ECLI:NL:RBAMS:2023:7276

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
17 november 2023
Zaaknummer
13/233298-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van schending van verdedigingsrechten in Europees aanhoudingsbevel

Op 15 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de procedure die leidde tot het verzamelvonnis in Polen, wat in strijd is met artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De officier van justitie had verzocht om de overlevering, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en dat er geen garanties waren dat zijn verdedigingsrechten niet waren geschonden. De rechtbank weigerde de overlevering en hefte het bevel tot gevangenhouding op. De beslissing is genomen in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/233298-23
Datum uitspraak: 15 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 september 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 november 2022 door
the Regional Court in Poznań(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
verblijfadres: [adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 november 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een verzamelvonnis van
the District Court in Oborniki(Polen) van
16 juni 2021 (II K 196/21), dat ziet op:
een vonnis van
the District Court in Obornikivan 16 april 2019 (II K 151/19);
een vonnis van
the District Court in Obornikivan 24 maart 2020 (II K 234/18)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar, acht maanden en 23 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Het verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt, met de officier van justitie en de raadsman, vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Het verzamelvonnis is - kort gezegd - gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Evenmin is een garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW verstrekt.
Daarbij is het volgende van belang. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB aangekruist dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van het proces zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces en hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt (de omstandigheid van artikel 12 onder a OLW). Uit de toelichting in het EAB onder D blijkt echter dat de oproep voor de zitting per post verstuurd is, maar niet door de opgeëiste persoon is opgehaald. Hieruit volgt niet dat hij daadwerkelijk op de hoogte was van de procedure. Anders dan het EAB vermeldt, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van de omstandigheid onder artikel 12, onder a, OLW.
Om die reden kan de rechtbank de overlevering op grond van artikel 12 OLW weigeren. Of de rechtbank gebruik maakt van die bevoegdheid, hangt af van de vraag of andere omstandigheden maken dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft, kort samengevat, in het EAB en bij brief van
13 oktober 2023 de volgende informatie verstrekt die hierbij van belang is.
  • [opgeëiste persoon] knew about the criminal proceedings against him and took part therein.
  • [opgeëiste persoon] was instructed to notify the authority conducting proceedings of any change in his place of residence or stay lasting longer than 7 days. [opgeëiste persoon] failed to fulfil this obligation
  • The Regional Court in Poznań, III Criminal Division, kindly informs you that [opgeëiste persoon] has been informed of the consequences of his failure to inform the Polish authorities of his change of address. Every suspect at the stage of investigation is instructed in this respect in writing and the prosecuted person also received such instructions.
De opgeëiste persoon heeft op zitting op vragen van de rechtbank verklaard dat hij in mei 2020 (het verzamelvonnis dateert van 16 juni 2021) al naar Nederland is verhuisd, dat hij niet heeft verzocht om het verzamelvonnis en ook niet op de hoogte was van die procedure.
Standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat de rechtbank de weigeringsgrond moet toepassen nu de opgeëiste persoon in zijn verdedigingsrechten is geschaad in de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De opgeëiste persoon kan zich om te beginnen niet herinneren dat hij een adresinstructie heeft ontvangen. Verder volgt uit de stukken niet of de adresinstructie is verstrekt in de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis dan wel in één van de onderliggende procedures. De opgeëiste persoon heeft ook niet gevraagd om een verzamelvonnis. Al met al betekent dit dat de opgeëiste persoon niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten in die procedure.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de rechtbank moet afzien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De opgeëiste persoon heeft een adresinstructie gekregen en is gewezen op de gevolgen van het niet naleven van die instructie. Zo’n adresinstructie geldt tot het moment dat de gevangenisstraffen die opgelegd zijn in de onderliggende vonnissen ten uitvoer zijn gelegd. In dit verband heeft de officier van justitie gewezen op een uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:5267). De opgeëiste persoon is in de onderhavige zaak in 2020 naar Nederland gegaan en heeft dit niet gemeld aan de Poolse autoriteiten en zich ook niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Hij is er dan ook zelf verantwoordelijk voor dat hij niet op de hoogte is geraakt van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet niet af van toepassing van de weigeringsgrond en zal de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW. De rechtbank motiveert dat als volgt.
Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie kan de rechtbank niet opmaken op wiens verzoek het verzamelvonnis is gewezen. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niets van deze procedure afwist en in de aanvullende informatie van 4 en 13 oktober 2023 is hierover niets vermeld. Daarmee staat niet vast dat de opgeëiste persoon weet had van de procedure. Verder is niet duidelijk of de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen in de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis
ofdit in één van de procedures het geval was die tot een onderliggend vonnis hebben geleid. De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, dat de opgave van een adres en de ontvangst van een adresinstructie in de onderliggende procedure(s) zich niet zonder meer uitstrekken tot het moment dat de straf is tenuitvoergelegd en daarmee ook tot de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Anders dan de officier betoogt, volgt dit niet uit de hiervoor genoemde uitspraak. In die zaak was in de aanvullende informatie namelijk expliciet aangegeven dat de adresinstructie van kracht bleef tot de opgelegde straf ten uitvoer was gelegd. Bovendien had de opgeëiste persoon in dat geval kennis van de procedure die had geleid tot het verzamelvonnis.
Verder bevatten het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit ook geen aanwijzingen dat de opgeëiste persoon anderszins op de hoogte is geraakt van de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot het verzamelvonnis of dat het aan zijn eigen onzorgvuldigheid te wijten is dat hij hiervan geen weet had.
Al twee keer eerder zijn door het Internationaal rechtshulpcentrum aan de uitvaardigende justitiële autoriteit relevante vragen gesteld over de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon en tot tweemaal toe heeft zij die beantwoord. De rechtbank ziet bij deze stand van zaken geen aanleiding om hierover opnieuw nadere vragen te stellen.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van onzorgvuldigheid bij de opgeëiste persoon of dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht in de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Om die reden ziet de rechtbank niet af van toepassing van de onderhavige weigeringsgrond.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan toetsing van de onderliggende vonnissen aan de eisen van artikel 12 OLW.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is ten aanzien van het verzamelvonnis van 16 juni 2021 (II K 196/21). De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 van de OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPhet bevel gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.