In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen op 3 april 2014. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1979, is in Nederland ingeschreven en heeft een verzoek tot overlevering ontvangen in verband met een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, opgelegd door de Regionale Rechtbank in Kielce op 13 juni 2007.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het proces is meerdere keren uitgesteld, onder andere vanwege prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Tijdens de zittingen op 14 juni en 27 juli 2023 zijn de officieren van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de verplichting om te beslissen niet opheft.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden van artikel 6a OLW, omdat hij ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven en zijn verblijfsrecht niet zal verliezen door de opgelegde straf. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland te bevelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.