In deze zaak vordert de Alliantie, een woningcorporatie, een huurverhoging van € 50,00 voor een woning die sinds 1999 verhuurd wordt aan de gedaagde. De gedaagde, die in persoon procedeert, heeft de huurcommissie verzocht om de redelijkheid van deze verhoging te beoordelen. De huurcommissie heeft geoordeeld dat de voorgestelde verhoging niet redelijk is, omdat de Alliantie in 2007 heeft toegezegd dat de huurprijs nooit boven de huurtoeslaggrens zou stijgen. De huurtoeslaggrens in 2022 bedraagt € 763,47, terwijl de voorgestelde huurprijs na verhoging op € 831,88 zou komen.
De Alliantie stelt dat de huurverhoging gerechtvaardigd is op basis van de wetgeving die sinds 2013 van kracht is, die verhuurders toestaat om hogere huurverhogingen voor huishoudens met een midden- of hoger inkomen voor te stellen. De kantonrechter moet beoordelen of de door de Alliantie voorgestelde huurverhoging redelijk is, rekening houdend met de toezeggingen die in het verleden zijn gedaan aan de gedaagde. De rechter concludeert dat de Alliantie in 2007 een voorwaarde aan de garantie heeft verbonden, die is vervuld door de wetswijzigingen in 2013. Hierdoor kan de Alliantie nieuwe huurprijsverhogingsafspraken maken.
De kantonrechter oordeelt dat de voorgestelde huurverhoging van € 50,00 redelijk is en stelt de huurprijs per 1 juli 2022 vast op € 831,88. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 522,25. Dit vonnis is uitgesproken door mr. L. van Berkum, kantonrechter, op 1 september 2023.