ECLI:NL:RBAMS:2023:8279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
9500828 EL 21-265
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vernietiging effectenleaseovereenkomst tussen eiser en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, en Dexia Nederland B.V. De procedure betreft een effectenleaseovereenkomst die eiser wenst te vernietigen op grond van de artikelen 1:88/89 BW. Eiser betwist dat de bevoegdheid tot vernietiging is verjaard, terwijl Dexia aanvoert dat dit wel het geval is. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis eiser verzocht om nadere toelichting te geven over zijn financiële situatie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Eiser heeft schriftelijke verklaringen overgelegd van zowel hemzelf als zijn ex-partner, waarin zij hun financiële situatie en kennis van de overeenkomst toelichten. Dexia heeft betoogd dat de verklaringen onvoldoende concreet zijn en dat eiser niet kan aantonen wanneer hij daadwerkelijk kennisnam van de overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de bewijslast voor de verjaring bij Dexia ligt en dat eiser voldoende informatie heeft verstrekt om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter concludeert dat het beroep van Dexia op verjaring niet slaagt en dat de vorderingen van eiser toewijsbaar zijn. Dexia wordt veroordeeld tot betaling van de bedragen die eiser heeft betaald onder de overeenkomst, verminderd met eventuele uitkeringen die eiser heeft ontvangen. Tevens wordt Dexia veroordeeld tot betaling van wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Privaatrecht
zaak- en rolnummer: 9500828 EL 21-265
vonnis van: 14 december 2023
Vonnis van de kantonrechter:
i n z a k e
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G. Van Dijk,
t e g e n
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: USG Legal Professionals.
De Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 juli 2023;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser] ;
  • de rolmededeling van 21 september 2023;
  • de akte uitlaten van Dexia.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in het tussenvonnis is geoordeeld en beslist. [eiser] doet een beroep op de vernietiging van de oorspronkelijke overeenkomst op grond van artikel 1:88/89 BW. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [eiser] betwist. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter aan [eiser] verzocht om een nadere toelichting over de (financiële) gang van zaken in het huishouden van hem en [naam] (hierna: [naam] ) ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Bij akte heeft [eiser] schriftelijke verklaringen overgelegd zoals verzocht.
2.2.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
2.3.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [eiser] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomst. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiser] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [eiser] met de overeenkomst. Doet [eiser] dat niet dan heeft [eiser] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
2.4.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiser] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
2.5.
Door [eiser] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
2.5.1.
In de verklaring van [eiser] staat vermeld:
“Ik, [eiser] , verklaar het volgende:
In 1999 werd ik 46 jaar. Ik was getrouwd met mijn inmiddels ex-vrouw en samen hebben wij twee dochters, geboren in 1983 en 1986. Ik was werkzaam als zelfstandig fotograaf. Mijn vrouw was verpleegkundige in loondienst.
Dat weet ik niet.
Ik vermoed van haar eigen rekening.
Dit is geweest rondom de scheiding, we zijn in 2002 gescheiden. Het was mis en er was gedoe. Ze had iets afgesloten om te sparen maar dat was niet helemaal goed gegaan. Ze was mogelijk geld kwijt. Ik denk dat het toen ook in de media is geweest, maar het zei mij toen niets. Ik had er geen weet van. Het was teleurstellend, zo'n bericht maar het er speelde natuurlijk veel rond die tijd. We gingen immers scheiden.
Wij hadden beiden een eigen rekening. Ik voor de zaak en mijn inkomsten, mijn vrouw voor haar inkomen. Er was ook een en/of rekening. Deze rekening was er voor alle gemeenschappelijk uitgaven zoals vaste lastenen boodschappen. Wij maakten ieder een bedrag over naar deze rekening.
Mijn inkomsten kwamen binnen op mijn zakelijke rekening. Het salaris van mijn vrouw kwam binnen op haar rekening. Wij maakten beiden een bedrag over naar de en/of rekening voor de vaste lasten.
Wij hadden in zoverre een verdeling voor de financiële zaken dat er maandelijks een bedrag naar de gezamenlijke rekening. Wij konden beiden bij de en/of rekening en daar betalingen vanaf verrichten. Ik keek clan wel eens of er nog voldoende op stond of dat deze aangevuld moest worden. Onze eigen rekeningen hadden wij in eigen beheer. Wij hadden ieder ook wat eigen betalingen. De hypotheek ging van mijn rekening af. De auto van mijn vrouw betaalde zij zelf.
Wij verrichten beiden betalingen van de gezamenlijke rekening. Boodschappen deden wij beiden, ook dit ging van de gezamenlijke rekening. Ik deed betalingen voor mijn bedrijf van mijn zakelijke rekening. Mijn vrouw deed persoonlijke betalingen van haar rekening.
leder opende zijn of baar eigen post. Post gericht aan ons beiden konden wij beiden openen. Ik keek wel eens op de bankafschriften van de gezamenlijke rekening. Wij keken niet op elkaars rekening. Daarvoor waren wij niet gemachtigd. Post van Dexia is mij niet opgevallen Betalingen van of aan Dexia heb ik niet gezien.
De aangifte werd door een accountant ingevuld. Ik liet daar mijn zakelijke aangifte invullen en die nam de privé aangifte clan mee. Doorlezen deden wij beiden niet. Wij hadden vertrouwen dat het goed ingevuld werd.
Nee, ik meen dat wij geen lening hebben afgesloten in die periode.
Ik had wel wat pensioen opgebouwd en een lijfrente afgesloten voor later. Mijn vrouw had een pensioenregeling via de zorg. Alles is geregeld met de scheiding. li<. had geen andere regelingen of aandelen.
Het was niet perse noodzakelijk dat wij moesten overleggen. Voor de zaak deed ik mijn aankopen. Gezamenlijke uitgaven spreek je wel over, maar het is niet dat wij dan rekening moest houden met gelei. Iets als een nieuwe wasmachine zag ik niet eens als grote uitgave.”
2.5.2.
In de verklaring van [naam] staat vermeld:
“Ik, [naam] , verklaar het volgende:
In l999 was ik 44 jaar oud. Ik was nog getrouwd met mijn ex-man en samen hebben wij twee dochters, geboren in '86 en '83. Ik was werkzaam als verpleegkundige. Mijn mai1 was fotograaf. Wij zijn in 2002 gescheiden.
Dat kwam door de media, had iets gezien en gelezen en het leek mij interessant. Ik wilde gaan sparen voor de studie van de kinderen. Over sparen heb ik het ongetwijfeld wel eens gehad met mijn man. Maar er waren geen concrete plannen. Het afsluiten van de overeenkomst heb ik zelfstandig gedaan. Dit heb ik niet besproken met hem.
De betalingen gingen van de [rekeningnummer] dat was mijn eigen rekening.
Het was allemaal niet goed gelopen met het contract. Het zag er veel minder goed uit clan voorgesteld. Het was een strop. Wc lagen in scheiding en ik moest het hem vertellen. Teleurgesteld was hij wel, het was jammer. Maar er speelde zoveel in die tijd.
Ik had een eigen rekening en mijn man had een eigen zakelijke rekening. Wij hadden geen pasjes van elkaars rekening. Er was ook een gezamenlijke rekening. Deze rekening was voor al onze gezamenlijke kosten. Daar werd dan ook het meeste van betaald.
Mijn inkomsten werden op mijn rekening gestort. Ik maakte maandelijks iels over naar de gezamenlijke rekening, net als mijn man. De inkomsten van mijn man kwamen op zijn rekening binnen.
De gezamenlijke financiën deden wij wel samen. Wij konden beiden op de gezamenlijke rekening kijken en betaling van verrichten. Onze eigen rekeningen beheerden wij zelf. Wij hadden geen toegang tot elkanders rekening. Wij konden ieder onze eigen uitgaven doen van onze eigen rekening.
Wij konden beiden betalingen verrichten van de gezamenlijke rekening. Gezamenlijke uitgaven gingen daar van af. Mijn eigen uitgaven deed ik van mijn rekening en mijn man deed uitgaven van zijn eigen rekening.
Mijn eigen post opende ik zelf. Mijn man opende ook zijn eigen post. Post gericht aan beiden konden wij beiden openen. Wij keken niet op de bankafschriften van elkaars rekening. Dat was ook niet nodig. De gezamenlijk afschriften keken wij beiden in. Mijn man heeft mij nooit vragen gesteld over post of betalingen van of aan Dexia.
De accountant vulde de belastingaangifte in. Dat werd gedaan voor de zaak van mijn man en clan werd onze aangifte meegenomen. Ik leverde mijn jaaropgave aan. lk wist volgens mij niet dat ik deze overeenkomst op kon voeren, die stukken heb ik niet aangeleverd. Nadat het was ingevuld keken wij beiden niet meer naar de aangifte om, wc tekenden enkel.
Nee, we hebben geen Leningen afgesloten in die tijd.
Pensioen bouwde ik op via mijn werk. Mijn man had zelf iets geregeld, een gezinspolis, een lijfrente dacht ik. Dit is ook verdeeld bij de scheiding. Ik had geen andere aandelen of beleggingen.
Grote gezamenlijke uitgaven die deden wij samen. Uitgaven voor in huis bespraken wij samen. Mijn man deed uitgaven voor zijn zaak zelf. Ik maakte mijn eigen beslissingen voor mijn eigen uitgaven.”
2.6.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [eiser] en [naam] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
2.7.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [eiser] niet hoeft te bewijzen wanneer hij daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomst. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [eiser] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [eiser] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [eiser] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [eiser] en [naam] zelf, kan van [eiser] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
2.8.
Naar aanleiding van hetgeen [eiser] en [naam] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van [eiser] en [naam] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [naam] ten opzichte van [eiser] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [naam] bekend werd met de overeenkomst.
2.9.
Voor zover Dexia hiermee aanvoert dat het verweer tegen het beroep op verjaring onvoldoende is onderbouwd wordt zij hierin niet gevolgd. De door [eiser] en [naam] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt voldoende het verweer van [eiser] dat hij in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met de overeenkomst. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan. Het betoog van Dexia betreffende deze verklaringen berust slechts op aannames en veronderstellingen die niet concreet zijn onderbouwd.
Dat de verklaringen van beide echtgenoten op enkele punten verschillen is van onvoldoende gewicht om deze als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Daarbij is van belang dat het punten betreft die niet direct van invloed zijn op de beantwoording van de vraag wanneer [eiser] bekend is geworden met de overeenkomst en dat het om feiten gaat die zich lang geleden hebben voorgedaan (vergelijk gerechtshof Amsterdam 17 april 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1288 en gerechtshof Den Haag 25 september 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:3961).
2.10.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [eiser] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [eiser] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomst. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [eiser] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met de overeenkomst.
2.11.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
De vorderingen van [eiser]
2.12.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst met nummer [nummer] (oorspronkelijk) is vernietigd is toewijsbaar.
2.13.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van de oorspronkelijke overeenkomst te betalen al hetgeen [naam] ter zake van die overeenkomst aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen zij ter zake van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente, overig en proceskosten
2.14.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte, zijnde 28 december 2005
.
2.15.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van deze overeenkomst is toewijsbaar als volgt.
2.15.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
2.15.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomst(en), is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
2.15.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 2.13 bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
2.15.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
2.16.
Voor zover Dexia een A-codering aan BKR heeft doorgegeven vordert [eiser] met betrekking tot deze overeenkomst Dexia te gelasten de registratie bij BKR te schrappen en de aan die registratie gekoppelde achterstandscodering ongedaan te maken. Nu Dexia heeft gesteld dat ten aanzien van [naam] geen A-codering met betrekking tot de overeenkomst bij BKR bestaat dan wel zichtbaar is, heeft [eiser] niet langer een belang bij deze vordering en deze wordt om die reden dan ook afgewezen.
2.17.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
2.18.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) die in verband met bovenstaande vorderingen zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 119,21
- griffierecht € 85,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2,5 x tarief € 264,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 996,21

3.De beslissing

ten aanzien van de vorderingen van [eiser]:
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst met nummer [nummer] (oorspronkelijk) is vernietigd,
3.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de oorspronkelijke overeenkomst met nummer [nummer] te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 2.13 bedoelde berekening verschuldigd is,
3.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomst(en) op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 2.14 en 2.15,
3.4.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 996,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
3.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar uitgesproken van 14 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.