ECLI:NL:RBAMS:2023:7275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
13/219291-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Duitsland

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Kantongerecht Kleve in Duitsland. Het EAB, dat op 31 augustus 2023 was uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de niet-legale verkoop van apparatuur voor cannabisplantages. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 1 november 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Sculic.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de rol van de opgeëiste persoon als medeplichtige aan de strafbare feiten voldoende omschreven geacht, ondanks dat hij niet bij alle uitvoeringshandelingen aanwezig was. De rechtbank heeft ook de garantie van terugkeer naar Nederland in geval van veroordeling in Duitsland als voldoende beoordeeld.

De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de overleveringsdetentie na de uitspraak te schorsen afgewezen, omdat de zwangerschap van de partner van de opgeëiste persoon geen reden vormt voor schorsing. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en de opgeëiste persoon kan na overlevering een verzoek indienen om de geboorte van zijn kind bij te wonen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/219291-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 1 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 augustus 2023 door het Kantongerecht Kleve (Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. Sculic, advocaat in Rotterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse en Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Klevevan 22 augustus 2023 (dossiernummer: 10 Gs 264/23-204 Js 403/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Inleiding
De verdenking in het EAB ziet op – kort samengevat – de niet-legale verkoop van apparatuur en accessoires voor de aanleg en exploitatie van cannabisplantages via het in [plaats] gevestigde bedrijf [naam bedrijf] en het in dit verband geven van advies en aanbieden van hulp bij de aanleg en ingebruikname van de plantage aan klanten, dit alles in een crimineel verband met anderen. De verdenking is omschreven in een algemene inleiding, waarin de pleegperiode
(1 februari 2023 tot 25 mei 2023) is vermeld. Daarnaast is vermeld dat de opgeëiste persoon de directeur van het bedrijf [naam bedrijf] is en dat hij zich als bedrijfsleider bezighoudt met de bedrijfsplanning, organisatie en verkoop van de aangeboden apparatuur en met klantenadvies. Vervolgens is in detail de gang van zaken bij acht professionele plantages (met hoge opbrengsten) in Duitsland beschreven, waarbij concrete pleegdata zijn vermeld. Ten slotte is de rol van de opgeëiste persoon vermeld: medeplichtige.
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat de verdenking ongenoegzaam is, omdat de opgeëiste persoon niet wordt genoemd bij de omschrijving van de gang van zaken bij sommige van de acht professionele plantages dan wel dat zijn rol daarbij niet of te vaag is aangeduid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de verdenking genoegzaam is omschreven. Wat betreft de rol van de opgeëiste persoon is vermeld dat de opgeëiste persoon de directeur is van het bedrijf van waaruit de strafbare handelingen plaatsvonden. Ook zijn de activiteiten van de opgeëiste persoon binnen het bedrijf omschreven. De rol van de opgeëiste persoon is aangeduid als medeplichtige. Lijfelijke aanwezigheid bij uitvoeringshandelingen is daarbij niet vereist.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB moet gegevens bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
De rechtbank vindt dat in deze zaak aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan. De rol van de opgeëiste persoon bij de vermeende strafbare feiten is in de algemene inleiding voldoende omschreven. De rechtbank begrijpt dat die inleiding ook ziet op de daarna in detail omschreven gang van zaken bij acht professionele plantages. Dat de opgeëiste persoon daarbij niet steeds wordt genoemd of dat zijn rol niet wordt aangeduid, maakt dus niet dat zijn betrokkenheid ongenoegzaam is omschreven. Verder is zijn rol in het EAB aangeduid als medeplichtige en is lijfelijke aanwezigheid bij uitvoeringshandelingen niet steeds vereist.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
  • deelneming aan een criminele organisatie;
  • illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat de feiten naar Nederlands recht niet strafbaar zijn, laat de rechtbank dit dan ook verder onbesproken.

5.Onschuldverweer

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon verklaart niet schuldig te zijn aan de feiten. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de opgeëiste persoon niet steeds in Duitsland was op de data die in het EAB zijn genoemd bij de omschrijving van de gang van zaken bij de acht professionele plantages.
De rechtbank vindt dat de opgeëiste persoon zijn onschuld, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting heeft aangetoond. De verdenking is dat de opgeëiste persoon als medeplichtige betrokken is bij de strafbare feiten. De rechtbank heeft hiervoor onder 3 al overwogen dat lijfelijke aanwezigheid bij uitvoeringshandelingen, zoals omschreven in het EAB, niet vereist is.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft onder andere de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Internationaal Rechtshulpcentrum heeft gelet op het bovenstaande bij mailbericht van 1 september 2023 een zogenoemde terugkeergarantie opgevraagd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
With reference to the European Arrest Warrant 10 Gs 264/23 issued on 31.08.2023 against
[opgeëiste persoon], born on [geboortedag].1995 in [geboorteplaats], The Netherlands, I would like to
request the following.
The wanted person has the Dutch nationality. (…)We kindly request this guarantee of return.
De Leidinggevende Hoofdofficier van Justitie in Kleve heeft hierop bij brief van 4 september 2023 de volgende garantie gegeven:
EAW [opgeëiste persoon]
(…)
er wordt verzekerd dat de vervolgde persoon, [opgeëiste persoon]. in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland in aansluiting aan de Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 voor de verdere tenuitvoerlegging van de straf naar de Nederlanden terug zal worden gebracht”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8. Schorsing na uitspraak
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft verzocht de overleveringsdetentie – mocht de overlevering worden toegestaan – ook na de uitspraak te schorsen, vanwege de op handen zijnde bevalling van zijn partner de komende weken (uitgerekende datum 10 december 2023).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen de voortduring van de schorsing van de overleveringsdetentie na de uitspraak. Een zwangerschap of bevalling van de partner van een opgeëiste persoon vormt geen reden voor schorsing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat artikel 64, eerste lid, OLW geen mogelijkheid biedt om in deze uitspraak te beslissen dat de schorsing van overleveringsdetentie voortduurt tot aan de feitelijke overlevering. Dit kan alleen als er sprake is van strijd met artikel 6 Handvest, maar daarvan is geen sprake.
De rechtbank wijst het verzoek af.
De rechtbank geeft de opgeëiste persoon mee dat hij na overlevering een schorsingsverzoek om de geboorte van zijn kind bij te kunnen wonen kan richten aan de Duitse autoriteiten.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht Kleve (Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.