/2813

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal)
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beoordeling door de korpschef van zijn verzoek op grond van de Avg [1] .
2. Met een besluit van 22 november 2018 heeft de korpschef besloten op een verzoek van eiser op grond van de Avg (het primaire besluit). Met een besluit van 8 april 2019 op het bezwaar van eiser heeft de korpschef het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen (het bestreden besluit).
3. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM [2] . Naar aanleiding van dit verzoek heeft de rechtbank de Staat der Nederlanden als partij aangemerkt.
5. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2021 op zitting behandeld. Na sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb [3] .
6. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023, samen met de beroepen met de zaaknummers AMS 19/678, 21/1537, 21/4934, 22/2012, 22/4157, 22/4158 en 23/0153, opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef
,bijgestaan door mr. [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , allen werkzaam bij de politie. Eiser heeft [deskundige 1] , [deskundige 2] , [deskundige 3] (deskundigen) en [tolk] (tolk in de Engelse taal) meegebracht naar de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
8. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het verzoek van 3 oktober 2018
10. Met een brief van 3 oktober 2018 heeft eiser de korpschef verzocht een afschrift te verstrekken van alle persoonsgegevens die de nationale politie van hem verwerkt.
11. De korpschef heeft het verzoek opgevat als een verzoek op grond van de Wpg [4] en een verzoek op grond van de Avg. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het besluit naar aanleiding van het Avg-verzoek. In de uitspraak van 31 juli 2023, met zaaknummer AMS 19/678, beoordeelt de rechtbank beroep van eiser tegen het besluit naar aanleiding van het Wpg-verzoek.
Besluitvorming
12. In het primaire besluit staat dat persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt in klachtprocedures. In dit besluit wordt een overzicht gegeven van 13 klachten die eiser heeft ingediend, met vermelding van het kenmerk van elke klacht, de politie-eenheid waar die is ingediend en de datum van ontvangst en van afhandeling.
12. In het bestreden besluit stelt de korpschef zich op het standpunt dat de Avg niet van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de uitvoering van de politietaak. [5] Om die reden vallen de gegevens in het politiedossier van eiser en de vraag of aan hem een zogeheten CTER-code is toegekend buiten de reikwijdte van het
Avg-verzoek. Verder stelt de korpschef dat er geen persoonsgegevens van eiser zijn doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, zodat het informeren van eiser over passende waarborgen niet aan de orde is. [6] De bezwaargronden die in dit verband zijn aangevoerd, leiden daarom niet tot herroeping van het primaire besluit.
14. Met het bestreden besluit is het primaire besluit herroepen voor zover in dat besluit:
- eiser niet op de hoogte is gesteld van de doeleinden van de verwerking van zijn persoonsgegevens, [7] - eiser niet is geïnformeerd over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens van eiser zijn verstrekt, [8] - eiser geen uitsluitsel is gegeven over de opslagtermijn van de verwerkte persoonsgegevens, [9] - niet is vermeld bij welke toezichthoudende autoriteit eiser een klacht kan indienen, [10] - niet is vermeld van wie de persoonsgegevens afkomstig zijn, [11] - eiser geen uitsluitsel is gegeven over de vraag of ten aanzien van hem automatische besluitvorming heeft plaatsgevonden, [12] - alleen een opsomming is gegeven van de registraties waarin persoonsgegevens van eiser met toepassing van de Avg zijn verwerkt. [13]
15. In het bestreden besluit heeft de korpschef eiser alsnog geïnformeerd dat:
- de verwerking van zijn persoonsgegevens als doel heeft zijn klachten af te handelen,
- zijn persoonsgegevens niet zijn verstrekt aan derden,
- de opslagtermijn van persoonsgegevens vijf jaar is,
- eiser een klacht kan indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens,
- de persoonsgegevens die in het kader van een klachtprocedure zijn verwerkt afkomstig zijn van eiser zelf, medewerkers van het team Klachten van de Afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten en/of van de beklaagde politieambtenaren,
- ten aanzien van zijn persoon geen automatische besluitvorming heeft plaatsgevonden.
Verder heeft de korpschef eiser een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die op grond van de Avg zijn verwerkt.
Zijn politiegegevens getransformeerd naar persoonsgegevens?
15. Eiser betoogt dat de korpschef niet heeft onderkend dat politiegegevens die niet langer nodig zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak zijn getransformeerd naar persoonsgegevens waarop de Avg van toepassing is. Die transformatie volgt uit artikel 8, zesde lid, van de Wpg.
16.1.
De rechtbank volgt dat betoog niet. Een politiegegeven is elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak. De Wpg bevat geen regeling op grond waarvan politiegegevens transformeren in persoonsgegeven waarop de Avg van toepassing is. Anders dan eiser betoogt, volgt die transformatie ook niet uit artikel 8, zesde lid, van de Wpg. In die bepaling is alleen geregeld dat politiegegevens die zijn verwerkt, worden vernietigd zodra zij niet langer nodig zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking worden verwijderd. Die bepaling doet niets af aan het feit dat het nog steeds om gegevens gaat die in het kader van de politietaak zijn verwerkt en die zich nog steeds bevinden bij de politie.
Had de korpschef afschriften moeten verstrekken?
17. Eiser is het niet eens met de weigering van de korpschef om afschriften van documenten te verstrekken. Eiser voert aan dat de korpschef niet heeft onderkend dat hij op grond van artikel 15, derde lid, van de Avg recht heeft op ongelakte afschriften.
17.1.
In artikel 15, derde lid, eerste volzin van de Avg is bepaald dat de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die worden verwerkt. In het arrest van 4 mei 2023, F.F. tegen Österreichische Datenschutzbehörde, C-487/21 [14] , heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie voor recht verklaard dat artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de Avg als volgt moet worden uitgelegd. Het recht om een kopie te verkrijgen van persoonsgegevens houdt in dat aan de betrokkene een getrouwe en begrijpelijke reproductie van al deze gegevens moet worden gegeven. Dit recht omvat het recht om een kopie te verkrijgen van uittreksels uit documenten of zelfs van volledige documenten of databankuittreksels die deze gegevens bevatten, indien dit onontbeerlijk is om de betrokkene in staat te stellen de hem bij deze verordening verleende rechten daadwerkelijk uit te oefenen.
17.2.
De verplichting een kopie van de persoonsgegevens te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de Avg, betekent dus niet dat een bestuursorgaan verplicht is afschriften te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar het mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt indien daarmee een getrouwe en begrijpelijke reproductie van al deze gegevens wordt gegeven. Maar indien afschriften onontbeerlijk zijn om de door de Avg verleende rechten daadwerkelijk uit te oefenen is een bestuursorgaan wel gehouden om afschriften van documenten te verstrekken.
17.3.
De korpschef heeft aan eiser bij het bestreden besluit een kopie verstrekt van de persoonsgegevens die van hem zijn verwerkt. Voor zover eiser stelt dat de korpschef met die kopie geen getrouwe en begrijpelijke reproductie van zijn persoonsgegevens heeft gegeven, heeft hij die stelling niet onderbouwd. Voor zover eiser stelt dat afschriften onontbeerlijk zijn om zijn rechten daadwerkelijk uit te oefenen, heeft hij die stelling ook niet onderbouwd. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat die afschriften voor eiser onontbeerlijk zijn. De rechtbank ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de korpschef verplicht was om aan eiser afschriften van documenten te verstrekken.
Verzoek om immateriële schadevergoeding
18. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een schadevergoeding toe te kennen in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
18.1.
De behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepsprocedure sprake is, mag maximaal 2 jaar in beslag nemen. Daarbij is een termijn van 6 maanden voor de behandeling van het bezwaar en een termijn van anderhalf jaar voor de behandeling van het beroep redelijk. De te beoordelen periode vangt aan vanaf de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen en loopt door tot de datum van de uitspraak van de rechtbank. Indien de redelijke termijn is overschreden, wordt voor de schadevergoeding een bedrag gehanteerd van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden. Het totaal van de overschrijding wordt naar boven afgerond. [15]
18.2.
Op 18 december 2018 heeft de korpschef het bezwaarschrift van eiser ontvangen. De periode vanaf 18 december 2018 tot de datum van deze uitspraak is (afgerond) 4 jaar en zeven maanden. Omdat de redelijke termijn tot 18 december 2020 liep, is die termijn overschreden met 2 jaar en 7 maanden (31 maanden). Naar boven afgerond is dat 3 jaar (36 maanden). Daarmee correspondeert een vergoeding van de immateriële schade van
(6 x € 500.-) € 3.000,-. Het bestreden besluit is genomen binnen de redelijke beslistermijn van zes maanden. De termijnoverschrijding van 36 maanden is volledig toe te rekenen aan de beroepsfase bij de rechtbank. De Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) moet daarom aan eiser € 3.000,- vergoeden.
Conclusie en gevolgen
19. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden die in verband staan met de behandeling van het beroep. Van proceskosten die in verband staan met het verzoek om immateriële schadevergoeding is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond,
- veroordeelt de Staat der Nederlanden om aan eiser een immateriële schadevergoeding van € 3.000,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P. Lauwaars, voorzitter, en mr. T.L. Fernig-Rocour en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

VERORDENING (EU) 2016/679 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)

Artikel 151. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Algemene verordening gegevensbescherming.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Wet politiegegevens.
5.Artikel 2, tweede lid, aanhef en onder d, van de Avg.
6.Artikel 15, tweede lid, van de Avg.
7.Artikel 15, eerste lid, onder a, van de Avg.
8.Artikel 15, eerste lid, onder c, van de Avg.
9.Artikel 15, eerste lid, onder d, van de Avg.
10.Artikel 15, eerste lid, onder f, van de Avg.
11.Artikel 15, eerste lid, onder g, van de Avg.
12.Artikel 15, eerste lid, onder h, van de Avg.
13.Artikel 15, derde lid, van de Avg.
14.ECLI:EU:C:2023:369.
15.Zie het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.