In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 mei 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Weisswasser in Duitsland. Het EAB was gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die in Nederland verbleef. De behandeling van het EAB vond plaats op een eerdere zitting op 10 mei 2023, waar de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. M. Houweling. De rechtbank had de behandeling van het verzoek om overlevering uitgesteld naar de zitting van 24 mei 2023, omdat de zaak per abuis was afgehaald zonder de raadsman en de opgeëiste persoon te informeren.
Tijdens de zitting op 24 mei 2023 was de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig, maar de opgeëiste persoon was niet verschenen, met instemming van de rechtbank. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering, omdat het EAB was ingetrokken, wat werd bevestigd door een e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De raadsman steunde dit standpunt.
De rechtbank heeft het standpunt van de officier van justitie gevolgd en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd. Deze uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. O.P.M. Fruytier, en de rechters mrs. P. Sloot en L. Sanders, in aanwezigheid van griffier mr. V.D. Reinders, en werd openbaar uitgesproken op de zitting van 24 mei 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.