ECLI:NL:RBAMS:2023:7946

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 6530
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke zaken met betrekking tot maatschappelijke opvang

Op 8 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. de Groot, bezwaar had gemaakt tegen een mail van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Verzoeker had op 16 november 2023 bezwaar gemaakt tegen de mededelingen van verweerder over zijn toegang tot maatschappelijke opvang. De voorzieningenrechter ontving het verzoek om een voorlopige voorziening op 17 november 2023 en behandelde dit op 29 november 2023. Tijdens de zitting was de gemachtigde van verzoeker aanwezig, evenals een tolk en een begeleider, maar verweerder was niet vertegenwoordigd.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de mededelingen van verweerder over de toegang tot dag- en nachtopvang (dno) als besluiten moeten worden aangemerkt. Echter, omdat verzoeker feitelijk geen toegang had gekregen tot de dno, kon de voorzieningenrechter niet beoordelen of de opvang adequaat was. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd, omdat het plaatsen van verzoeker op de wachtlijst voor opvang een feitelijke handeling is waartegen geen bezwaar en beroep openstaat bij de bestuursrechter. De civiele rechter is in dit geval bevoegd om te oordelen over de uitvoering van de maatwerkvoorziening.

De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker kwetsbaar is en theoretisch in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang, maar dat hij nog steeds op straat leeft. De gemachtigde van verweerder was niet aanwezig op de zitting om mogelijke oplossingen te bespreken. De voorzieningenrechter vroeg verweerder om in overleg met de gemachtigde van verzoeker en zijn begeleidster zo snel mogelijk met een tijdelijke oplossing te komen. Uiteindelijk verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. Verzoeker kreeg vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat hij geen vermogen had en zijn inkomen onder de bijstandsnorm lag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
Zaaknummers: AMS 23/6530 en AMS 23/6531

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder.

Procesverloop

Inleiding

1. Op 16 november 2023 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een mail van verweerder van 16 oktober 2023 en een mail van 6 november 2023.
2. Op 17 november 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker ontvangen om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, J. Singh , tolk in de Engelse taal en [naam 2] , begeleider van verzoeker. Verweerder heeft zich, zonder voorafgaande melding, niet op de zitting laten vertegenwoordigen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Verzoeker heeft op 13 september 2023 via zijn gemachtigde een spoedaanvraag gedaan voor maatschappelijke opvang. Op het moment van het doen van uitspraak is nog niet beslist op deze aanvraag.
6. In een mail van 16 oktober 2023 en van 6 november 2023 heeft verweerder de gemachtigde van verzoeker, samengevat weergegeven, bericht dat verzoeker kwetsbaar wordt geacht en theoretisch in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang of een traject van beschermd wonen. Het advies van de centrale opvang is toegang tot beschermd verblijf en een definitief besluit op de aanvraag van 13 september 2023 volgt. Wel heeft verzoeker alvast toegang tot de dag- en nachtopvang (dno), mits er plek is.
7. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt te bepalen dat hij toegang krijgt tot de dno tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op zijn bezwaren. Op de zitting heeft de gemachtigde van verzoeker onweersproken gesteld dat verzoeker feitelijk niet is toegelaten tot de dno en dat dit is wat hij wenst.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de mededeling dat verzoeker toegang heeft tot de dno op rechtsgevolg is gericht en dat de mails onder 6 genoemd op dit punt zijn aan te merken als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat verzoeker tegen die mails bezwaar gemaakt heeft is aan het vereiste van formele connexiteit voldaan.
9. Verzoeker is van mening dat de voorzieningenrechter bevoegd is om een oordeel te geven over de plaatsing op de wachtlijst en de feitelijke toelating tot de dno, omdat de adequaatheid van de opvang aan de bestuursrechter kan worden voorgelegd.
10. Met verzoeker is de rechtbank van oordeel dat zij bevoegd is de adequaatheid van opvang in de dno te beoordelen. [1] In dit geval is echter feitelijk geen toegang tot de dno verleend en zo lang dit niet is gebeurd kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of die opvang adequaat zou zijn. Het plaatsen van op een wachtlijst kan niet worden gelijkgesteld met opvang. Verzoeker heeft bezwaren tegen de feitelijke uitvoering van de toegekende maatwerkvoorziening, namelijk tegen de duur van de wachtlijst. Dit is begrijpelijk, maar dit zijn feitelijke handelingen waartegen geen bezwaar en beroep openstaat bij de bestuursrechter, zodat de civiele rechter als enige bevoegd is een oordeel te geven over de uitvoering van de toegekende dno. Verzoeker voert verder aan dat het verstrekken van de dno door verweerder zonder het aangeven wanneer verzoeker daadwerkelijk toegang wordt verleend een wijze van verstrekken van maatschappelijke ondersteuning is die in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel omdat onbekend is hoeveel, naar tijdseenheden, bepaalde maatschappelijke ondersteuning wordt verstrekt. Dit is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, aldus verzoeker. Dit leidt niet tot een ander oordeel. Met de verstrekking van de dno is de omvang van de verstrekking bekend. Er is ook geen geschil over de omvang van de verstrekte dno, zodat er geen sprake is van schending van het rechtszekerheidsbeginsel.
11. De voorzieningenrechter merkt verder het volgende op. Niet in geschil is dat verzoeker kwetsbaar wordt geacht en theoretisch in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang of een traject van beschermd wonen. Evenmin in geschil is dat verzoeker nog steeds op straat leeft. De begeleidster van verzoeker heeft op de zitting aangegeven dat verzoeker achteruit gaat vanwege de schadelijke omstandigheden waarin hij zich bevindt. Zij maakt zich hier zorgen over. De voorzieningenrechter deelt deze zorgen. Helaas was de gemachtigde van verweerder niet op de zitting aanwezig om mee te denken over mogelijke oplossingen. De voorzieningenrechter begrijpt uit de stukken dat de opvangvoorzieningen vol zijn, maar verzoeker heeft begin september al een spoedaanvraag ingediend zodat de voorzieningenrechter via deze weg vraagt of verweerder – in overleg met de gemachtigde van verzoeker en zijn begeleidster – zo snel mogelijk met een (tijdelijke) oplossing kan komen voor deze situatie.
12. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. Verzoeker heeft bij brief van 28 november 2023 verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. Verzoeker heeft aangegeven dat hij geen vermogen heeft. Uit de overgelegde uitkeringsspecificatie van bijstand voor deze maand blijkt verder dat zijn netto inkomen lager is dan 95% van de maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande. Het beroep op betalingsonmacht wordt daarom toegewezen. Omdat verzoeker het griffierecht al heeft betaald, zal het betaalde bedrag worden terugbetaald.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:236.