In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 augustus 2023 een beschikking gegeven op de verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand van de verzoeker, die in verband met een Europees aanhoudingsbevel (EAB) was gedetineerd. De verzoeker, geboren in Vietnam, had schadevergoeding aangevraagd na zijn vrijspraak door het Landgericht Essen op 8 februari 2023. De rechtbank heeft de verzoeker gehoord, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, en de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schadevergoeding te laat was ingediend, aangezien dit binnen drie maanden na de beëindiging van de overleveringsprocedure in Nederland had moeten gebeuren. De overleveringsprocedure eindigde op 6 april 2022, toen de rechtbank de overlevering toestond. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken tot schadevergoeding en vergoeding van kosten van rechtsbijstand niet-ontvankelijk zijn, omdat de verzoeker niet binnen de gestelde termijn had gehandeld. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.