In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 14 november 2023, is het bezwaar van klager tegen het bevel van de officier van justitie tot het opleggen van beperkingen in het kader van zijn overleveringsdetentie ongegrond verklaard. Klager, geboren in 1997 en gedetineerd in Nederland, was onderwerp van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) van de Duitse autoriteiten wegens verdenking van betrokkenheid bij een plofkraak. De officier van justitie had op 28 september 2023 beperkingen opgelegd, waaronder het verbod op contact met anderen zonder toestemming, om de integriteit van het onderzoek te waarborgen. Klager had bezwaar aangetekend tegen deze beperkingen, stellende dat deze onterecht en te zwaar waren, vooral gezien het feit dat de meeste medeverdachten niet onder beperkingen verkeerden.
De rechtbank heeft de procesgang en de feiten rondom het EAB in overweging genomen. De officier van justitie heeft de noodzaak van de beperkingen onderbouwd met argumenten over vluchtgevaar en de mogelijkheid van bewijsvernietiging. De rechtbank oordeelde dat de beperkingen noodzakelijk zijn voor het Duitse strafrechtelijk onderzoek en dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar waren. De rechtbank heeft de argumenten van klager, waaronder de psychische belasting van isolatie en de rol die hij zou hebben gespeeld in de vermeende misdaad, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de belangen van het onderzoek zwaarder wegen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaar van klager ongegrond verklaard, met de overweging dat de beperkingen in het belang van het Duitse onderzoek volstrekt noodzakelijk zijn. De rechtbank heeft de officier van justitie aangespoord om de situatie te blijven monitoren zolang de overleveringsdetentie voortduurt.