7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft acht strafbare feiten gepleegd. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan vijf oplichtingen, waarbij hij telkens voor enkele honderden euro’s imitatie Apple iPhones heeft verkocht via sociale media. Daarbij heeft hij gehandeld in imitatietelefoons en een deel van het geld dat hij hiermee heeft verdiend, heeft hij witgewassen. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van € 700,- van een hoogbejaarde man die het slachtoffer is geworden van een babbeltruc. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen en slechts aandacht heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin. Verder heeft hij een slachtoffer bedreigd. Uit diens aangifte blijkt dat de bedreiging indruk heeft gemaakt, omdat dit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg heeft gebracht. Tot slot heeft verdachte een revolver met bijbehorende munitie in bezit gehad, naar eigen zeggen om zichzelf te kunnen verdedigen. Daarmee wordt de veiligheid van mensen in gevaar gebracht. Dat is onaanvaardbaar, te meer omdat verdachte kennelijk bereid was het wapen te gebruiken als dat nodig zou zijn.
Uitgangspunten voor de strafoplegging
Verder heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechtbanken hebben vastgesteld. Bij frauduleuze delicten zoals oplichting en witwassen, geldt voor een benadelingsbedrag van maximaal € 10.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen een week en twee maanden als uitgangspunt. Een geldboete van € 250,- is het uitgangspunt bij een bedreiging. Bij het voorhanden hebben van een revolver wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Het uitgangspunt voor het bezit van maximaal 50 patronen munitie, is een geldboete tussen € 150,- en € 350,-. Er zijn geen oriëntatiepunten beschikbaar voor diefstal door middel van een valse sleutel.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren vier keer eerder is veroordeeld voor vermogensfeiten en bedreigingen. Met betrekking tot het bewezenverklaarde wapenbezit en witwassen is er geen sprake van recidive. Ter terechtzitting heeft verdachte op geen enkel moment spijt betuigd ten opzichte van de slachtoffers of enig inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de reclasseringsadviezen van 4 augustus 2023 en 10 oktober 2023, beide opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt, samengevat, het volgende. Verdachte heeft een fors strafblad ontwikkeld met divers delictgedrag, waaronder geweldsdelicten en vermogensdelicten met een geweldsfactor. Hij werd geplaatst op de lijst Top-600 voor frequente plegers van delicten met een grote impact op de slachtoffers en de maatschappij. Reclasseringsinterventies in een voorwaardelijk kader brachten geen gedragsverandering op gang. In zijn huidige detentie onttrekt verdachte zich aan de regels van het detentieregime, heeft hij geen hulpvraag en werkt hij niet aan re-integratie om kansen op een regulier bestaan te vergroten. Zijn medewerking met de reclassering beperkt hij tot het netjes in gesprek gaan. In zo’n gesprek is zijn boodschap dat hij zijn straf uitzit en reclasseringsbemoeienis en hulpverlening in een voorwaardelijk kader afwijst. Hoewel de risico’s op recidive en letsel worden ingeschat als hoog, worden interventies in een voorwaardelijk kader door de reclassering als niet-uitvoerbaar gezien vanwege de houding van verdachte.
Strafoplegging
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend. De rechtbank betrekt daarbij het tijdsverloop, de feiten zijn meer dan twee jaar geleden gepleegd. Oplegging van een taakstraf, zoals mede gevorderd door de officier van justitie vindt de rechtbank niet zinvol. Verdachte heeft immers verklaard dat hij een taakstraf niet zal uitvoeren.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 900,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd. De vordering zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, te weten een bedrag van
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij [aangever 2] vordert € 2.500,- aan materiële schadevergoeding en € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij is opgebouwd uit de volgende bedragen:
Materiële schade
- € 800,- aan wat de benadeelde partij voor de nep Apple iPhone heeft betaald;
- € 1.400,- aan de kosten voor een nieuw toestel;
- € 200,- aan gemiste inkomsten gedurende twee dagen;
- € 100,- aan benzinekosten
- € 1.000,- wegens stress en slaapproblemen naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de nep Apple iPhone en voor de gemaakte benzinekosten.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] vordert € 900,- aan materiële schadevergoeding en € 550,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij is opgebouwd uit de volgende bedragen:
Materiële schade
- € 900,- aan wat de benadeelde partij voor de neppe Apple iPhone heeft betaald;
- € 50,- wegens teleurstelling, omdat de Apple iPhone een cadeau was voor de vriendin van de benadeelde partij;
- € 500,- aan affectieschade.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de nep Apple iPhone.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in zaak A met parketnummer 13/067293-21 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij [aangever 5] vordert € 1.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De hoogte van de vordering is niet betwist.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 900,-(negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de neppe Apple iPhone.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 5] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 in zaak B bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 900,- (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij [aangever 7]
De benadeelde partij [aangever 7] vordert € 800,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot de dag der algehele voldoening.
Ter terechtzitting heeft de raadsman zich verzet tegen toewijzing van de vordering, hoewel de hoogte ervan niet is betwist.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 in zaak E bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Voorts levert de behandeling van de materiële schadevergoeding – naar het oordeel van de rechtbank – niet een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering voldoende concreet is onderbouwd.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 800,-(achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor de neppe Apple iPhone.
De rechtbank zal hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever 7] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 1 in zaak E bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 800,- (achthonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.