ECLI:NL:RBAMS:2023:5980

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
13/070467-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een gewapende diefstal in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juni 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 2004 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van mededaderschap bij een gewapende diefstal die op 9 maart 2023 in Kalmthout, België, heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 24 mei 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was en dat de overlevering moest worden geweigerd, maar de rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeerde dat er geen belemmeringen waren voor de overlevering, ook niet met betrekking tot de detentieomstandigheden in België, en dat de opgeëiste persoon voldoende garanties had gekregen voor humane behandeling na overlevering. De rechtbank verwierp de verweren van de raadsman en stond de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/070467-23
Datum uitspraak: 7 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2023 door de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 mei 2023 in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een mandaat bij verstek dat is uitgevaardigd door een onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen (België) op 10 maart 2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is omdat de mate van betrokkenheid onvoldoende is geconcretiseerd. Daarom moet de overlevering worden geweigerd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de zaak om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en dat het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd, met name nu het strafrechtelijk onderzoek nog in volle gang is. De mate van de betrokkenheid, namelijk mededaderschap, is voldoende duidelijk omschreven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht dat hij als mededader met twee anderen op 9 maart 2023 in Kalmthout (België) een diefstal heeft gepleegd bij een wapenhandel, waarbij geweld is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat met deze omschrijving aan genoemde vereisten is voldaan. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het een vervolgings-EAB betreft. Het onderzoek is dus nog gaande en de verdenking hoeft op dit moment nog niet volledig uitgekristalliseerd te zijn.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal;
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings in Antwerpen heeft op 19 april 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Belgische onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Belgische detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [5] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 19 april 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 18 april 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] 2004) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 10 maart 2023; ref. 2023/039) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is11 m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat de verstrekte detentiegarantie niet volstaat. De garantie geeft geen zekerheid dat het individuele gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in detentie wordt weg genomen voor de gehele periode dat de opgeëiste persoon in detentie zal doorbrengen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in België geen belemmering vormen voor de overlevering van de opgeëiste persoon, nu er een individuele detentiegarantie is afgegeven en er geen reden bestaat om te twijfelen aan de naleving van deze detentiegarantie.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. De rechtbank mag alleen de detentieomstandigheden onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon volgens een concreet voornemen of naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [7] Een detentiegarantie hoeft logischerwijs geen ruimere reikwijdte dan die inrichtingen te hebben. De rechtbank is van oordeel dat er, gezien deze garantie, voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande evenmin aanleiding de behandeling van de vordering aan te houden om nadere vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten.
8. Artikel 11 OLW: dreigende schending artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest)
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat de overlevering moet worden
geweigerd, omdat overlevering een schending van het recht op
family life, zoals bedoeld in
artikel 7 van het Handvest, oplevert. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de raadsman een drietal bijlagen overgelegd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de opgeëiste persoon. [8]
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen.
De rechtbank overweegt als volgt. Overlevering is, gelet op artikel 52, eerste lid, Handvest, een toegestane inmenging in de uitoefening van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De rechtbank ziet in de geschetste persoonlijke omstandigheden geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. De inmenging in de uitoefening van het recht op
family lifelevert daarom geen beletsel op voor overlevering. Het verweer wordt verworpen.

9.Artikel 13 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft gesteld dat overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 13 OLW, omdat een deel van de feiten in Nederland heeft plaatsgevonden. De opgeëiste persoon is immers in Nederland aangehouden met een vuurwapen in de auto.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat artikel 13 OLW niet van toepassing is. Het EAB ziet niet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. De overlevering wordt namelijk alleen gevraagd voor een gewapende overval die is gepleegd in België. In dit kader is niet relevant dat bij aanhouding van de opgeëiste persoon in Nederland een vuurwapen in de auto is aangetroffen.

10.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

11.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

12.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. Sloot en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.
5.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
8.Deze bijlagen zijn aan deze uitspraak gevoegd.