ECLI:NL:RBAMS:2023:6754

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/13/729276 / HA ZA 23-118
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van werkzaamheden op basis van regie versus vaste aanneemsom in aannemingsovereenkomst

In deze zaak vordert de aannemer, Kneppers Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V., betaling voor verrichte werkzaamheden op basis van een regieovereenkomst. De opdrachtgever, [gedaagden], weigert betaling en stelt dat er een vaste aanneemsom is overeengekomen op basis van een kostenraming. De rechtbank oordeelt dat de intentie van de aannemer duidelijk was dat er gewerkt zou worden op regiebasis, waarbij de kostenraming als richtprijs diende. Echter, Kneppers heeft nagelaten de opdrachtgever te waarschuwen voor een overschrijding van de richtprijs met meer dan 10%, zoals vereist in artikel 7:752 lid 2 BW. Hierdoor hoeft de opdrachtgever niet rekening te houden met de overschrijding. De rechtbank veroordeelt de opdrachtgever tot betaling van 10% bovenop de richtprijs, wat resulteert in een te betalen bedrag van € 19.346,27, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden ook aan de opdrachtgever opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/729276 / HA ZA 23-118
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNEPPERS BOUW- EN AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. P.C. Tennekes te Utrecht,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. B.N. Vlasman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Kneppers (vrouwelijk enkelvoud, nu het om een rechtspersoon gaat) en [gedaagden] (mannelijk enkelvoud) worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 januari 2023, met producties,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 31 mei 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 september 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kneppers is een aannemingsbedrijf. Kneppers en [gedaagden] hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten voor de verbouwing van de woning van [gedaagden]
2.2. Kneppers heeft drie kostenramingen verstrekt aan [gedaagden] Op 11 juni 2019 verstrekte Kneppers de derde kostenraming met daarin een totaalbedrag van € 146.438,24.
2.3.
Op 12 juni 2019 stuurde [gedaagden] de volgende e-mail aan Kneppers:
“(…) This email is to confirm that we are happy to go ahead with the project and kick off
tomorrow with demolition and carpet removal. We are finalizing the drawings with Allard
Architecture (…).
We will have to review a few things to make it compitable with our budget and tomorrow
we are having a meeting with Allard architecture to make some compromises (…)”.
2.4.
Op 13 juni 2019 reageerde Kneppers, voor zover hier relevant, als volgt op de mail van [gedaagden] :
“(…) Today or tomorrow my colleague [naam] will send you a direction agreement
[regieovereenkomst; rb]. (…)”
2.5.
Er bevindt zich een (niet ondertekende) ‘overeenkomst van aanneming van werk in regie’ in het dossier. Hierin staat opgenomen dat Kneppers het werk uitvoert in regie, onder toepasselijkheid van de AVA 1992, in opdracht en voor rekening van [gedaagden]
De overeenkomst bevat ook een specificatie van het uurloon van diverse medewerkers, zoals de timmerman, uitvoerder en projectleider. Tot slot staat in de overeenkomst opgenomen dat de kostenraming van 11 juni 2019 enkel is bedoeld als richtprijs en een prognose van de te verwachten kosten van het werk.
2.6.
Op 20 juni 2019 stuurt Kneppers aan [gedaagden] :
“(…) I will send them to the electrician, they don’t have the capacity now to make a
calculation. What we can do is let him work the same way we do, they cost € 52,50 ph.
Excl. vat and additional costs. That way they can start next week if we wait for the
calculation we have to wait 2/3 weeks before they can start. (…)”
2.7. Op 20 juni 2019 reageert [gedaagden] als volgt:
“It is okay to start with the electrician on the same basis.”
2.8.
Op 27 juni 2019 stuurt Kneppers de volgende e-mail aan [gedaagden] :
“(…) In de bijlage het eerste weekrapport, facturen van leveranties / containers en
onderaannemers hebben we nu nog niet binnen. Deze zullen apart opgegeven worden.
Graag ontvangen wij de regieovereenkomst nog retour. (…)”
2.9.
Kneppers heeft zogenoemde ‘regie weekrapporten’ aan [gedaagden] gestuurd. Op deze weekrapporten staat, onder andere, de volgende informatie:
Nummer
Datum
Weeknummer
Bedrag, excl btw
1
17 juni – 21 juni 2019
25
€ 3.298,30
2
24 juni – 28 juni 2019
26
€ 4.458,45
3
1 juli – 5 juli 2019
27
€ 6.237,83
4
8 juli – 12 juli 2019
28
€ 5.992,86
5
15 juli – 19 juli 2019
29
€ 16.582,31
6
22 juli – 26 juli 2019
30
€ 6.885,88
7
29 juli – 2 aug 2019
31
€ 6.184,38
8
5 aug – 9 aug 2019
32
€ 19.393,64
9
12 aug – 16 aug 2019
33
€ 14.972,16
10
19 aug – 23 aug 2019
34
€ 26.794,67
11
26 aug – 30 aug 2019
35
€ 11.293,17
12
2 sept – 6 sept 2019
36
€ 7.961,80
13
9 sept – 13 sept 2019
37
€ 3.433,60
14
16 sept – 20 sept 2019
38
€ 10.506,87
15
23 sept – 27 sept 2019
39
€ 4.511,28
16
30 sept 2019 – 7 jan 2020
40 - 2
€ 28.286,12
Totaal
€ 176.793,32
2.10.
Kneppers heeft de volgende facturen verzonden aan [gedaagden] :
Factuurdatum
Omschrijving
Bedrag, incl. btw
Opmerking
Ontvangen door [gedaagden] op
10 juli 2019
1e termijn bij uitvoering werk
€ 37.026,00
10 juli 2019
7 augustus 2019
2e termijn bij vordering werkzaamheden
€ 24.684,00
7 augustus 2019
6 september 2019
3e termijn bij vordering werkzaamheden
€ 49.368,00
6 november 2019
6 november 2019
4e termijn bij vordering werkzaamheden
€ 44.716,45
Thans tot 85% van de waarde weekrapporten 1 t/m 15
16 april 2020
27 augustus 2020
5e slottermijn bij einde werkzaamheden
€ 43.839,66
Thans restant 15% van de waarde weekrapporten 1 t/m 15 alsmede kosten week 40 t/m 13 – 2020.
27 augustus 2020
Totaal
€ 199.634,11
2.11.
[gedaagden] heeft de volgende betalingen verricht aan Kneppers:
Datum
Bedrag
10 juli 2019
€ 37.026,00
13 augustus 2019
€ 24.684,00
26 september 2019
€ 26.794,67
11 november 2019
€ 36.231,12
18 mei 2020
€ 11.000,00
27 juli 2020
€ 4.000,00
31 augustus 2020
€ 2.000,00
Totaal
€ 141.735,79
2.12.
Op 5 november 2019 stuurt Kneppers de volgende e-mail aan [gedaagden] :
“With ur approval I would like to maken a bill for the last reports. I would like to make one
for 85% of the total, the last 15% after things are solved (…)”
2.13.
Op 6 november 2019 heeft Kneppers een e-mail gestuurd aan [gedaagden] met daarin een optelsom van de weekrapporten 1 tot en met 15 van € 148.507,20 en de volgende toelichting:
“Bijgaande de factuur het weekrapport en de berekening 85%. (…)
85% van € 148.507,20 = 126.231,12 -/- 90.000 reeds gefactureerd is dan per heden
€ 36.231,12. (…)”
2.14.
Op 16 april 2020 heeft Kneppers een e-mail gestuurd aan [gedaagden] met als onderwerp ‘payments and invoices’. Deze e-mail houdt, voor zover hier relevant, het volgende in:
“(…)The total balance due since last year November: € 29.213,00 (…)”
2.15.
Op 12 mei 2020 heeft Kneppers een e-mail gestuurd aan [gedaagden] met daarin, voor zover hier relevant, het volgende:
“(…) Hereby we sent you a second reminder regarding the payments and invoices as
proposed by us in our previous e-mail of April 24th. We kindly request you to settle
€ 26.291,90 (…)”
2.16. Op 28 mei 2020 stuurde Kneppers een e-mail met daarin een derde betalingsherinnering voor het bedrag van € 26.291,90.
2.17.
Op 28 mei 2020 stuurt [gedaagden] , voor zover hier relevant, de volgende e-mail aan Kneppers:
“(…) I have made a payment last week but the overall amount is not what was agreed of
22 276,08 and I’m sorry but I did not understand the difference. There is also a pending
issue which needs to be fixed (…)
We have had a massive overshoot in terms of budget and delay and we paid everything on
time so far despite a couple of problems (…)”
2.18.
Op (wederom) 28 mei 2020 stuurt Kneppers aan [gedaagden] :
“(…) Het klopt dat er een betaling is gedaan (…), het resterende bedrag wat openstaat is echter veels te groot. (...) Er is op 18-5-2020 € 11.000,- betaald, er staat nu nog € 15.292,57 (is na aftrek kredietbeperking). (…)”
2.19.
Op 23 juli 2020 heeft [gedaagden] een brief ontvangen van de incassogemachtigde van Kneppers voor een bedrag van € 20.229,27.
2.20.
Op 13 augustus 2020 heeft [gedaagden] , nadat hij € 4.000 had betaald, een gecorrigeerde aanmaning ontvangen voor een bedrag van € 16.052,96.
2.21.
Op enig moment in deze periode heeft [gedaagden] het laatste weekrapport, nummer 16, ontvangen. Dit ziet op werkzaamheden in de periode van 30 september 2019 tot en met 7 januari 2020. De waarde van de werkzaamheden die in deze periode zijn uitgevoerd is € 3.547,02, exclusief btw. In dit weekrapport is ook de resterende 15% van de andere weekrapporten opgenomen waardoor het totaalbedrag van het weekrapport € 28.286,12 is.
2.22.
Op 27 augustus 2020 heeft Kneppers een factuur gestuurd voor de laatste termijn van de werkzaamheden. De factuur bevat 15% van de waarde van de weekrapporten 1 tot en met 15 en de waarde van weekrapport 16, deze keer beide inclusief btw. Het totale bedrag is € 43.839,66.
2.23.
Kneppers heeft [gedaagden] daarna nog tweemaal aangemaand, voor een bedrag van € 56.053,53 en € 59.456,08. [gedaagden] heeft niet betaald.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Kneppers vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] te veroordelen tot betaling van:
€ 53.053,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen en de contractuele renteopslag van 2%, tot aan de dag der algehele voldoening,
de buitengerechtelijke incassokosten, berekend als 10% van de hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de vonnisdatum.
3.2.
Kneppers legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met [gedaagden] een regieovereenkomst heeft gesloten. Kneppers heeft de werkzaamheden uitgevoerd en daar ook steeds verantwoording over afgelegd middels de weekrapporten. [gedaagden] heeft die geaccepteerd en dient nu het openstaande bedrag te betalen.
3.3.
[gedaagden] voert tot zijn verweer dat partijen geen regieovereenkomst hebben gesloten, maar een vaste aanneemsom zijn overeengekomen op basis van de kostenraming van 11 juni 2019. Kneppers heeft op geen enkel moment gewaarschuwd voor een mogelijke overschrijding van de aanneemsom. Als de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van een regieovereenkomst, dan heeft Kneppers maximaal recht op een aanvullende betaling van 10% omdat hij op grond van artikel 7:752 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) [gedaagden] had moeten waarschuwen voor een overschrijding van de richtprijs met meer dan 10%. Kneppers heeft dat nagelaten. [gedaagden] kan dan ook maximaal worden verplicht om nog een bedrag van € 14.643,83 te betalen. Verder zijn aan [gedaagden] nooit algemene voorwaarden ter hand gesteld dus Kneppers kan geen beroep doen op de daarin opgenomen regeling over contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagden] verzet zich tegen uitvoerbaar bij voorraad verklaring van een eventuele veroordeling in conventie, dan wel verzoekt de rechtbank om Kneppers te verplichten zekerheid te stellen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagden] vordert – samengevat – dat de rechtbank de regieovereenkomst en de algemene AVA voorwaarden vernietigt en Kneppers veroordeelt in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.6.
[gedaagden] legt aan zijn vordering ten grondslag dat, als de rechtbank tot het oordeel komt dat sprake is van een regieovereenkomst, [gedaagden] heeft gedwaald bij het totstandkomen daarvan. [gedaagden] ging ervan uit dat de werkzaamheden werden verricht binnen de kaders van het budget, als hij had geweten dat Kneppers meende dat een regieovereenkomst was gesloten, dan zou hij die hebben betwist. Kneppers heeft misbruik van omstandigheden gemaakt waardoor in dat geval de overeenkomst op basis van regie tot stand is gekomen. Kneppers wist dat [gedaagden] de Nederlandse taal niet machtig was en veelvuldig in Frankrijk verbleef en de woning dus niet kon bezoeken. Kneppers heeft gewerkt alsof sprake was van een ‘carte blanche’. De algemene voorwaarden waar Kneppers zich op beroept zijn niet ter hand gesteld en dienen dan ook te worden vernietigd.
3.7.
Kneppers voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
Arbitraal vonnis
4.1.
In de dagvaarding heeft Kneppers gevorderd dat arbitraal vonnis wordt gewezen. De rechtbank heeft de advocaat van Kneppers tijdens de zitting gevraagd naar de bedoeling van deze vordering. De advocaat van Kneppers heeft laten weten dat dit een vergissing is en dient te worden gezien als een kennelijke verschrijving. [gedaagden] heeft de rechtbank ter zitting verzocht om op de vordering van Kneppers te beslissen.
4.2.
Geen van partijen heeft zich erop beroepen dat tussen hen een arbitragebeding is overeengekomen. Dat betekent dat niet is gebleken dat, in plaats van de rechtbank, het geschil aan arbitrage is onderworpen. Partijen lijken in de stukken ook uit te gaan van een procedure die is ingeleid bij dagvaarding en die aan de rechtbank voorligt. In de conclusie van antwoord is niet ingegaan op het feit dat in het petitum de termen ‘arbitraal vonnis’ en ‘Scheidsgerecht’ staan, er wordt geantwoord op ‘de dagvaarding die namens eiser is uitgebracht’. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving en acht zichzelf bevoegd om dit geschil te beoordelen.
Regieovereenkomst of vaste aanneemsom?
4.3.
Tussen partijen is onduidelijkheid ontstaan over de voorwaarden waaronder het werk moet worden afgerekend. De door Kneppers opgestelde ‘overeenkomst van aanneming van werk in regie’ is niet door [gedaagden] ondertekend of op andere wijze geaccordeerd. Er kan daarom niet vanuit worden gegaan dat de tekst van deze overeenkomst tussen partijen te gelden had. Datzelfde geldt voor de daarbij horende algemene voorwaarden.
[gedaagden] heeft op zijn beurt niet richting Kneppers benoemd dat aan zijn zijde sprake was van een maximum budget en dat hij uitsluitend de opdracht wilde verstrekken op basis van een vaste aanneemsom. Een duidelijke afspraak bij aanvang van het werk is op dit punt dus niet gemaakt.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat Kneppers voldoende heeft aangetoond dat bij haar van meet af aan de intentie bestond om het werk op regiebasis uit te voeren, waarbij de kostenraming van 11 juni 2019 diende te fungeren als een richtprijs. Kneppers heeft vanuit die intentie ook meermaals bepaalde berichten aan [gedaagden] verstuurd. Zo heeft zij in de e-mail van 13 juni 2019 benoemd dat zij aan [gedaagden] een
regieovereenkomst
(direction agreement) zal sturen. Kneppers heeft vervolgens per e-mail van 27 juni 2019 aan [gedaagden] gevraagd of hij de
regieovereenkomst ondertekend kon retourneren. Ook uit de e-mail van 20 juni 2019 waarin Kneppers vraagt of de elektricien op dezelfde wijze als Kneppers aan de slag mag, met daarbij het uurtarief van de elektricien vermeld, blijkt dat Kneppers niet op basis van een vaste aanneemsom, maar op basis van gewerkte uren en gemaakte kosten betaling verlangde. [gedaagden] gaat vervolgens akkoord met deze werkwijze. Bovendien heeft [gedaagden] wekelijks ‘
regieweekrapporten’ ontvangen. Van [gedaagden] had mogen worden verwacht dat als hij vragen had over bijvoorbeeld de betekenis van het woord ‘regie’, of over wat Kneppers bedoelde met de vraag of de elektricien op dezelfde manier aan de slag kon, dat hij deze vragen aan Kneppers zou hebben gesteld. [gedaagden] heeft dat niet gedaan. Hiermee heeft hij het werken op basis van regie niet afgewezen en daarmee (stilzwijgend) ingestemd. De rechtbank gaat er bij de verdere beoordeling van uit dat geen vaste aanneemsom is afgesproken, maar partijen werkten op regiebasis.
4.5.
[gedaagden] heeft er in deze procedure op gewezen dat hij de Nederlandse taal niet machtig is en dat daarmee op Kneppers, die voornamelijk in het Nederlands communiceert, een verzwaarde verantwoordelijkheid rust om zich ervan te vergewissen dat [gedaagden] uitlatingen van Kneppers begreep. De rechtbank gaat niet mee in dit verweer. [gedaagden] heeft een woning gekocht in Nederland, die dient te worden verbouwd door een Nederlandse aannemer. Kneppers mocht ervan uitgaan dat [gedaagden] zelf de verantwoordelijkheid had om ervoor te zorgen dat hij de e-mails en rapporten begreep en dat hij bij eventuele onduidelijkheid om opheldering zou vragen. Dat heeft [gedaagden] niet gedaan. Voor Kneppers was er geen enkele aanleiding om te denken dat [gedaagden] iets in de communicatie niet volledig begreep.
Geen dwaling en misbruik van omstandigheden
4.6.
[gedaagden] voert aan dat, als sprake is van een regieovereenkomst, hij heeft gedwaald bij het aangaan daarvan, dan wel dat de overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van misbruik van omstandigheden.
4.7.
In artikel 6:228 lid 1 BW is bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, vernietigbaar is indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. Misbruik van omstandigheden, opgenomen in artikel 3:44 BW, is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, terwijl hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
4.8.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat uit het dossier volgt dat [gedaagden] (stilzwijgend) heeft ingestemd met het werken op regie. Het is niet aannemelijk geworden dat een onjuiste voorstelling van zaken bestond. Het beroep op dwaling gaat dan ook niet op. Ook het beroep op misbruik van omstandigheden slaagt niet. Partijen hebben achteraf bezien misschien onvoldoende duidelijk gecommuniceerd over de precieze voorwaarden waaronder zij ieder wilden dat het werk tot stand zou komen, maar dat op zichzelf betekent niet dat Kneppers had moeten begrijpen dat er verwarring bestond bij [gedaagden] over de aanneemsom, laat staan dat sprake is van het doelbewust sluiten van de overeenkomst door Kneppers, terwijl zij wist dat zij [gedaagden] hiervan had behoren te weerhouden. Deze verweren slagen dan ook niet.
Welk bedrag moet [gedaagden] nog betalen?
4.9.
De kostenraming van 11 juni 2019 dient te worden gezien als een richtprijs. Dit was ook de bedoeling van Kneppers, aangezien het zo staat in de weliswaar door [gedaagden] niet ondertekende, maar door Kneppers voorgestelde regieovereenkomst. In de kostenraming stond een inschatting van wat de tot dan toe overeengekomen werkzaamheden zouden kosten, met voor een deel van het werk stelposten omdat die kosten niet duidelijk waren. De kostenraming was zeer gedetailleerd, maar bevat volgens Kneppers niet al het werk. Volgens Kneppers is er veel meer werk uitgevoerd dan aanvankelijk in de kostenraming is opgenomen. Dat maakt dat de uiteindelijke aanneemsom ongeveer € 50.000 hoger is dan de richtprijs in de kostenraming. [gedaagden] erkent dat er wijzigingen zijn geweest ten aanzien van het werk waar de kostenraming op zag, maar dat rechtvaardigt niet de overschrijding met ruim € 50.000.
4.10.
In deze procedure is onduidelijk gebleven welke andere en extra werkzaamheden Kneppers nou precies heeft uitgevoerd. Kneppers verwijst naar de weekrapporten waaruit precies moet blijken welke werkzaamheden zij heeft verricht. De weekrapporten zijn weliswaar uitgebreid, maar ook lastig te begrijpen. Hieruit blijkt namelijk nog steeds niet welk werk in aanvulling op de kostenraming is verricht. Uit de weekrapporten is dus niet op te maken hoeveel extra [gedaagden] kon verwachten te moeten betalen bovenop de kostenraming. Bovendien zijn de facturen niet gekoppeld aan de weekrapporten, dus ook op die manier is niet na te rekenen voor welke werkzaamheden er wel al is betaald en welke nog niet. En van een ‘open’ regie, met declaratie van verricht werk en kosten, volledig los van de door Kneppers gegeven richtprijs mocht Kneppers niet zomaar uitgaan. Uit niets blijkt dat een dergelijke werkwijze tussen partijen, in afwijking van de overeengekomen richtprijs, was afgesproken.
4.11.
Het had op de weg van Kneppers gelegen om duidelijk te maken waar [gedaagden] (in aanvulling op de richtprijs) rekening mee moest houden gelet op het uit te voeren werk. Kneppers heeft ook in haar e-mails niet duidelijk gecommuniceerd over het verschuldigde en nog openstaande bedrag. Op 5 november 2019 spreekt Kneppers met [gedaagden] af dat zij 85% van weekrapporten 1 tot en met 15 in rekening brengt. Dat is kennelijk een bedrag zonder btw, want dat staat nog niet opgenomen in de weekrapporten. Het op grond daarvan openstaande bedrag van € 36.231,12 wordt door [gedaagden] netjes voldaan. Uit de e-mail van [gedaagden] van 22 april 2020 blijkt dat voor hem niet duidelijk was dat in een eerder genoemd bedrag nog niet de btw was opgenomen. [gedaagden] kon ook niet gemakkelijk zelf achterhalen dat het door Kneppers genoemde bedrag nog met 21% verhoogd zou worden, omdat hij niet steeds de juiste facturen, inclusief btw van Kneppers ontving. De derde factuur, van september 2019, ontving hij pas in november 2019 en de factuur van november 2019 ontving hij in april 2020. [gedaagden] heeft op 28 mei 2020 laten weten niet te begrijpen hoe Kneppers tot zijn berekening van het openstaande bedrag komt.
4.12.
De berichten van Kneppers in april en mei 2020 wekten in ieder geval wel de indruk dat het ging om een eindafrekening. In april 2020, dus een aantal maanden na de laatste werkzaamheden stuurt Kneppers dat
the total balance duenog € 29.000 was. Na een betaling van [gedaagden] van € 11.000 schrijft Kneppers op 28 mei 2020 dat er een resterend bedrag van € 15.292,57 open staat en er is een incassotraject gestart dat zag op € 20.229,27 (inclusief rente, btw en buitengerechtelijke kosten). Na een betaling van € 4.000 volgt in augustus 2020 een aanmaning voor ruim € 16.000. Gelet op de inhoud van de berichten en het tijdsverloop na de laatste werkzaamheden hoefde [gedaagden] eind augustus 2020 niet meer te verwachten dat Kneppers een factuur van € 43.839,66 bij hem in rekening zou brengen, waarmee de richtprijs met 36% werd overschreden.
4.13.
[gedaagden] beroept zich dan ook terecht op artikel 7:752 lid 2 BW, waarin staat opgenomen dat wanneer een richtprijs is bepaald, deze richtprijs met niet meer dan 10% mag worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever waarschuwt voor de waarschijnlijkheid van een verdere overtreding. Dat dient ertoe de opdrachtgever de gelegenheid te geven het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen. Niet is gebleken dat Kneppers op enig moment [gedaagden] heeft gewaarschuwd voor een overschrijding van de kostenraming van rond de € 50.000. Het enkele verwijzen naar de weekrapporten met de verwachting dat de opdrachtgever dan wel zal begrijpen met welke aanneemsom hij zal eindigen, is hiervoor onvoldoende.
4.14.
[gedaagden] hoefde er dus geen rekening mee te houden dat hij een jaar na afronding van de werkzaamheden nog zo’n € 50.000 diende af te rekenen. Wel heeft Kneppers voldoende duidelijk gemaakt dat er meer werk is gedaan dan in de kostenraming was opgenomen. De rechtbank zal dan ook, overeenkomstig artikel 7:752 lid 2 BW, [gedaagden] veroordelen tot betaling van 10% bovenop de kostenraming van 11 juni 2019. De kostenraming bedraagt € 146.438,24 en als de overschrijding van 10% (€ 14.643,82) daarbij wordt opgeteld moet [gedaagden] € 161.082,06 betalen. [gedaagden] heeft € 141.735,79 aan Kneppers betaald. Dat betekent dat [gedaagden] nog € 19.346,27 moet betalen.
Rente en kosten
4.15.
De gevorderde contractuele rente zal, vanwege het niet van toepassing zijn van de algemene voorwaarden, worden afgewezen. In 4.3 is al overwogen dat de schriftelijke overeenkomst waar deze voorwaarden deel van uitmaken niet tussen partijen heeft te gelden. Het mindere van die vordering, de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW is wel toewijsbaar. De rechtbank zal als startmoment van de wettelijke rente aansluiten bij de datum van de dagvaarding, 25 januari 2023.
4.16.
Kneppers maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag, dat is gebaseerd op haar algemene voorwaarden zal worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu door Kneppers niet is gesteld, noch is gebleken dat de aanmaning aan [gedaagden] , een consument, voldoet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
4.17.
[gedaagden] heeft verzocht een veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat [gedaagden] de vordering niet kan betalen, dan wel Kneppers zekerheid te laten bieden. [gedaagden] heeft niet gemotiveerd dat sprake is van schade aan zijn zijde indien het vonnis onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd. De blote stelling van [gedaagden] dat het tot onoverkomelijke betalingsproblemen zal lijden maakt niet dat zijn belang bij het behoud van de situatie zwaarder weegt dan het belang van Kneppers bij betaling van de geldsom. Ook is niet aangevoerd dat aan de zijde van Kneppers sprake is van een restitutierisico. Bovendien wordt slechts een gedeelte van de vordering van Kneppers toegewezen, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.18.
[gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank het salaris van de advocaat aan de zijde van Kneppers op basis van het toegewezen bedrag. De proceskosten worden tot op heden begroot op:
- explootkosten € 104,02
  • griffierecht € 2.837,00
  • salaris gemachtigde
4.19.
[gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie, ook in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Deze worden tot op heden begroot op
€ 299,00 (tarief II € 598 x 1 punt x 0,5).
4.20.
De nakosten zullen worden begroot en toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing staat vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan Kneppers te betalen een bedrag van € 19.346,27, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 25 januari 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Kneppers tot op heden begroot op € 4.137,02, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van Kneppers tot op heden begroot op € 299,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en reconventie
5.8.
veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 271,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, rechter, bijgestaan door mr. Z.S. Lintvelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.