ECLI:NL:RBAMS:2023:900

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
13-122992-22; 13-165817-22; 13-167500-22; 13-276434-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen straf voor bedreiging, vernieling en beschadiging om het hulptraject van de afgegeven zorgmachtiging niet te doorkruisen

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van bedreiging, vernieling en beschadiging van goederen. De zaak omvatte vier verschillende parketnummers, waarbij de verdachte op verschillende data in 2022 in Amsterdam de benadeelde partijen heeft bedreigd en goederen heeft vernield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 mei 2022 bedreigingen heeft geuit richting twee buren, wat hen angst heeft aangejaagd. Daarnaast heeft hij op 4 juli 2022 een dagverblijf van de Nationale Politie beschadigd en op 5 juli 2022 fietsen en een reclamebord van derden vernield. Op 23 oktober 2022 heeft hij ook een deur en deurklink van een hotelkamer vernield. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was vanwege een psychotische stoornis, die verergerd werd door middelengebruik. De rechtbank heeft besloten geen straf op te leggen, maar de nadruk te leggen op zorg en hulpverlening, gezien de omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een schadevergoeding van € 250,00 toegewezen gekregen voor immateriële schade, terwijl de vordering van [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de verdachte de nodige hulp en zorg krijgt, zonder dat dit traject wordt doorkruist door een straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/122992-22 (A), 13/165817-22 (B), 13/167500-22 (C) en 13/276434-22 (D) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 21 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
verblijvende te [verblijfsplaats verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat de raadsman van verdachte, mr. M.I. L’Gdhas, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Ten aanzien van zaak A:
hij op of omstreeks 16 mei 2022 te Amsterdam [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen " [voornaam 1] en [voornaam 2] , ik maak je dood en/of ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke bedreigingen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] rechtstreeks hun/haar aangedaan en/of die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] via (een) derde(n), te weten de buurman van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] hebben bereikt.
Ten aanzien van zaak B:
hij op of omstreeks 4 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een
dagverblijf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale
Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van zaak C
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk één of meer fietsen en/of een reclamebord, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of één of meer onbekend gebleven andere personen, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Ten aanzien van zaak D
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of deurklink, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van zaak A:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit.
De raadsman heeft bepleit dat van opzet geen sprake was. Verdachte heeft slechts uit frustratie in zijn eigen woning geschreeuwd. Daarbij heeft verdachte nooit het opzet gehad op het daadwerkelijk bedreigen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] .
De rechtbank overweegt als volgt. Korte tijd voor het incident was verdachte met aangeefster [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] in de rechtbank Amsterdam voor een civiele procedure. Ongeveer een half uur na afloop van die zaak stond verdachte in de galerij voor zijn woning en heeft daar bedreigingen richting [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] op luide toon geuit waarbij hij tegen de deur van [benadeelde partij 2] aan heeft staan trappen. Hoewel beide aangeefsters nog niet thuis waren, hebben zij de bedreigingen later wel gehoord. Een buurman had deze op zijn telefoon opgenomen en later aan aangeefsters laten horen. De rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de bedreigingen hen zouden bereiken. Hierdoor kan het opzet worden bewezen. Hij heeft de bedreigingen immers op luide toon geuit voor de deur van aangeefster [benadeelde partij 2] .
De rechtbank acht daarom op basis van de aangiftes van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten en het door de verbalisant uitgeschreven geluidsfragment bewezen dat verdachte [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd.
Ten aanzien van zaak B:
De rechtbank acht op basis van de aangifte die namens de politie is gedaan en de bevindingen van de ter plaatse gekomen verbalisanten bewezen dat verdachte het dagverblijf van de politie heeft beschadigd.
Ten aanzien van zaak C:
De rechtbank acht op basis van de aangiftes van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , de herkenning gedaan door de wijkagent en de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] bewezen dat verdachte fietsen van [benadeelde partij 3] en het reclamebord van [benadeelde partij 4] heeft vernield.
Ten aanzien van zaak D:
De rechtbank acht op basis van de aangifte gedaan namens [benadeelde partij 5] , de verklaring van getuige [getuige 4] en de bevindingen van de ter plaatse verschenen verbalisanten bewezen dat verdachte de deur en de deurklink van de hotelkamer van [benadeelde partij 5] heeft vernield.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A:
op 16 mei 2022 te Amsterdam [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen “ [voornaam 1] en [voornaam 2] , ik maak je dood en ik maak je af”, welke bedreigingen die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] via de buurman van die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben bereikt.
Ten aanzien van zaak B:
op 4 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een dagverblijf dat aan de Nationale Politie toebehoorde heeft beschadigd.
Ten aanzien van zaak C:
op 5 juli 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk fietsen en een reclamebord die aan [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en één of meer onbekend gebleven andere personen toebehoorden heeft vernield en/of beschadigd.
Ten aanzien van zaak D:
op 23 oktober 2022 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur en deurklink die geheel aan [benadeelde partij 5] toebehoorden heeft vernield.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde niet aan verdachte kan worden toegerekend, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte strafbaar is, omdat de ten laste gelegde feiten, in sterk verminderde mate, aan verdachte kunnen worden toegerekend.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Uit artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat een feit niet kan worden toegerekend aan de dader als de dader ten tijde van het plegen van het strafbare feit aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens leed die bepalende invloed heeft gehad op zijn handelen. Als dat het geval is kan het ten laste gelegde niet aan hem worden toegerekend.
Om te beoordelen of de hierboven bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen en moeten worden toegerekend moet de rechtbank beoordelen of er ten tijde van het begaan van het feit sprake was van een stoornis, of er een causaal verband is tussen de stoornis en de strafbare feiten en welk oordeel vervolgens over de toerekenbaar zou moeten volgen.
De rechtbank constateert dat verdachte zeer waarschijnlijk aan een psychotische stoornis lijdt. Deze stoornis wordt door middelengebruik verergerd. Sinds het laatste incident is de stoornis sterk toegenomen. Het is de rechtbank echter niet gebleken dat het handelen van verdachte volledig werd gestuurd vanuit een psychotische stoornis en dat hem daarom bij alle feiten geen enkel verwijt zou kunnen worden gemaakt. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het bewezenverklaarde verdachte in sterk verminderde mate moet worden toegerekend. Dit betekent dat niet is gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit, zodat verdachte niet zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Geen straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur voorwaardelijk met en proeftijd van twee jaar.
Verdachte heeft aangeefsters [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] – zijn buren – met enig misdrijf tegen het leven gericht bedreigd. Door zo te handelen heeft verdachte zijn buren erg veel angst aangejaagd. [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich ernstig bedreigd gevoeld en merken de gevolgen daarvan nog steeds, zo blijkt uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaring van [benadeelde partij 1] en de in het dossier gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij 2] .
Voorts heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het vernielen van andermans goederen. Verdachte heeft daarmee getoond geen enkel respect te hebben voor het eigendom van anderen.
Zoals reeds is vastgesteld was verdachte tijdens de gepleegde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar, en zijn er geen omstandigheden gebleken waardoor de feiten aan verdachte niet kunnen worden toegerekend. Om die reden zou een straf moeten volgen. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is echter gebleken dat verdachte zeer waarschijnlijk lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis. Deze stoornis wordt verergerd door middelengebruik. De reclassering heeft aangegeven dat de stoornis sinds augustus 2022 is verergerd. Op 19 januari 2023 is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam een zorgmachtiging afgegeven. Verdachte was ten tijde van de inhoudelijke behandeling opgenomen in een GGZ-instelling en zal binnen afzienbare tijd worden opgenomen in een kliniek in [plaats] voor een langer klinisch traject.
De aard en ernst van de feiten rechtvaardigen niet een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Voorts is verdachte niet in staat tot het verrichten van een taakstraf. De reclassering heeft gelet op de zorgmachtiging aangegeven geen noodzaak te zien voor reclasseringsinterventies en heeft geadviseerd het traject van de zorgmachtiging te volgen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor een straf met voorwaardelijk deel .
De nadruk moet liggen op zorg en hulpverlening. Het is van belang dat verdachte hulp en zorg krijgt, niet alleen voor verdachte zelf maar ook voor zijn omgeving en de maatschappij. Die hulp krijgt verdachte via de afgegeven zorgmachtig. Een eventuele straf zou dit traject kunnen doorkruizen en zou bovenal geen ander doel dan slechts vergelding dienen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om van de eis van de officier van justitie af te wijken en zal aan verdachte geen straf opleggen zodat het traject van de zorgmachtiging gevolgd kan worden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Ten aanzien van zaak A:
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voldoende is onderbouwd en moet worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank voor het deel groot € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dat schade is geleden voor een hoger bedrag acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd en het zou een onevenredig belasting van het strafgeding betekenen om nadere bewijslevering toe te laten.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan haar vordering voor het overige bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van zaak D:
De benadeelde partij [benadeelde partij 5] vordert € 1.104,00 (zegge: duizend honderdvier euro) aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft [gemachtigde benadeelde partij 5] gemachtigd tot het indienen van de vordering.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering voldoende is onderbouwd en moet worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu niet kan worden vastgesteld dat [gemachtigde benadeelde partij 5] is gemachtigd door de benadeelde partij tot het indienen van de vordering, aangezien een machtiging daartoe ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat [gemachtigde benadeelde partij 5] gemachtigd is door [benadeelde partij 5] tot het indienen van de vordering en ook overigens uit het dossier niet blijkt dat [gemachtigde benadeelde partij 5] bevoegd is om [benadeelde partij 5] te vertegenwoordigen. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van zaak B:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Ten aanzien van zaak C:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
Ten aanzien van zaak D:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf zal worden opgelegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de staat € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (16 mei 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Verklaart [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mr. O.P.M. Fruytier en mr. B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2023.