ECLI:NL:RBAMS:2023:8781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
AMS 22 / 4469
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van verzoeken tot verwijdering van politiegegevens

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoeken tot verwijdering van politiegegevens beoordeeld. Eiser had in augustus 2022 een verzoek ingediend bij de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland, dat deels werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 waren zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig. De rechtbank heeft de verzoeken van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoert dat de mutaties onvoldoende gemotiveerd zijn en dat er geen noodzaak is om deze gegevens te bewaren.

De rechtbank stelt vast dat volgens de Wet politiegegevens (Wpg) het correctierecht niet bedoeld is om indrukken of meningen te corrigeren. Eiser moet aannemelijk maken dat de feiten onjuist zijn. De rechtbank concludeert dat de mutaties met nummers 2, 7 en 1 niet in stand kunnen blijven zonder een adequate motivering van verweerder. De rechtbank oordeelt dat de mutatie met nummer 7, die betrekking heeft op een vermeende overtreding van de Covid-19 regels, moet worden verwijderd, omdat het proces-verbaal onvoldoende bewijs biedt voor een overtreding. Voor de mutaties met nummers 2 en 1 geldt dat verweerder binnen zes weken een nieuwe beslissing moet nemen, waarbij een verzwaarde en specifieke onderbouwing vereist is.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat verweerder de verbeurde dwangsommen van € 1442 aan eiser moet betalen. De uitspraak benadrukt ook de doorwerking van de strafrechtelijke onschuldpresumptie naar het bestuursrecht, wat van belang is voor de beoordeling van de mutaties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

en

de korpschef van het regionaal politiekorps Amnsterdam- Amstelland, verweerder

(gemachtigde: mr G. Hagens).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een afwijzing
van zijn verzoeken om verwijdering van politiegegevens. Dit heeft verweerder bepaald in het bestreden besluit van 9 augustus 2022. Hiertegen heeft eiser rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft met toestemming van verweerder (ter zitting) kennisgenomen
van de stukken die verweerder bij de rechtbank heeft ingediend en waarvan hij heeft verzocht om die niet in kopie aan eiser te verstrekken.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2023 op een zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig: eiser in persoon en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op 8 maart 2022 en 17 maart 2022 heeft eiser verzoeken gedaan tot verwijdering van zeven mutaties [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] .
2. Verweerder heeft het verzoek tot verwijdering van de mutaties bij beslissing van 9 augustus 2022 (deels) afgewezen.
3. Eiser heeft bij brief d.d. 3 juni 2022 verweerder in gebreke gesteld tijdig te beslissen

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser voert aan dat hij het niet eens is met het niet verwijderen van de mutatie waarin sprake is van vrijspraak en sepot. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder in verschillende mutaties onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de mutaties nog noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de politietaak.
5. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter het in artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg) neergelegde correctierecht niet is bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover de verzoeken betrekking hebben op feiten, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze feiten onjuist zijn. [1]
6. In de beslissing d.d. 9 augustus 2022 heeft verweerder een aantal mutaties al losgekoppeld van de persoon van eiser. Het betreft de mutaties [nummer 3] en [nummer 4] . Deze mutaties zijn in beroep geen onderdeel van het geding.
7. Tegen de mutaties met de nummers [nummer 5] en [nummer 6] zijn door eiser geen inhoudelijke gronden aangevoerd. De rechtbank is verder van oordeel dat er ook geen gronden zijn om verweerder te verplichten om deze mutaties te verwijderen dan wel te vernietigen.
8. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het hem met name is te doen om de mutaties met de nummers [nummer 2] , [nummer 7] en [nummer 1] . De rechtbank zal hieronder ingaan op deze mutaties.

[nummer 2]

9. Deze mutatie ziet op een zeer oude verdenking inzake een cyber misdrijf. Eiser is van deze verdenking in 2011 vrijgesproken. Verweerder heeft aangevoerd dat gelet op de ernst van de verdenking in combinatie met de huidige functie (bijzonder opsporingsambtenaar) het noodzakelijk is om deze gegevens te bewaren. Wel zal deze mutatie achter een schot worden geplaatst waardoor enkel geautoriseerde medewerkers toegang hebben indien zij dat nodig hebben voor de uitoefening van hun taak. De rechtbank stelt voorop dat met enige terughoudendheid dient te worden omgegaan met politiegegevens die betrekking hebben op een feiten en omstandigheden die hebben geleid tot een vrijspraak. Bij een vrijspraak heeft de stafrechter immers of vastgesteld dat feiten en omstandigheden niet (goed) kunnen worden vastgesteld en of dat wel vastgestelde feiten en omstandigheden geen strafbaar feit opleveren. Op zich is voorstelbaar dat ook nu een vrijspraak opgeslagen gegevens (deels) in de politiesystemen bewaart blijven, maar bij bezwaar daartegen van de betrokken burger kan bij een vrijspraak niet worden volstaan met algemene motiveringen als ernst van de verdenking en uitvoeren politietaak. Dat zal nog meer het geval zijn indien er sprake is van (fors) tijdsverloop tussen het tijdstip van de geregistreerde gegevens en het verzoek tot verwijdering. In deze casus ontbreekt een dergelijke meer toegespitste bijzondere motivering. Indien een dergelijke verzwaarde motivering ontbreekt kan ook niet worden volstaan met het plaatsen van een schot waarbij alleen specifieke taakhouders toegang hebben. Zonder een adequate verzwaarde en op de persoon toegespitste onderbouwing kan de bestreden beslissing ten aanzien van deze mutatie niet in stand blijven.

[nummer 7]

10. Deze mutatie ziet op een vermeende overtreding van de Covid-19 regels. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting het onderliggende proces-verbaal aan de rechtbank overhandigd met het verzoek het proces-verbaal op basis van artikel 8:29 AWB buiten het dossier te houden. Het proces-verbaal van de betrokken verbalisant van de politie is van een zodanig matig niveau dat op basis van dit proces-verbaal geen overtreding kan worden vastgesteld. De gemachtigde van verweerder heeft dit ter zitting ook beaamt. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat deze mutatie dient te worden verwijderd.

[nummer 1]

11. Deze mutatie ziet onder meer op biometrische gegevens die zijn opgeslagen naar aanleiding van een kwestie waarbij de vervolging is beëindigd. Het gaat om een verdenking mishandeling waarbij de zaak is geseponeerd. In de beslissing van 9 augustus 2022 is aangegeven dat de biometrische gegevens echter los van dit incident al in 2016 zijn geregistreerd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat in dat geval eiser geen belang heeft bij verwijdering op basis van het incident dat heeft geleid tot een sepot.
Dit ligt anders voor de gegevens die zien op het incident zelf. De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen ten aanzien van geregistreerde gegevens die verband houden met een verdenking die is geëindigd in een vrijspraak. Terughoudendheid is op zijn plaats. Het enkele feit dat eiser werkzaam is als handhaver en er ook een politiemedewerker (in vrije tijd) betrokken zou zijn geweest bij dit vermeende incident maakt niet automatisch dat blijvende registratie van belang is voor de uitoefening van de politietaak. Verweerder dient op zijn minst concreet aan te geven om welke specifieke politietaak het gaat en in welke concrete gevallen deze gegevens dan van belang kunnen zijn. Zonder een adequate verzwaarde en op de persoon toegespitste onderbouwing kan de bestreden beslissing ten aanzien van deze mutatie niet in stand blijven.
12. De rechtbank merkt tot slot uitdrukkelijk op dat de strafrechtelijke onschuldpresumptie bij een vrijspraak en sepot enige doorwerking heeft naar het bestuursrecht. Net zo goed als een strafrechtelijke veroordeling dat ook heeft.
13. Verweerder heeft ter zitting aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verbeurde dwangsommen inzake de ingebrekestelling d.d. 3 juni 2022. De beslissing is van 22 augustus 2022. Dit betekent dat de maximale dwangsom van € 1442,- is verbeurd.

conclusies en gevolgen

13. Het beroep is gegrond ten aanzien van de mutaties [nummer 2] , [nummer 7] en [nummer 1] . Voor de mutatie [nummer 7] geldt dat deze dient te worden verwijderd uit de politieregistraties. Voor de mutaties [nummer 2] en [nummer 1] geldt dat deze zonder nadere verzwaarde en specifieke onderbouwing niet in stand kunnen blijven.

Beslissing

De rechtbank:
1. Verklaart het beroep gegrond.
2. Bepaalt dat verweerder de mutatie [nummer 7] dient te verwijderen.
3. Bepaalt dat verweerder met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen binnen zes weken een nieuwe beslissing dient te nemen ten aanzien van de mutaties [nummer 2] en [nummer 1] .
4. Bepaalt dat het beroep voor het overige ongegrond is.
5. Bepaalt dat verweerder een bedrag van € 1442 aan verbeurde dwangsommen aan eiser dient te betalen.
6. Bepaalt dat verweerder het griffierecht van € ??? aan eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.
griffier
rechter
(is buiten staat te ondertekenen)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:807, en van 15 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:69.