Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Rechtbank Dâmbovița in Roemenië. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering goedgekeurd, ondanks verweren van de raadsman over de detentieomstandigheden in Roemenië en het ontbreken van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon, geboren in 1980 en gedetineerd in Nederland, was beschuldigd van mensenhandel en prostitutie gerelateerde activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten voldoende was om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 11 van de Overleveringswet, en concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank oordeelde dat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht, onder de Nederlandse wetgeving zou kunnen vallen als mensenhandel, en dat de vereisten van de Overleveringswet waren voldaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.