Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Wroclaw(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court for Wroclaw-Krzyki in Wroclawvan
the District Court for Wroclaw-Krzyki in Wroclawvan 31 augustus 2017 (VII Ko 1488/17) is de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf bevolen, omdat de opgeëiste persoon de door hem veroorzaakte schade niet had vergoed en geen contact onderhield met de reclasseringsambtenaar, zo blijkt uit het EAB. Zo bezien stelt de rechtbank ambtshalve vast dat geen sprake is van een ‘triggerende veroordeling’ als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 in de zaak LU (C514/21) en PH (C515/21). [3] Dit betekent dat alleen de procedure die heeft geleid tot het voornoemde vonnis van
the District Court for Wroclaw-Krzyki in Wroclawonder de reikwijdte van art. 12 OLW valt. Omdat de opgeëiste persoon in die procedure in persoon is verschenen, is de weigeringsgrond van art. 12 OLW niet van toepassing.
4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Wroclaw(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.