In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, heeft een vordering ingesteld tegen Dexia met betrekking tot een leaseovereenkomst die hij had ondertekend. De eiser stelt dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd omdat hij geen schriftelijke toestemming heeft verleend van zijn echtgenote, zoals vereist onder artikel 1:89 BW. De eiser vordert onder andere terugbetaling van de door hem aan Dexia betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat Dexia de registratie bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel ongedaan maakt.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 7 oktober 2021, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Dexia heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de eiser, althans afwijzing van de vorderingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat de overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd. Dexia is veroordeeld om aan de eiser te betalen wat hij aan Dexia heeft betaald, verminderd met hetgeen hij van Dexia heeft ontvangen, zoals dividenden.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment dat Dexia in verzuim was, en dat Dexia binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het Bureau Kredietregistratie moet informeren dat er geen verplichtingen meer zijn uit de leaseovereenkomst. Dexia is verder veroordeeld in de proceskosten, omdat de eiser grotendeels gelijk heeft gekregen in zijn vorderingen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.