Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd door de District Court of Częstochowa op 22 juni 2011. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 in Polen, is beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeluk waarbij een ander is overleden. De rechtbank heeft in eerdere zittingen, waaronder op 5 september 2017 en 27 maart 2018, het onderzoek geschorst om aanvullende informatie te verkrijgen over de procedure in hoger beroep en de status van de opgeëiste persoon in Nederland.
Tijdens de zitting op 19 oktober 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken. Dit ontslaat de rechtbank echter niet van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van verjaring naar Pools recht, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen, omdat de verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van de straf in Polen is verlengd.
De rechtbank heeft vervolgens de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder f, OLW, overwogen, maar heeft besloten om af te zien van deze weigeringsgrond. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, met schorsing van de gevangenhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.