ECLI:NL:RBAMS:2023:8289

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
13/099781-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van 104,36 kilo cocaïne

Op 17 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2023 te Amsterdam opzettelijk ongeveer 104,36 kilogram cocaïne aanwezig heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, waarbij bewijs werd geleverd door middel van Sky-ECC chatgesprekken en het aantreffen van de drugs in de woning van de verdachte. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de handel in cocaïne zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag, waarbij bepaalde in beslag genomen goederen zijn teruggegeven aan de verdachte, terwijl andere goederen zijn verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/099781-23
Datum uitspraak: 17 november 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende op het adres [adres] , thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. R.S.E. Bruinen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij op 17 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Op basis van de bevindingen die naar voren komen uit Sky-ECC chatgesprekken, het contact tussen verdachte en NN3, NN4 en NN5 en het aantreffen van de drugs in de woning van verdachte, kan worden vastgesteld dat de drugs naar de woning zijn gebracht ten behoeve van verdachte en dat hij deze drugs aanwezig heeft gehad. Ook kan bewezen worden dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd, nu uit het dossier blijkt dat de medeverdachte bewust de in de woning aangetroffen drugs aanwezig heeft gehad en in de woning was om deze te beveiligen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onderdeel van het ten laste gelegde dat ziet op het medeplegen. De personen die de tassen met daarin drugs naar de woning van verdachte hebben gebracht komen geen rol als medeplegers toe. Voor wat betreft de medeverdachte [medeverdachte] blijkt uit het dossier niet dat hij een rol als medepleger zou hebben gehad. Als hem al een rol toekomt dan hooguit een rol als medeplichtige, omdat hij enkel in de woning bleef ter bewaking van de verdovende middelen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen, van oordeel dat bewezen is dat verdachte op 17 mei 2023 opzettelijk ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne voorhanden heeft gehad.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Om ten aanzien van medeplegen tot een bewezenverklaring te kunnen komen dient er sprake te zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de bijdrage van één of meer anderen aan het delict van voldoende gewicht is geweest.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat bewezen is dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.3.1
Het medeplegen met NN3, NN4 en NN5
Blijkens de bewijsmiddelen brengen NN3, NN4 en NN5 op 17 mei 2023 vanaf 13:56 uur achtereenvolgens na elkaar zes tassen met daarin blokken cocaïne naar de woning van verdachte, waarna verdachte zelf zijn eigen woning betreedt. Enkele minuten later verlaat verdachte met NN4 en NN5 de woning, waarna hij opnieuw de woning betreedt en vervolgens verlaat samen met NN3. De rechtbank ziet hierin een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven anderen. Het brengen van de zes tassen met daarin de blokken cocaïne naar de woning van verdachte door NN3, NN4 en NN5 kan worden aangemerkt als een voor medeplegen vereiste significante en wezenlijke bijdrage aan het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne in de woning van verdachte zodat geoordeeld kan worden dat sprake is van medeplegen tussen verdachte en NN3, NN4 en NN5.
4.3.2
Het medeplegen met de medeverdachte, [medeverdachte]
Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen, gemaakt op 17 mei 2023 om 01:42 uur, van een canvastas waarin blokken te zien zijn met de opdruk “Messi”. Tijdens de doorzoeking van de woning later die dag is in de woonkamer eenzelfde soort canvastas aangetroffen met daarin twee blokken met eveneens de opdruk “Messi”. De inhoud van deze blokken bleek na forensisch onderzoek cocaïne te bevatten. Tevens is de medeverdachte op 17 mei 2023 van 16:10 uur tot 17:09 uur alleen in de woning van verdachte alwaar zich de ten laste gelegde cocaïne bevindt. Om 16:25 uur maakt de medeverdachte een foto van de inhoud van één van de geopende zes tassen die eerder die dag naar de woning zijn gebracht. Op de foto zijn diverse blokken te zien met de tekst “U.C.K”. Wanneer de verbalisanten de tassen tijdens de doorzoeking vanaf 17:36 uur later die dag in de woning aantreffen, zijn alle tassen gesloten. Om 16:15 uur bericht de medeverdachte via WhatsApp aan zijn vrouw dat hij het huis niet mag verlaten. Om 16:32 uur stuurt hij aan zijn vrouw het bericht: ‘Ik bewaak 2 miljoen’, welk bedrag overeenkomt met de aankoopwaarde van de hoeveelheid cocaïne die is aangetroffen in de woning.
De rechtbank oordeelt, gelet op het voorgaande, dat verdachte en medeverdachte wetenschap hadden van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning en dat deze zich ook in hun machtssfeer bevond. Uit het voorgaande blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, waarin zij ieder een wezenlijke en significante bijdrage aan het feit hebben geleverd. Dit levert medeplegen op. Het verweer van de raadsvrouw dat de medeverdachte slechts als medeplichtige bij het feit kan worden aangemerkt wordt, gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden en de opgenomen bewijsmiddelen in bijlage II, verworpen.
4.3.2
Conclusie
Bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer een netto hoeveelheid 104,36 kilogram cocaïne op 17 mei 2023 te Amsterdam.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 17 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de door het Landelijke Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) opgestelde oriëntatiepunten en onder verwijzing naar jurisprudentie van vergelijkbare zaken, een gevangenisstraf van drie jaar voor verdachte op zijn plaats is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer een netto hoeveelheid van 104,36 kilogram cocaïne in zijn woning. Gelet op de hoeveelheid kan het niet anders dan dat deze cocaïne bestemd is geweest voor de handel. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is en de ervaring leert ook dat het dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit die veel schade en overlast veroorzaken, tot zware criminaliteit, zoals geweldsmisdrijven. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat veel gebruikers van verdovende middelen strafbare feiten plegen in het kader van de financiering van hun behoefte aan verdovende middelen. Dit zorgt voor maatschappelijke overlast en schade. Bovendien is het gebruik van verdovende middelen sterk verslavend en veroorzaakt het gebruik schade aan de gezondheid van gebruikers. Ook is het verontrustend dat woningen kennelijk worden benut als zogenoemde safehouses waarin grote hoeveelheden harddrugs worden bewaard. Hierdoor kunnen nietsvermoedende bewoners worden geconfronteerd met de bovengenoemde gevolgen van drugscriminaliteit. Daarnaast merkt de rechtbank op dat met de handel in harddrugs veel geld wordt verdiend. Niet zelden worden hierdoor personen – waaronder ook kansarme jongeren – in de verleiding gebracht om ook het criminele pad te kiezen. Dit heeft een ontwrichtend effect op de maatschappij. Verdachte is geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank beschouwt verdachte daarom als first offender.
De rechtbank neemt in strafverzwarende zin mee dat ten aanzien van de aanwezigheid van de ten laste gelegde cocaïne in de woning, het verdachte lijlkt te zijn geweest die een coördinerende rol heeft gehad.
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het LOVS-oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Daarin wordt voor het aanwezig hebben van meer dan 20 kilogram harddrugs een gevangenisstraf vanaf 36 maanden genoemd. De rechtbank stelt vast dat de ongeveer 104,36 kilo cocaïne die verdachte in zijn woning aanwezig had een aanzienlijk grotere hoeveelheid betreft dan de 20 kilogram uit de tabel van de LOVS. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Alles afwegende vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf zoals die door de officier van justitie is geëist passend en legt die dan ook op.

9.Beslag

De beslaglijst is als
bijlage IIIaan dit vonnis gehecht. De rechtbank komt ten aanzien van het beslag tot het volgende oordeel.
Teruggave
Het in beslag genomen geld onder 1 tot en met 4 op de beslaglijst dient te worden teruggegeven aan verdachte.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp onder 24 op de beslaglijst, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar aangezien dat voorwerp tot het begaan van het bewezen geachte is bestemd.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten, onder 5 tot en met 23 en 25 tot en met 78 op de beslaglijst, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
het in beslag genomen geld onder 1 tot en met 4 op de beslaglijst.
Verklaart verbeurd:
het in beslag genomen goed onder 24 op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
de in beslag genomen goederen onder 5 tot en met 23 en 25 tot en met 78 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit. voorzitter,
V.V. Essenburg en rnr. A.W. van Gemert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2023.
[…]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
4.1
[…]
4.2
[…]
Bijlage III