Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
2. vennootschap naar buitenlands recht
2.
STICHTING BLUEBOX BEHEER,
3.
G-STAR PRODUCTION INTELLIGENCE CENTRE GMBH,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 maart 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:1913, hierna: het tussenvonnis),
- de akte na tussenvonnis tevens akte vermeerdering van eis van Vert,
- de antwoordakte na tussenvonnis tevens antwoordakte vermeerdering van eis in conventie tevens akte vermindering van eis in reconventie van G-Star
- de akte uitlating producties tevens akte overlegging producties tevens akte uitlating vermindering eis in reconventie van Vert,
- de akte uitlating producties van G-Star.
Het causaliteitsverweer is al eerder gevoerd en door de rechtbank in het tussenvonnis verworpen. Het verweer dat Vert eigen schuld heeft is niet eerder gevoerd en het zou in strijd zijn met de goede procesorde om dat verweer in dit stadium van de procedure nog te voeren, omdat Vert daar niet meer op kon reageren. Maar bovendien staan deze verweren los van de producties waarop G-Star nog mocht reageren, zodat de rechtbank alleen al daarom hieraan voorbij gaat.
2.De zaak in het kort
3.De verdere beoordeling in conventie
Aktewisseling na het tussenvonnis
gederfde winst en geleden verlies
Volgens Vert is de schade het verschil tussen de situatie dat G-Star haar verplichtingen wel zou zijn nagekomen en dus omzet zou zijn behaald en de feitelijke situatie
- rente
- beveiliging van de fabriek,
- elektriciteit,
- het salaris van Verts accountant [naam 1] ,
- huur en elektriciteit voor het appartement in Hanoi van [naam 2] ,
- betaling van de externe controller,
- verschuldigde vergoedingen aan [naam 2] en [naam 3] ,
- vergoeding voor de chauffeur die Vert moest inhuren (de heer [naam 4] )
- kosten voor de opslag van componenten.
“(iv) G-Star c.s., althans een of meer van hen, hoofdelijk te veroordelen, althans een of meer van hen te veroordelen, tot betaling aan Vert c.s. binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis van USD 191.029 ,althans door uw rechtbank in goede justitie te begroten dan wel te schatten omvang van de schade dan wel op te maken bij staat, steeds te vermeerderen met wettelijke handelsrente althans wettelijke rente daarover vanaf de datum van deze dagvaarding, althans vanaf door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening.”
G-Star betwist dat Vert maandelijks rente aan VPB Bank verschuldigd was en betaald heeft en ook dat dit als schade kan worden gezien, ook Betwist zij de omrekeningskoers.
De beveiligingskosten acht G-Star niet onderbouwd en evenmin is aangetoond dat deze zijn betaald. Datzelfde geldt voor de elektriciteitskosten, de accountantskosten, de kosten van de controller, van de chauffeur en van de heer [naam 4] .
- de kosten van het appartement van [naam 2] en de elektriciteitskosten daarvan,
- de verhuiskosten van [naam 2] , voor beiden geldt dat niet duidelijk is waarom deze kosten voor rekening van Vert komen;
Daarbij merkt de rechtbank op dat Vert mede kosten heeft moeten maken om een poging te doen om met G-Star tot een oplossing te komen en om de fabriek te verkopen, welke kosten (onder andere de maandelijkse fee van [naam 3] en [naam 2] ) als kosten van schadebeperking ook voor vergoeding in aanmerking komen.
- Afvloeiingskosten USD 81.986,04,
Het onder 3.17 genoemde bedrag betreft de geleden verliezen als gevolg van het op onrechtmatige wijze plotseling stopzetten van de bestellingen De eisvermeerdering heeft daarop ook betrekking. Dus is het onder 3.17 genoemde bedrag toewijsbaar voor zover gevorderd, dus tot een bedrag van
USD 191.029,00.
aantal Whistler-jassen dat besteld zou zijn.
- marge op 56.000 Whistler jassen
USD 125.910,40.
USD 104.833juist.
.
USD 61.200.
USD 150.000.
zonderstijgende omzet.
nietverkocht
equity value USD 2,5 mln minus USD 559k oninbare handelsvorderingen is USD 1,941 mln
(i) in het noorden van Vietnam waar de fabriek is gelegen, zijn de arbeidskosten lager dan in het zuiden van Vietnam;
- (i) E3/Black Star, (v) Cortazu , (vi) Kolle3kt en (vii) Black Yak: waren tevreden klanten.
- (iv) Incom SPA: had reeds aanvragen voor productie ingediend.
- (ii) Just Brands, (ix) Sportiva, (xv) Woolrich, (xvi) La Coste/Windmill en (xviii) Armani/EA/Windmill: medewerkers van deze potentiële klanten hadden de fabriek bezocht (wat gebruikelijk was voordat een klant haar goederen door Vert liet produceren) en prijzen voor de productie opgevraagd;
- (iii) Teddy Smith en (xiv) Work Fashion: hadden niet alleen de fabriek bezocht en prijzen opgevraagd maar ook concrete kwantiteiten doorgegeven;
- (viii) North Face, (x) Staten lsland, (xi) Barbour, (xii) Columbia, (xiii) Adidas en (xix) PVH (Tommy Hilfiger): er was contact via een potentiële joint venture partner, partijen bespraken wat Vert voor deze mogelijke klanten kon gaan produceren.
Financiële positie - reactie Vert
Aan de verklaringen van de heren [naam 7] en de heer [naam 7] hecht G-Star weinig waarde, omdat nergens uit blijkt Vert ooit met deze heren heeft gesproken over een mogelijke investering en omdat zij voordat zij tot investeringen van dergelijke bedragen zouden zijn overgegaan eerst een uitvoerige due dilligence zouden hebben verricht. Daarbij zouden zij hebben gemerkt dat de investering verre van aantrekkelijk was.
standpunt Vert over oninbaarheid vordering op VAL
Vert heeft niets heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de vordering op VAL nog wel inbaar zou zijn. Dus zal de rechtbank op de begrote waarde in de verschillende scenario’s (en dus op de toe te wijzen schadevergoeding) een correctie toepassen van USD 1,1 mln in plaats van USD 559.000. Dit is in ogenschouw genomen bij de schatting van de waarde in het tweede scenario (het doorstartscenario, dat door de rechtbank niet nader wordt uitgesplitst zoals Vert heeft gedaan), zie onder 3.90.
financiële positie – oordeel rechtbank
a gradual transition into the new JVC”.
- kansen werven nieuwe klanten – standpunt G-Star
G-Star wijst verder op de coronapandemie en op de betalingsachterstanden van Vert. Andere afnemers zouden niet zoals G-star bereid zijn geweest financiering te verschaffen Bovendien was het zo dat Vert in 2019 circa 85% van de omzet bij G-Star realiseerde. Volgens G-Star is het niet realistisch is om te veronderstellen dat Vert ‘stand alone’ in drie jaar tijd in staat zou zijn geweest om het vertrek van G-Star volledig met nieuwe klanten te compenseren. Het vinden van nieuwe klanten vergt veel tijd. Het duurt geruime tijd voordat een nieuwe klant bereid is zijn producten te laten produceren door een nieuwe producent. De producent moet eerst heel vaak samples (proefmonsters) produceren van alle verschillende producten en dan veelal ook nog in veel verschillende uitvoeringen. De klant hanteert net als G-Star vele stappen in het proces van ontwerp naar productie en dat duurt erg lang.
(i) Vert was niet insolvent;
G-Star betwist de gestelde equity value omdat daarin geen rekening is gehouden met de in 2021 afgeboekte spookvordering van ongeveer USD 1.100.000,- op VAL. Die afboeking leidt tot een equity value van ongeveer USD 1.200.000,-.
- Volgens Vert is USD 2.725.000 het gemiddelde van de door PwC en VNVC berekende waarde van de fabriek na aftrek van alle langlopende en kortlopende schulden (equity value). Evenwel wordt in het rapport van PWC een bedrag van 2,3 miljoen als equity value genoemd, en in het rapport van VNVC 2,4 miljoen equity value. Dat is dus een lager bedrag aan equity value dan Vert in de dagvaarding noemt.
- in het eerste scenario zou het Vert niet gelukt zijn zoveel nieuwe opdrachtgevers te vinden dat zij de fabriek draaiende kon houden, en zou de fabriek na mei 2021 gesloten zijn, op dezelfde manier waarop de fabriek nu al in 2020 is gesloten. Het handelen van G-Star heeft in dat geval niet tot verlies van waarde van de onderneming van Vert geleid.
Het tweede scenario, het doorstartscenario is, anders dan het eerste, een variabel scenario. Het kan uiteen lopen van een doorstart met zoveel nieuwe opdrachtgevers dat volop doorgedraaid kon worden tot een doorstart in flink afgeslankte vorm. De rechtbank zal uitgaan van een geschat gemiddelde van de enterprise value in die uiteenlopende scenario’s. Het gaat daarbij om schattingen van kansen en waarden, die afgezien van de hiervoor vermelde tussentijdse conclusies niet verder kunnen worden gemotiveerd, omdat het gaat om een intuïtief oordeel. De rechtbank schat de gemiddelde equity value in het doorstartscenario in op USD 2,5 mln.
- verlies door plotseling stoppen bestellingen USD 191.029,00 (zie 3.19)
- gederfde winst 56.000 Whistler-jassen USD 125.910,40 (zie 3.25)
- gederfde winst reguliere bestellingen USD 104.833,00 (zie 3.28)
- gederfde winst andere klanten USD 61.200,00 (zie 3.32)
- upcharge USD 150.000,00 (zie 3.42)
- waarde onderneming op basis van scenario’s
USD 2.547.972,40
- USD 16.298 voor vaststelling van schade door PwC en VNVC
Buitengerechtelijke kosten zijn alleen toewijsbaar voor zover deze in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang redelijk is. De kosten van de advocaat komen volgens G-star niet voor vergoeding in aanmerking voor zover zij dienen tot instructie van de zaak. Dat is volgens G-star voor de helft van de gedeclareerde uren het geval.
USD 16.298.3.96. Dat er geen betalingsbewijzen in het geding zijn gebracht staat evenmin aan toewijzing van buitengerechtelijke kosten in de weg. G-Star heeft niet betwist dat het redelijk was in de gegeven omstandigheden buitengerechtelijke kosten te maken. Dat deze ook gemaakt zijn blijkt onder andere uit tussen de advocaat van Vert en G-star gewisselde correspondentie. Ook erkent G-star dat schikkingsonderhandelingen hebben plaatsgevonden; zij stelt dat in dat kader een vergoeding van hooguit € 15.000 redelijk is.
De rechtbank zie in de specificatie van de facturen over de maanden september tot en met december 2020 dat schikkingsonderhandelingen daarin de boventoon voeren. De rechtbank zal rekening houden met een gering aandeel van de werkzaamheden dat later heeft kunnen bijdragen aan de voorbereiding van de procedure en zal de buitengerechtelijke kosten toewijzen tot een bedrag van
€ 25.000,-.
€ 5.010,10te weten kosten deurwaarder € 3.745,10, griffierecht (alleen van het tweede beslagrekest) € 667,00 en een punt tarief II: € 598,00.
€ 135,50(plus de verhoging zoals vermeld in
4.De verdere beoordeling in reconventie
Bankgarantie
G-Star meent dat tussen enerzijds het bedrag waarop de voorzieningenrechter op basis van de inhoud van het verzoekschrift de vordering van Vert heeft begroot en anderzijds het mogelijkerwijs voor toewijzing door de rechtbank in aanmerking komende totaalbedrag een zodanige discrepantie bestaat dat moet worden geoordeeld dat Vert misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt door voor een bedrag van EUR 17.430.000,- ten laste van G-Star conservatoire beslagen te doen leggen, en dat Vert aldus onrechtmatig heeft gehandeld. Daarbij gaat G-Star ervan uit dat Vert had kunnen en moeten volstaan met beslaglegging voor slechts een bedrag van EUR 4.000.000,-. Zij berekent de kosten van de bankgarantie voor het meerdere op € 133.973,84. Zij vermindert haar vordering tot dat bedrag.
“dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Vert hoofdelijk, althans VAL, althans VFCL, veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan G-Star CV te betalen de som van€133.973,84 (…),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.”4.4. Vert stelt dat van een eisvermindering geen sprake is, omdat G-Star de grondslag van haar eis gewijzigd heeft. Zij baseert haar vordering niet langer op onrechtmatige beslaglegging, maar op misbruik van bevoegdheid.
€ 135,50(plus de verhoging zoals vermeld in de
5.De verdere beoordeling in het incident op grond van artikel 843a Rv
6.6.De beslissing
in reconventie