ECLI:NL:RBAMS:2023:899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
1315071720
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen na onderzoek naar bewijs en verklaringen

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek dat plaatsvond op 7 oktober 2021 en 7 februari 2023. De officier van justitie, mr. G. Dankers, vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.J.R. Roethof, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De tenlastelegging betrof seksuele handelingen met een benadeelde partij die zich in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij zorgvuldig gewogen, evenals de camerabeelden en het NFI-rapport. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van seksueel binnendringen, wat door de officier van justitie als onbetrouwbaar werd bestempeld.

De rechtbank concludeerde dat, hoewel er DNA-sporen van de verdachte waren aangetroffen, het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en sprak de verdachte vrij. De beslissing werd genomen op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de verklaringen van getuigen, waarbij de rechtbank benadrukte dat het ontbreken van bewijs voor de beschuldiging leidde tot de vrijspraak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/150717-20
Datum uitspraak: 21 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [land van herkomst] op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 oktober 2021 en 7 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat de raadsvrouw van verdachte, mr. M.J.R. Roethof, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2020 tot en met 26 januari 2020 te Diemen, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] , te weten
het eenmaal of meermalen brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus en/of mond van die [benadeelde partij] en/of
het zich laten aftrekken en/of het zich laten pijpen door die [benadeelde partij] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het scenario van verdachte dat geen sprake is geweest van seksueel binnendringen wordt weliswaar niet uitgesloten door de bevindingen in het NFI-rapport, maar dit alternatieve scenario dient terzijde te worden geschoven. De verdachte heeft dit scenario namelijk pas ter terechtzitting naar voren gebracht en kennelijk afgestemd op de resultaten van het DNA-onderzoek. De verklaring van verdachte is onbetrouwbaar, ook omdat verdachte zegt dat hij niet wist dat aangeefster onder invloed was, terwijl dit overduidelijk blijkt uit de camerabeelden van die nacht. Aldus dient uitgegaan te worden van het scenario dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent en zijn raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte het lichaam van aangeefster seksueel is binnengedrongen. Bewijs hiervoor ontbreekt en het alternatieve scenario van verdachte kan niet worden uitgesloten zoals ook volgt uit het aanvullend DNA-onderzoek op activiteitenniveau.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de verdediging, het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, staat vast dat aangeefster en verdachte contact hebben gehad op de vroege ochtend van 26 januari 2020. Uit de in het dossier bevindende camerabeelden blijkt dat aangeefster en verdachte op het genoemde moment gezamenlijk een opslaghok binnen lopen. Even daarna komt verdachte de ruimte uit en trekt zijn broek op. Aangeefster komt vervolgens gekleed in slechts haar BH de ruimte uit en loopt uit beeld.
Aangeefster heeft verklaard geen herinnering te hebben aan hetgeen is gebeurd in het opslaghok. Er zijn meerdere getuigen gehoord, die weliswaar hebben verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster op die vroege ochtend, maar zij hebben niet waargenomen wat zich in het opslaghok heeft voorgedaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangeefster hem daar heeft afgetrokken, dat hij vervolgens is klaargekomen op haar handen en zij daarna zichzelf heeft gevingerd.
Uit het rapport van het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) van 1 september 2020 blijkt dat er sporen van DNA van verdachte zijn aangetroffen in de vagina en anus van aangeefster. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er seksueel contact is geweest tussen verdachte en aangeefster. De lezingen over de aard en de vrijwilligheid van het seksuele contact lopen uiteen. De rechtbank dient zich dus te buigen over de vraag of het seksueel binnendringen van het lichaam, zoals tenlastegelegd, kan worden bewezen.
In opdracht van de rechtbank heeft het NFI nader onderzoek gedaan op activiteitenniveau naar het aangetroffen sporenmateriaal. Naar aanleiding daarvan is een rapport van 1 juli 2022 opgesteld, dat ter zitting is toegelicht door getuige-deskundige de heer B. Kokshoorn. De rechtbank begrijpt hieruit dat, gegeven een aantal aannames die de onderzoeker als uitgangspunt heeft genomen, de waarschijnlijkheid van het aangetroffen sporenmateriaal in het door de officier van justitie aangevoerde scenario ongeveer even groot is als de waarschijnlijkheid daarvan in het door verdachte aangedragen alternatieve scenario. De resultaten van dit onderzoek sluiten derhalve het alternatieve scenario van verdachte niet uit.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt het alternatieve scenario van verdachte ook overigens niet weerlegd door enig bewijsmiddel. De omstandigheid dat verdachte pas ter zitting met zijn verklaring is gekomen, doet daar niet aan af. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de vraag of het seksuele contact vrijwillig heeft plaatsgevonden.
Nu het door de verdediging geschetste scenario op basis van het dossier redelijkerwijs niet valt uit te sluiten, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal zij hem vrijspreken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mr. O.P.M. Fruytier en mr. B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2023.