Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Hof van Beroep van Antwerpen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 15 november 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 1980 en thans gedetineerd in Nederland, heeft een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd gekregen in België voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke termijn voor de beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om te beslissen.
Tijdens de zitting op 19 september 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft en dat hij op de hoogte was van de behandeling van zijn zaak in België, maar niet is verschenen omdat hij in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon vertegenwoordigd was door een gekozen raadsman tijdens de Belgische procedure.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet het toepasselijke Nederlandse strafmaximum overstijgt. Gezien de banden van de opgeëiste persoon met Nederland, heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in Nederland te bevelen. De rechtbank heeft tevens de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.