3.1.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in onderdeel d):
“De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
-
de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend,
-
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en
-
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen.”
Gevraagd naar voornoemde verzetgarantie is in de aanvullende informatie van 30 augustus 2023 opgenomen:
“The decision will be delivered personally to Mr. [opgeëiste persoon] and he will be informed of his rights. Pursuant to Article 423 paragraph 1 of the Criminal Procedure Code of the Republic of Bulgaria: "Within a six-month period from learning of the sentence that has entered into force or from the actual handover from another country to the Republic of Bulgaria, the person convicted in absentia can make a request for the reopening of the criminal case due to his non-participation in the criminal proceedings. The request is respected, unless the convicted person absconded after being charged in the pre-trial proceedings, which is why the procedure under Art. 247c, para. 1 cannot be fulfilled or, after it has been fulfilled, has failed to appear at a court session without a good reason. The term is 6 months, during which the convicted [opgeëiste persoon] can request a retrial of the case.”
Op 11 september 2023 is hierop de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gesteld:
“Could you confirm that Mr [opgeëiste persoon] , after his surrender, will be granted theunconditionalpossibility to a retrial or an appeal in which he will have the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed?”
In reactie daarop heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 13 september 2023 het volgende laten weten:
“The convicted person [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1990 in the town of [geboorteplaats] , [geboorteplaats] region, will have an unconditional opportunity to request from the Supreme Court of Cassation of the Republic of Bulgaria the reopening of the criminal proceedings against him, in which he will have the right to participate and present evidence, including new ones.”
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd, omdat de verzetgarantie niet voldoende onvoorwaardelijk is. Volgens de garantie wordt alleen onvoorwaardelijk de mogelijkheid geboden om een verzoek in te dienen, hetgeen niet hetzelfde is als het recht op heropening van de procedure. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hierover aanvullende vragen moeten worden gesteld.
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar jurisprudentie - op het standpunt gesteld dat de geboden verzetgarantie onvoorwaardelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 13 september 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon het onvoorwaardelijke recht heeft om te vragen om heropening van zijn strafzaak. Daaruit blijkt niet dat dit verzoek zal worden ingewilligd en zijn zaak dus ook zal worden heropend. Daarmee voldoet de gegeven garantie niet aan artikel 12 onder d OLW. Nu de beslistermijn is verlopen en op dit punt door het IRC al de benodigde vragen zijn gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, ziet de rechtbank ruimte noch reden om de zaak aan te houden om hierover nader vragen te stellen.
Gelet op het voorgaande kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van 28 augustus 2023 is onder meer het volgende opgenomen:
“
A notification was sent to [opgeëiste persoon] for the date and place of the court hearing, at the addresses he indicated, but the same was not found at them.”
In de aanvullende informatie van 30 augustus 2023 is verder te lezen:
“
On 11.08.2020 Mr. [opgeëiste persoon] was charged and presented, and Mr. [opgeëiste persoon] was personally present at these actions.
On the same date - 11.08.2020, Mr. [opgeëiste persoon] was issued a "Signature" remand measure, which, according to Art. 60 para. 1 of the Criminal Procedure Code of the Republic of Bulgaria, prohibits the accused from leaving the inhabited place where he lives, without the permission of the relevant authority.
On the same date, Mr. [opgeëiste persoon] was notified PERSONALLY that in case of violation of the taken Restraint Measure, it may be amended to a more severe one and that he is obliged to notify the relevant authority upon a change of residence. Mr. [opgeëiste persoon] has declared, signing personally, that he is aware of his rights and obligations under the Law.”
In de aanvullende informatie van 8 september 2023 is ook verder opgenomen:
“
The convicted person [opgeëiste persoon] (…) did not provide the Bulgarian authorities with his address in the Kingdom of the Netherlands, which is why this address in the Kingdom of the Netherlands was not known to the Bulgarian authorities. For this reason, the person [opgeëiste persoon] was not summoned to this address.
On August 11, 2020, Mr. [opgeëiste persoon] was explained his obligation to notify the authorities of the criminal proceedings when changing his address, as well as the consequences of not complying with this obligation. Mr. [opgeëiste persoon] has declared with his signature that he is aware of this obligation.”
Tot slot volgt uit aanvullende informatie van 13 september 2023 dat:
“
I confirm that the convicted person [opgeëiste persoon] , (…) indicated an address at which he was wanted by the Bulgarian authorities, and which address was indicated by him.”
De rechtbank stelt gelet op het vorenstaande vast dat de opgeëiste persoon van de verdenking en de strafrechtelijke procedure tegen hem op de hoogte was. De opgeëiste persoon heeft ten behoeve van die procedure een adres in Bulgarije opgegeven en was er van op de hoogte dat hij op dat adres bereikbaar voor de Bulgaarse justitiële autoriteiten moest zijn. Tevens is hij er van op de hoogte gebracht dat hij verplicht was om eventuele adreswijzigingen aan de Bulgaarse autoriteiten door te geven. Gebleken is dat de opgeëiste persoon naar Nederland is vertrokken, maar heeft nagelaten om een adreswijziging door te geven. De Bulgaarse justitiële autoriteiten hebben vervolgens getracht de oproeping voor de zitting aan de opgeëiste persoon te betekenen op het door hem opgegeven adres, waar hij echter niet meer verbleef omdat hij in strijd met de
remand measurenaar Nederland was gegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank levert overlevering onder deze omstandigheden geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. Het lag immers op zijn weg om officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure in de gaten te houden. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit vonnis heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor correspondentie in zijn strafzaak. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW.