3.1.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Samenvoegingsbesluitof the Public Prosecutor’s Office at the Court of Tempio Pausania(met kenmerk SIEP 14/2021)
De rechtbank is – samen met de officier van justitie – van oordeel dat het samenvoegingsbesluit niet aan artikel 12 OLW getoetst dient te worden omdat er sprake is geweest van een optelling van de opgelegde straffen zonder dat sprake was van een beoordelingsmarge. Dit besluit valt hierom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Vonnis 1 vanthe Ordinary Court of Tempio Pausania(met kenmerk1015/2018)
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het eerste vonnis de overlevering geweigerd dient te worden omdat uit de aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten niet blijkt dat hij door een gemachtigd advocaat is vertegenwoordigd. De zaak is zeven jaar na het aflopen van de voorlopige hechtenis afgedaan. Dan is de vraag of er na zeven jaar nog gesproken kan worden van een gemachtigd advocaat. Hij zat in voorlopige hechtenis voor deze zaak en er wordt in de aanvullende informatie nog iets opgemerkt over huisarrest, maar nergens wordt genoemd dat hij geïnstrueerd is over wat daarbij kwam kijken – er ontbreekt bijvoorbeeld informatie over een adresinstructie. Bovendien is hij niet nalatig geweest ten aanzien van het instellen van hoger beroep, want hij was zich überhaupt niet bewust van de procedure.
Dit maakt dan ook dat er geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden Er is ook geen reden af te zien van weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het eerste vonnis de overlevering toegestaan kan worden. Volgens het EAB is de opgeëiste persoon op de eerste zitting aanwezig geweest. Hierna zou sprake zijn geweest van huisarrest waaraan de opgeëiste persoon zich onwettig heeft onttrokken. In de aanvullende informatie van
15 februari 2024 staat de volgende zin opgenomen:
“I confirm that during the proceedings concluded by judgment no. 1015/2018 of 6 11 2018 issued by the Court of Tempio Pausania, the convicted person was defended and represented at trial by his defence counsel of choice he himself appointed.”
Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon een gemachtigd advocaat had die hem gedurende het proces heeft vertegenwoordigd. Er is hier sprake van de in artikel 12, sub b, genoemde omstandigheid. De weigeringsgrond in artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van dit vonnis dan ook niet voor.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Anders dan de officier van justitie leidt de rechtbank uit de aanvullende informatie niet af dat de opgeëiste persoon de door hem aangewezen raadsman ook gemachtigd heeft om hem in zijn afwezigheid te verdedigen.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon kennis had van de procedure. Hij heeft immers in oktober 2011 in voorarrest gezeten, heeft volgens de aanvullende informatie zelf een advocaat aanwezen en heeft volgens het EAB de eerste zittingsdag in die periode – met zijn advocaat – bijgewoond. Vervolgens heeft hij zich hierna onttrokken aan het aan hem opgelegde huisarrest. Volgens het EAB was hij vanaf 24 januari 2013 “unlawfully at large”. Dit maakt dat het aan hem zelf te wijten is dat hij latere zittingsdagen niet heeft bijgewoond.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de opgeëiste persoon – die op de hoogte was van de procedure – uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot het zoeken van nader contact met de door hem gekozen advocaat en het opvragen van informatie over het verdere verloop van de procedure. Overlevering levert dus geen schending van zijn verdedigingsrechten op.
Vonnis 2 vanthe Ordinary Court of Tempio Pausania(met kenmerk194/2020)
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het tweede vonnis de overlevering geweigerd dient te worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte is geweest van deze procedure. Er is een advocaat aan hem toegewezen, maar daar heeft hij nooit contact mee gehad. De Italiaanse autoriteiten verklaren weliswaar dat zij vermoeden dat de opgeëiste persoon kennis had van de tegen hem lopende procedure vanwege het feit dat hij voortvluchtig was, maar uit niks blijkt dat hij die kennis daadwerkelijk had.
Dit maakt dan ook dat er geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden. Dan moet er sprake zijn van een onvoorwaardelijke verzetgarantie. In eerdere verzetgaranties met betrekking tot Italiaanse EAB’s is duidelijk gemaakt dat de opgeëiste persoon moet bewijzen dat die zich niet opzettelijk onvindbaar heeft gemaakt om van de mogelijkheid tot verzet gebruik te kunnen maken. De rechtbank heeft eerder bevonden dat deze verzetgaranties niet onvoorwaardelijk zijn, onder andere in een uitspraak van 5 juli 2018.
Omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot vonnis 2 heeft geleid en er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is afgegeven, dient de overlevering te worden geweigerd. Er is ook geen reden af te zien van weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het uitblijven van een onvoorwaardelijke verzetgarantie moet leiden tot weigering van de overlevering voor vonnis 2. Het is bekend dat de opgeëiste persoon eerst moet bewijzen dat die zich niet opzettelijk onvindbaar heeft gemaakt, waardoor de garantie niet onvoorwaardelijk is. Er is aan de Italiaanse autoriteiten gevraagd of zij de verzetgarantie onvoorwaardelijk aan kunnen bieden en antwoord hierop is uitgebleven.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De aanvullende informatie van 27 februari 2024 vermeldt het volgende:
“[…] in the event that the rights of the defence were considered as not guaranteed, in the case of Mr. [opgeëiste persoon] also Article 175 (2.1),(2bis) of the code of criminal procedure shall apply, that is, he may be granted an out of time appeal, after the notification of the judgment of the conviction.”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat i n artikel 175 paragraaf 2 bis van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering staat dat een verdachte hoger beroep of verzet kan instellen, tenzij hij daadwerkelijk kennis heeft gehad van de procedure of beslissing en hij vrijwillig heeft afgezien van het recht om te verschijnen of een rechtsmiddel aan te wenden. De in deze zaak door het openbaar ministerie gestelde vragen over de verzetgarantie en de mogelijkheid om een onvoorwaardelijke garantie te bieden zijn niet beantwoord.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie hierom niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich voor.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Nergens is uit gebleken dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk kennis had van de lopende procedure of van het vonnis. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan het aan de opgeëiste persoon toe te rekenen zou zijn dat hij zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen.
De overlevering zal ten aanzien van vonnis 2) dan ook geweigerd worden.