ECLI:NL:RBAMS:2023:7502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 november 2023
Zaaknummer
13/068242-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een kwetsbaar slachtoffer door een taxichauffeur

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een taxichauffeur die zich schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van een 71-jarige vrouw met een eenzijdige verlamming. De feiten vonden plaats op 22 augustus 2022, toen de verdachte het slachtoffer in zijn taxibus had vastgezet met een gordel. Tijdens de rit heeft hij ongepaste seksuele vragen gesteld, zijn geslachtsdeel aan haar getoond en haar gevraagd om dit aan te raken. Het slachtoffer, die door haar handicap niet in staat was om te ontsnappen, heeft aangifte gedaan van het zedenmisdrijf. De rechtbank heeft de aangifte als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en dashboardgegevens van het taxibusje. De verdachte heeft wisselend verklaard over de gebeurtenissen, wat de rechtbank als onbetrouwbaar heeft aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen misbruik heeft gemaakt van zijn positie als taxichauffeur en heeft de ernst van het feit zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 80 uren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/068242-23
Datum uitspraak: 28 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Hoekstra en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Pothast, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 22 augustus 2022 te Diemen schuldig heeft gemaakt aan:
Primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer] ;
Subsidiair:
[slachtoffer] door geweld of enige andere feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden
Meer subsidiair:
schennis van de eerbaarheid in tegenwoordigheid van [slachtoffer] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 23 augustus 2022 is bij de politie aangifte gedaan van een zedenmisdrijf. De dag ervoor zou de aangeefster [slachtoffer] – een toen 71-jarige vrouw die wegens een eenzijdige verlamming in een verzorgingstehuis woont – zijn opgehaald door een chauffeur (verdachte) om haar naar haar dagbesteding te brengen. Toen de chauffeur aangeefster met haar rolstoel had vastgezet in het busje, zou hij haar hebben gevraagd of zij nog seksueel actief was, haar pornografische foto’s hebben laten zien en zijn geslachtsdeel uit zijn broek hebben gehaald. Ook zou hij in haar bijzijn hebben gemasturbeerd en gezegd hebben dat zij ook aan zijn geslachtsdeel mocht zitten.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangifte, die voldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [naam getuige 1] en de dashboardgegevens van het busje. In de aangifte staat dat verdachte aangeefster met een gordel heeft vastgemaakt in het busje, dat hij haar ongepaste seksuele vragen heeft gesteld en dat hij een foto van vrijende mensen heeft laten zien. Ook heeft hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald, gemasturbeerd en aangeefster gevraagd of zij ook zijn geslachtsdeel wilde aanraken. Getuige [naam getuige 1] heeft de dag na het feit gezien dat aangeefster boos en verdrietig was toen zij over het incident vertelde. De waarneming van deze emotionele toestand van aangeefster ondersteunt de aangifte. Ook blijkt uit de dashboardgegevens dat verdachte op 22 augustus 2022 de chauffeur was en dat hij bij het ophalen van aangeefster twee keer zo lang heeft stilgestaan als gebruikelijk. Door aangeefster – die wegens haar handicap de rechterzijde van haar lichaam niet kan bewegen – met de gordel vast te maken in de bus, heeft verdachte haar door een andere feitelijkheid gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De aangifte is onvoldoende betrouwbaar en moet daarom worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte heeft verklaard dat hij aan aangeefster een foto van een blauwe plek op zijn dijbeen heeft laten zien. Het is mogelijk dat zij deze foto foutief heeft geïnterpreteerd als een pornografische foto. Daarnaast is het mogelijk dat sprake is van een persoonsverwisseling, nu aangeefster heeft verklaard dat de chauffeur zichzelf ‘ [naam] ’ zou hebben genoemd. Ook is aangeefster mogelijk beïnvloed doordat uit het dossier niet blijkt wanneer zij het gesprek met een medewerker van het taxibedrijf heeft gevoerd, waarbij zij een klacht heeft ingediend tegen de betreffende chauffeur. Aangeefster zou voorafgaand aan dit gesprek niet precies weten op welke datum het feit zou zijn gebeurd en de medewerker van het taxibedrijf zou dat aan haar hebben verteld. Hierdoor is verdachte onterecht aangewezen als de desbetreffende chauffeur. Subsidiair is er onvoldoende steunbewijs voor de aangifte. De getuigenverklaring van [naam getuige 1] bevat geen eigen waarneming van de emotionele toestand van aangeefster tijdens of vlak na het feit. Ook de dashboardgegevens bieden geen steun aan de aangifte, omdat deze in een te ver verwijderd verband staan van het ten laste gelegde. Er is daarom onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
Voorafgaande opmerkingen met betrekking tot (steun)bewijs in zedenzaken
Kenmerkend voor zedenzaken is dat het vaak gaat om het woord van - hier - aangeefster tegen dat van verdachte. Dat maakt zedenzaken vaak bewijstechnisch lastige zaken. Op grond van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Volgens de Hoge Raad betekent de bewijsminimumregel niet dat vereist is dat de tenlastegelegde gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen moeten voldoende steun geven aan de verklaring van aangeefster, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron (vgl. HR juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1354).
3.4.2
Het bewijs in de onderhavige zaak
In de onderhavige zaak is aan bovenstaand bewijsminimum voldaan. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De aangifte
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 22 augustus 2022 door verdachte is opgehaald zodat hij haar naar haar dagbesteding kon brengen. Zij was de eerste die werd opgehaald en dus ook de enige in de bus. Nadat verdachte haar met haar rolstoel heeft vastgezet in de bus, ging hij op de stoel schuin tegenover haar zitten, heeft hij haar foto’s laten zien waarop mensen te zien waren die seks met elkaar hadden en heeft hij haar gevraagd of zij seksueel actief was. Daarna heeft hij zijn penis uit zijn broek gehaald, deze aan haar getoond, en heeft met zijn penis gespeeld en haar gevraagd of zij hem wilde aanraken. Nadat zij tweemaal heeft gezegd dat ze dat niet wilde, heeft hij zijn penis weer in zijn broek gedaan en zijn zij gaan rijden. Ze hebben langer stilgestaan op de ophaalplek dan gebruikelijk, namelijk ongeveer 10 minuten.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring betrouwbaar is, nu deze consistent en gedetailleerd is. Uit het dossier zijn geen aanwijzingen gebleken die zouden moeten leiden tot een ander oordeel. De aangifte kan daarom worden gebruikt voor het bewijs.
De overige bewijsmiddelen
De aangifte wordt voldoende ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Uit de dashboardgegevens blijkt dat verdachte de chauffeur was op 22 augustus 2022 en dat de bus die dag 7 minuten en 50 seconden heeft stilgestaan bij de instelling waar aangeefster woont. Zoals aangeefster heeft verklaard, is dit veel langer dan gebruikelijk: uit diezelfde gegevens blijkt namelijk dat het ophalen en vastzetten van cliënten gemiddeld 4 minuten duurt. Daarnaast blijkt uit de getuigenverklaring van [naam getuige 1] dat aangeefster op 23 augustus 2022 zichtbaar geëmotioneerd was toen zij vertelde wat de dag daarvoor was voorgevallen. Dit betreft een eigen waarneming van de getuige van de emotionele toestand van aangeefster vlak na het feit. Dit bewijsmiddel, de waarneming op zichzelf van getuige [naam getuige 1] , geeft steun aan en bevestigt in een concrete setting de verklaring van aangeefster.
Er is dan ook voldoende wettig bewijs voor het primair ten laste gelegde. Aangeefster heeft meermalen tegen verdachte gezegd dat zij niet met zijn penis wilde spelen en dat hij deze moest opbergen. Verdachte wist dan ook dat zij de ontuchtige handelingen niet wilde dulden. Door aangeefster – die fysiek gehandicapt is – met haar rolstoel vast te zetten in de bus en de deuren daarvan af te sluiten, heeft verdachte misbruik gemaakt van het fysieke overwicht dat hij op haar had. Aangeefster kon de ontuchtige handelingen daardoor niet vermijden. Hiermee heeft verdachte haar door een andere feitelijkheid gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen.
De overtuiging
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen ook de overtuiging gekregen dat verdachte het primaire feit heeft begaan. Verdachte heeft – bij de politie, tegenover getuige [naam getuige 2] en ter terechtzitting – wisselend verklaard over wat er op 22 augustus 2022 in het busje is gebeurd. Zo heeft hij aan getuige [naam getuige 2] verklaard dat het aangeefster was die een gesprek met hem aanging over seks en dat hij haar foto’s van zijn kunst heeft laten zien om het gespreksonderwerp te veranderen. Bij de politie en ter terechtzitting daarentegen heeft verdachte verklaard dat hij een foto van een grote blauwe plek op zijn dijbeen aan aangeefster heeft laten zien. Dat het aangeefster zou zijn geweest die een gesprek over seks zou zijn begonnen lijkt in tegenspraak met hetgeen getuige [naam getuige 1] heeft verklaard, te weten dat aangeefster bewust vrijgezel is en in haar leven nooit seks heeft gehad en heeft willen hebben. Voorts vindt de rechtbank het moeilijk voorstelbaar dat de (zich in het dossier bevindende) foto van het dijbeen van verdachte wordt geïnterpreteerd als een foto waarop mensen te zien zijn die seks hebben met elkaar. Ook heeft verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd over waarom het ophalen van aangeefster op die dag twee keer zo lang duurde als gebruikelijk. De rechtbank vindt daarom beide -wisselende- verklaringen van verdachte niet aannemelijk.
Het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario met betrekking tot een mogelijke persoonsverwisseling maakt dit niet anders, omdat dit scenario ook niet aannemelijk is geworden. De rechtbank ziet op basis van het dossier geen aanleiding om eraan te twijfelen dat het feit op 22 augustus 2022 is gepleegd. Het staat vast dat verdachte de chauffeur was die aangeefster op 22 augustus 2022 heeft opgehaald. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat de chauffeur haar vaker ophaalde en dat hij haar ook op 15 augustus 2022 heeft opgehaald. Ook op deze dag was verdachte de chauffeur, zoals blijkt uit de dashboardgegevens. Verder heeft aangeefster verklaard dat de chauffeur zich ‘ [naam] ’ noemde en dat dit een andere naam was dan waarmee hij bekend stond. Uit de persoonsgegevens van verdachte (wiens roepnaam ‘ [roepnaam verdachte] ’ is) is gebleken dat zijn derde naam ‘ [derde naam verdachte] ’ is. De rechtbank vindt het al met al aannemelijk dat de naam ‘ [naam] ’ op verdachte ziet. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft aangerand.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 22 augustus 2022 te Diemen door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door
- die [slachtoffer] met een gordel vast te maken in een taxi-bus en vervolgens seksuele afbeeldingen te tonen aan die [slachtoffer] , en
- aan die [slachtoffer] te vragen of zij seksueel actief is, en
- zijn penis uit zijn broek te halen en zijn ontblote penis te tonen aan die [slachtoffer] , en
- in het zicht van die [slachtoffer] zijn penis te betasten, en
- tijdens voornoemde handelingen aan die [slachtoffer] te vragen of zij samen met hem, verdachte, zijn penis wilt vasthouden en met zijn penis wilt spelen, en bestaande die andere feitelijkheid uit het misbruik maken van het fysieke overwicht dat verdachte had, nu hij die [slachtoffer] met een gordel had vastgemaakt in de taxi-bus wetende dat die [slachtoffer] gehandicapt is en zich zeer beperkt kan bewegen, en hij die [slachtoffer] in een positie heeft geplaatst waarbij ze zich niet aan de handelingen kon onttrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie een geldboete ter hoogte van € 1.000,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de aanranding van een 71-jarige vrouw die eenzijdig verlamd is en daardoor een zeer kwetsbaar slachtoffer vormde. Dit heeft hij gedaan in het kader van zijn beroep als taxichauffeur voor hulpbehoevende personen. Nadat verdachte het slachtoffer met een gordel had vastgezet in zijn taxibus en de deuren heeft dichtgedaan, heeft hij zijn geslachtsdeel aan haar getoond, zijn penis voor haar ogen betast en haar zeer ongepaste, seksuele vragen gesteld. Zowel door dit vastzitten als door haar handicap, kon het slachtoffer geen kant op. Verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft slechts zijn eigen lustgevoelens vooropgesteld en zich niets aangetrokken van het slachtoffer dat hem herhaaldelijk heeft gevraagd om te stoppen. Dat dit veel impact heeft gehad op het slachtoffer, is gebleken uit haar aangifte. Het slachtoffer was bang dat verdachte haar zou penetreren en heeft er slapeloze nachten van gehad waarbij zij alleen in slaap kon vallen door middel van medicatie. De rechtbank rekent dit verdachte aan. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn rol en positie als taxichauffeur voor hulpbehoevenden, aan wiens zorg het slachtoffer was toevertrouwd en van wie zij fysiek afhankelijk was.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 september 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Strafoplegging
Alles afwegende komt de rechtbank tot de volgende straf. Aan verdachte wordt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast wordt een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze strafmodaliteit beter past bij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan dan de -naast een voorwaardelijke gevangenisstraf- door de officier van justitie gevorderde geldboete.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mr. V.V. Essenburg en mr. K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2023.