ECLI:NL:RBAMS:2023:927

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
AMS 21/3205 T
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake urgentie Huisvestingswet en medisch advies GGD

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 februari 2023, wordt de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet behandeld. Eiseres, een alleenstaande vrouw van 50 jaar, woont sinds 2015 in een driekamerwoning zonder lift en heeft medische klachten die haar belemmeren in het traplopen. De GGD heeft in een eerder advies geoordeeld dat er onvoldoende medische grond is voor een urgentieverklaring. Eiseres is het niet eens met dit advies en heeft aanvullende medische informatie overgelegd, waaruit blijkt dat haar situatie is verslechterd. De rechtbank constateert dat de GGD in haar advies niet is ingegaan op het advies van een ander adviesbureau en dat er onduidelijkheden zijn over de medische situatie van eiseres. De rechtbank oordeelt dat de GGD-adviezen niet voldoen aan de vereisten en dat het college de besluitvorming niet op deze adviezen kan baseren. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in de besluitvorming te herstellen en stelt een termijn van zes weken in.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21 /3205 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam(het college)
( [gem. verweerder] ).

Procesverloop

Met het besluit van 13 oktober 2020 heeft het college de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring op grond van de Huisvestingswet van 12 juni 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 mei 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en het vooronderzoek heropend.
Op 16 december 2022 heeft de GGD advies uitgebracht. Eiseres heeft met de brief van 1 februari 2023 op het advies gereageerd.
De rechtbank doet met toestemming van partijen uitspraak zonder nadere zitting.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is een alleenstaande vrouw van 50 jaar. Zij woont sinds 8 september 2015 in een driekamerwoning van 52 vierkante meter op de derde verdieping, die bereikbaar is met een trap. Er is geen lift aanwezig. Haar inmiddels meerderjarige zoon woont ook in de
woning. Eiseres heeft slijtage in haar linker en rechterknie, waardoor zij hevige pijn ervaart bij het traplopen. Daarom heeft zij een urgentieverklaring aangevraagd voor een woning op de begane grond of met een lift.
1.2.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft de GGD op 5 oktober 2020 een medisch advies uitgebracht. De GGD -arts heeft eiseres op 14 augustus 2020 op het spreekuur gezien en heeft medische informatie opgevraagd bij de huisarts. De arts heeft een brief van de huisarts van 14 september 2020 geraadpleegd en een brief van de orthopedisch chirurg van 10 oktober 2018. In het advies staat dat eiseres bekend is met fysieke problematiek, waardoor er enige beperking is in het traplopen. Zij is hiervoor onder specialistische behandeling en loopt zonder loophulpmiddelen. De fysieke problemen en lichte beperking bij het traplopen zijn volgens de GGD -arts onvoldoende grond voor een medische woonurgentie en etagebinding.
2. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem [1] en omdat de GGD heeft geoordeeld dat een urgentie verklaring op medische gronden niet kan worden verantwoord [2] . Het urgentiebeleid in de gemeente Amsterdam is gericht op het voorkomen van dakloosheid van gezinnen met kinderen die door overmacht een huisvestingsprobleem hebben. Vanaf april 2020 vallen gezinnen met minderjarige kinderen ook niet meer onder de doelgroep, tenzij er bijkomende ernstige medische problemen blijken. Het huishouden van eiseres behoort derhalve niet tot een urgentiecategorie [3] . Eiseres woont namelijk met een kind van (op het moment van de aanvraag) 17 jaar in een eigen zelfstandige huurwoning. De GGD heeft in het advies van 5 oktober 2020 geoordeeld dat er onvoldoende grond is voor een verhuizing naar een woning met etagebinding. Eiseres heeft in bezwaar een nieuwe verklaring van de orthopedisch chirurg overgelegd. Volgens het college is gelet op deze verklaring niet vast komen te staan dat het advies van de GGD onjuist is geweest. Volgens het college is geen sprake van schrijnende bijzondere omstandigheden waar bij de totstandkoming van de regelgeving niet aan gedacht is. Daarom is er geen aanleiding om de hardheidsclausule [4] toe te passen.
Beroepsgronden van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met de uitkomst van het onderzoek van de GGD . Door de slijtage in haar linker- en rechterknie moet zij zich bij het in- en uitgaan van de woning optrekken aan de trapleuning waardoor zij ook ernstige schouderklachten heeft ontwikkeld. De medische situatie is verslechterd. Eiseres kan geen normaal gebruik maken van haar huidige woning door de medische problematiek. Daarom is sprake van medische redenen op grond waarvan dringend passende woonruimte nodig is. Eiseres wijst op de brieven van 22 april 2021 en 21 oktober 2020 van de orthopedisch chirurg die zij in bezwaar heeft ingebracht. Volgens eiseres is het GGD -advies onvoldoende onderbouwd en niet concludent. Eiseres overlegt een besluit van 22 juli 2021 van de afdeling Zorg van de gemeente Amsterdam, waaruit blijkt dat aan haar op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 een financiële tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting is toegekend. Deze toekenning is gebaseerd op een medisch advies van het [naam adviesbureau] ( [naam adviesbureau] ). Dit advies vormt een aanknopingspunt voor twijfel aan de juistheid van het GGD -advies. Eiseres doet in dat verband ook een beroep op een uitspraak van deze rechtbank van 7 december 2020. [5] Nader advies van de GGD
4. Nadat de zaak op de zitting is besproken heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het college in de gelegenheid te stellen een nieuw onderzoek te starten naar de medische problematiek van eiseres, waarbij ook het onderzoek van het [naam adviesbureau] meegenomen wordt. Op de zitting bleek namelijk dat verweerder, en dus ook de GGD , het [naam adviesbureau] advies niet kenden.
5. De GGD heeft op 16 december 2022 nader advies uitgebracht. In het advies staat dat de GGD -arts eiseres heeft gezien op het spreekuur op 23 november 2022, dossieronderzoek heeft verricht en medische informatie opgevraagd en verkregen van de huisarts. De GGD -arts overweegt dat bij eiseres sprake is van fysieke problematiek, waardoor zij beperkingen ervaart in het traplopen. Eiseres in hiervoor sinds 2020 niet meer in specialistische behandeling. Onduidelijk is of de voorgestelde niet-invasieve behandelopties zijn geprobeerd. Daarnaast is de fysieke problematiek niet van dusdanige ernst dat een etagebinding te onderbouwen is. Eiseres is zonder loophulpmiddel naar het consult gekomen. De GGD -arts wijst een urgentie voor een woning met etagebinding op medische gronden af.
6. Eiseres stelt in haar reactie op het advies dat de GGD in het onderzoek niet is ingegaan op het advies van het [naam adviesbureau] en evenmin op de in bezwaar overgelegde brief van de orthopedisch chirurg. De medische problematiek wordt in het advies niet beschreven, waardoor niet kan worden nagegaan of de GGD -arts een juist en compleet beeld heeft van de medische situatie. Niet wordt gespecificeerd welke behandelopties er nog zouden zijn. Eiseres heeft geprobeerd om de medische klachten te verlichten door middel van fysiotherapie en verschillende oefeningen, wat niet tot verbetering heeft geleid. Ten slotte is de conclusie van de GGD -arts tegenstrijdig met de uitkomst van het advies van de [naam adviesbureau] -arts. Het [naam adviesbureau] overwoog dat eiseres niet kan traplopen vanwege een toename van pijnklachten en om overbelasting verder te voorkomen.
Beoordeling door de rechtbank
7. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [6] mag een bestuursorgaan op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
8.1.
De rechtbank stelt vast dat de GGD , anders dan gevraagd in de schorsingsbeslissing, in het advies van 16 december 2022 niet is ingegaan op het [naam adviesbureau] -advies van [medio] juli 2021. Niet wordt duidelijk of de GGD dit advies heeft meegewogen in de beoordeling. Evenmin is duidelijk welke brieven van de orthopedisch chirurg bij de beoordeling zijn betrokken. Omdat de arts alleen overweegt dat sprake is van fysieke beperkingen wordt ook niet duidelijk of de GGD -arts alle medische problemen van eiseres heeft meegewogen. De GGD -arts overweegt dat onduidelijk is of voorgestelde niet invasieve behandelopties zijn geprobeerd. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van de GGD -arts gelegen in geval van onduidelijkheid vragen te stellen of onderzoek te doen. De rechtbank ziet dan ook niet hoe de GGD -arts tot de conclusie is gekomen dat eiseres lichte beperkingen heeft in de fysieke belastbaarheid en het trappen lopen en dat de fysieke problematiek niet van dusdanige ernst is dat een etagebinding te onderbouwen is.
8.2.
In het [naam adviesbureau] -advies staat dat de functie van beide benen ernstig en die van beide armen matig is verminderd ten gevolge van (objectiveerbare) pijn en dat eiseres beter niet kan traplopen om haar knieën verder te ontzien. Door de schouderklachten kan eiseres zich ook niet goed optrekken aan de leuning. Het advies van het [naam adviesbureau] is daarom dat eiseres dient te verhuizen naar een woning zonder trap voor de toe- en doorgang. De rechtbank ziet niet waarom de GGD dan tot een ander oordeel komt en een urgentieverklaring voor eenzelfde soort woning afwijst. Indien het college van oordeel is dat voor de voorziening op grond van de Wmo een andere toets geldt dan voor een huisvestingsurgentie, dient zij dat toe te lichten en aan eiseres uit te leggen waarom voor deze twee trajecten en een andere afweging gemaakt kan worden.
8.3.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de medisch adviezen van de GGD niet voldoen aan de vereisten. Het college kan daarom de besluitvorming niet baseren op deze medische adviezen. Het bestreden besluit is daarom onvoldoende gemotiveerd.
Gevolgen
9.
9.1.
Zoals hiervoor is overwogen onder 8.3 is het bestreden besluit in strijd met artikel 7.12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
9.2.
Om het gebrek te herstellen, moet verweerder de GGD om een gespecificeerd advies vragen, in welk advies de GGD in elk geval kenbaar betrekt:
- het [naam adviesbureau] -advies van [medio] juli 2021;
- indien de GGD blijft bij haar advies om etagebinding af te wijzen, dient de GGD te motiveren waarom het GGD advies afwijkt van het [naam adviesbureau] advies;
- de in bezwaar overgelegde medische informatie van de orthopedisch chirurg van 22 april 2021 en 21 oktober 2020.
Indien de GGD blijft bij haar advies om etagebinding af te wijzen, dient verweerder te motiveren waarom in dit geval in het kader van de Wmo een andere toets geldt dan die verweerder hanteert op basis van de Huisvestingsverordening.
9.3.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9.4.
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9.5.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
9.6.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Kroeze, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (HVV).
2.Artikel 2.6.8, eerste lid, onder b, van de HVV.
3.Artikel 2.6.5, vierde lid, van de HVV.
4.Artikel 2.6.11, van de HVV.
5.AMS 20/5791.
6.Zie bijv. de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1581.