Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaken tussen
[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres,
Inleiding
Totstandkoming van de bestreden besluiten
kantoorruimte maximaal 420 m2 bruto vloeroppervlak en een woning van maximaal 210 m2 bruto vloeroppervlak”.
1 mei 2023 te beëindigen en beëindigd te houden. Als eiseres niet volledig of niet op tijd aan de last voldoet, verbeurt zij een dwangsom van € 5.000,- per geconstateerde overtreding, per week, met een maximum van € 20.000,-. Met het bestreden besluit is het college bij het opleggen van de last gebleven.
24 mei 2023 te schorsen en te bepalen dat zij tijdens de beroepsprocedure geen dwangsommen verbeurt. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek op 6 juli 2023 afgewezen.
21 juli 2023.
16 augustus 2023 heeft de toezichthouder gesproken met de zoon van eiseres, heeft het college een zienswijze van eiseres ontvangen en heeft een vertegenwoordiger van het college telefonisch met de gemachtigde van eiseres gesproken. Hieruit kwam naar voren dat eiseres op 16 augustus 2023 nog in het pand woonde. Dit betekent dat eiseres tweemaal niet heeft voldaan aan de last. Het college heeft daarop besloten tot het innen van de twee verbeurde dwangsommen van in totaal € 10.000,-. Het college heeft eiseres hierover bericht in het besluit van 20 september 2023.
Beoordeling door de rechtbank
16 februari 2021 al dat het college niet bereid was om de bewoning te legaliseren.
“Op grond van het geldende bestemmingsplan kan het feitelijk gebruik worden gelegaliseerd. De gemeente Amsterdam verleent daarvoor privaatrechtelijks toestemming onder de voorwaarde dat de canon voor het voortdurende erfpachtrecht wordt bepaald op basis van het feitelijke gebruik. Derhalve is in deze aanbieding de volgende bestemming opgenomen: ‘kantoorruimte van maximaal 420 m2 bruto vloeroppervlak en een woning van maximaal 210 m2 bruto vloeroppervlak.”
10 augustus 2012, werkzaam bij het bureau Erfpacht van de gemeente Amsterdam. Daarin staat onder meer: “
Overigens wil ik u er hierbij ook op wijzen dat in de toegestane erfpachtrechtelijke bestemming uit het erfpachtcontract geen woning is opgenomen. Bij de conversie kan deze overigens wel worden opgenomen.”
kanworden gelegaliseerd. Vervolgens staat in de notariële akte uitdrukkelijk vermeld dat
privaatrechtelijketoestemming wordt verleend. Eiseres kon aan deze akte dus niet het vertrouwen ontlenen dat geen verdere stappen gezet hoefden te worden om ook publiekrechtelijk toestemming te verkrijgen. In dit verband acht de rechtbank ook van belang dat eiseres in de aanbiedingsbrief erfpacht van 2 november 2012 er uitdrukkelijk op is gewezen dat zij mogelijk ook een publiekrechtelijke vergunning diende aan te vragen. In deze brief staat het volgende
: “Let op! […] Mogelijk dient u voor deze wijziging ook een publiekrechtelijke vergunning (bijvoorbeeld een bouwvergunning) aan te vragen. Neemt u hiervoor contact op met uw stadsdeel.”Op eiseres lag daarom de plicht om onderzoek te doen naar de vraag of zij een omgevingsvergunning nodig had om in het pand te mogen wonen.
augustus 2019 hebben toezichthouders van het college het pand gecontroleerd. Op
17 januari 2023 is de last opgelegd. De rechtbank vindt een periode van 3,5 jaar onder de gegeven omstandigheden niet zo lang dat handhaving onevenredig is, mede gelet op het feit dat in 2012 aan de heer [naam 1] (en eiseres) duidelijk is gemaakt dat zij publiekrechtelijke toestemming nodig hebben om in het pand te mogen wonen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de heer [naam 1] of eiseres daarvoor een aanvraag heeft gedaan. De omgevingsvergunning is pas aangevraagd nadat de last is opgelegd. Verder heeft eiseres tweemaal een vooraankondiging ontvangen waaruit blijkt dat het college de illegale bewoning wilde beëindigen. Aan het feit dat eiseres al veertig jaar in het pand woont en niet wist dat zij daar illegaal woonde, komt op zichzelf beschouwd onvoldoende betekenis toe.