ECLI:NL:RBAMS:2024:1874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
1300281724
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Italiaanse vonnissen

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon aanvankelijk werd bijgestaan door mr. A.M.C.J. Baaijens, maar later besloot om vertegenwoordigd te worden door mr. M.E. Broekert. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om de opgeëiste persoon de kans te geven om zijn nieuwe advocaat te laten stellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB betrekking heeft op twee vonnissen van de Ordinary Court of Tempio Pausania, waarbij de opgeëiste persoon een totale vrijheidsstraf van 8 jaar en 3 dagen is opgelegd. De rechtbank heeft de overlevering voor het eerste vonnis (met kenmerk 1015/2018) toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn. Voor het tweede vonnis (met kenmerk 194/2020) heeft de rechtbank de overlevering geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie was verstrekt.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de Italiaanse detentieomstandigheden geen reden vormen om de overlevering te weigeren, mits de opgeëiste persoon niet in een van de detentiecentra wordt geplaatst waar eerder een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling is vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-002817-24
Datum uitspraak: 28 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 10 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 mei 2023 door
the Prosecutor’s Office attached to the Court of Tempio Pausania(Italië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1974,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 29 februari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 februari 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard niet langer bijgestaan te willen worden door mr. A.M.C.J. Baaijens, en heeft hij verklaard dat hij vertegenwoordigd wil worden door mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda. De behandeling van de zaak is aangehouden om de opgeëiste persoon de kans te geven om de advocaat van zijn voorkeur zich te laten stellen bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting 19 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 19 maart 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt twee vonnissen:
vonnis 1): een
judgment delivered by the Ordinary Court of Tempio Pausaniaop 6 november 2018 (
which became final on 15 april 2019), met kenmerk
1015/2018, en
vonnis 2): een
judgment delivered by the Ordinary Court of Tempio Pausaniaop 15 juli 2020 (
which became final on 28 november 2020), met kenmerk
194/2020.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraffen voor de duur van:
1 jaar, 1 maand en 10 dagen (vonnis 1). Van deze straf resteren volgens het EAB nog
1 jaar, 1 maand en 3 dagen;
6 jaar en 11 maanden (vonnis 2). Deze straf moet nog in zijn geheel worden uitgezeten.
Deze straffen dienen door de opgeëiste persoon te worden ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt dat de officier van justitie bij de rechtbank in Tempio Pausania een Besluit met referentie nr. 14/2021 SIEP tot samenvoeging van de twee genoemde vrijheidsstraffen heeft genomen (hierna: het samenvoegingsbesluit) tot een totaalduur van 8 jaar en drie dagen. Dit besluit is geen voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis in de zin van artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW. De rechtbank verstaat het EAB zo, dat de overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen die bij de vonnissen 1) en 2) zijn opgelegd.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Samenvoegingsbesluitof the Public Prosecutor’s Office at the Court of Tempio Pausania(met kenmerk SIEP 14/2021)
De rechtbank is – samen met de officier van justitie – van oordeel dat het samenvoegingsbesluit niet aan artikel 12 OLW getoetst dient te worden omdat er sprake is geweest van een optelling van de opgelegde straffen zonder dat sprake was van een beoordelingsmarge. Dit besluit valt hierom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Vonnis 1 vanthe Ordinary Court of Tempio Pausania(met kenmerk1015/2018)
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het eerste vonnis de overlevering geweigerd dient te worden omdat uit de aanvullende informatie van de Italiaanse autoriteiten niet blijkt dat hij door een gemachtigd advocaat is vertegenwoordigd. De zaak is zeven jaar na het aflopen van de voorlopige hechtenis afgedaan. Dan is de vraag of er na zeven jaar nog gesproken kan worden van een gemachtigd advocaat. Hij zat in voorlopige hechtenis voor deze zaak en er wordt in de aanvullende informatie nog iets opgemerkt over huisarrest, maar nergens wordt genoemd dat hij geïnstrueerd is over wat daarbij kwam kijken – er ontbreekt bijvoorbeeld informatie over een adresinstructie. Bovendien is hij niet nalatig geweest ten aanzien van het instellen van hoger beroep, want hij was zich überhaupt niet bewust van de procedure.
Dit maakt dan ook dat er geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden Er is ook geen reden af te zien van weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het eerste vonnis de overlevering toegestaan kan worden. Volgens het EAB is de opgeëiste persoon op de eerste zitting aanwezig geweest. Hierna zou sprake zijn geweest van huisarrest waaraan de opgeëiste persoon zich onwettig heeft onttrokken. In de aanvullende informatie van
15 februari 2024 staat de volgende zin opgenomen:
“I confirm that during the proceedings concluded by judgment no. 1015/2018 of 6 11 2018 issued by the Court of Tempio Pausania, the convicted person was defended and represented at trial by his defence counsel of choice he himself appointed.”
Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon een gemachtigd advocaat had die hem gedurende het proces heeft vertegenwoordigd. Er is hier sprake van de in artikel 12, sub b, genoemde omstandigheid. De weigeringsgrond in artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van dit vonnis dan ook niet voor.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Anders dan de officier van justitie leidt de rechtbank uit de aanvullende informatie niet af dat de opgeëiste persoon de door hem aangewezen raadsman ook gemachtigd heeft om hem in zijn afwezigheid te verdedigen.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon kennis had van de procedure. Hij heeft immers in oktober 2011 in voorarrest gezeten, heeft volgens de aanvullende informatie zelf een advocaat aanwezen en heeft volgens het EAB de eerste zittingsdag in die periode – met zijn advocaat – bijgewoond. Vervolgens heeft hij zich hierna onttrokken aan het aan hem opgelegde huisarrest. Volgens het EAB was hij vanaf 24 januari 2013 “unlawfully at large”. Dit maakt dat het aan hem zelf te wijten is dat hij latere zittingsdagen niet heeft bijgewoond.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de opgeëiste persoon – die op de hoogte was van de procedure – uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot het zoeken van nader contact met de door hem gekozen advocaat en het opvragen van informatie over het verdere verloop van de procedure. Overlevering levert dus geen schending van zijn verdedigingsrechten op.
Vonnis 2 vanthe Ordinary Court of Tempio Pausania(met kenmerk194/2020)
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het tweede vonnis de overlevering geweigerd dient te worden omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte is geweest van deze procedure. Er is een advocaat aan hem toegewezen, maar daar heeft hij nooit contact mee gehad. De Italiaanse autoriteiten verklaren weliswaar dat zij vermoeden dat de opgeëiste persoon kennis had van de tegen hem lopende procedure vanwege het feit dat hij voortvluchtig was, maar uit niks blijkt dat hij die kennis daadwerkelijk had.
Dit maakt dan ook dat er geen sprake is van één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden. Dan moet er sprake zijn van een onvoorwaardelijke verzetgarantie. In eerdere verzetgaranties met betrekking tot Italiaanse EAB’s is duidelijk gemaakt dat de opgeëiste persoon moet bewijzen dat die zich niet opzettelijk onvindbaar heeft gemaakt om van de mogelijkheid tot verzet gebruik te kunnen maken. De rechtbank heeft eerder bevonden dat deze verzetgaranties niet onvoorwaardelijk zijn, onder andere in een uitspraak van 5 juli 2018. [4]
Omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die tot vonnis 2 heeft geleid en er geen onvoorwaardelijke verzetgarantie is afgegeven, dient de overlevering te worden geweigerd. Er is ook geen reden af te zien van weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het uitblijven van een onvoorwaardelijke verzetgarantie moet leiden tot weigering van de overlevering voor vonnis 2. Het is bekend dat de opgeëiste persoon eerst moet bewijzen dat die zich niet opzettelijk onvindbaar heeft gemaakt, waardoor de garantie niet onvoorwaardelijk is. Er is aan de Italiaanse autoriteiten gevraagd of zij de verzetgarantie onvoorwaardelijk aan kunnen bieden en antwoord hierop is uitgebleven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De aanvullende informatie van 27 februari 2024 vermeldt het volgende:
“[…] in the event that the rights of the defence were considered as not guaranteed, in the case of Mr. [opgeëiste persoon] also Article 175 (2.1),(2bis) of the code of criminal procedure shall apply, that is, he may be granted an out of time appeal, after the notification of the judgment of the conviction.”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat i n artikel 175 paragraaf 2 bis van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering staat dat een verdachte hoger beroep of verzet kan instellen, tenzij hij daadwerkelijk kennis heeft gehad van de procedure of beslissing en hij vrijwillig heeft afgezien van het recht om te verschijnen of een rechtsmiddel aan te wenden. De in deze zaak door het openbaar ministerie gestelde vragen over de verzetgarantie en de mogelijkheid om een onvoorwaardelijke garantie te bieden zijn niet beantwoord.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie hierom niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich voor.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Nergens is uit gebleken dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk kennis had van de lopende procedure of van het vonnis. Evenmin is gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan het aan de opgeëiste persoon toe te rekenen zou zijn dat hij zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen.
De overlevering zal ten aanzien van vonnis 2) dan ook geweigerd worden.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit van vonnis 1 (met kenmerk 1015/2018) levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal

5.Artikel 11 OLW: Italiaanse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken overwogen dat op basis van de algemene omstandigheden in oorspronkelijk zestien Italiaanse detentiecentra sprake is van een reëel gevaar dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. [5] Gelet op het meest recente rapport van
the European Committee for the prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 24 maart 2023 en de actuele gegevens van non-gouvernementele organisatie Antigone, geldt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van zes van die zestien detentiecentra (Centro Penitenziario Napoli Secondigliano, Campobasso, Civitavecchia Nuovo Complesso, Turi, Trani vrouwengevangenis, Nuoro) op dit moment geen algemeen gevaar meer. [6]
Voor het geval de opgeëiste persoon in één van de tien instellingen zal worden gedetineerd waarvan de rechtbank wel een algemeen gevaar heeft aangenomen, verwijst de rechtbank naar haar uitspraak van 30 maart 2021, [7] waarin het volgende is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak van 30 maart 2021 geoordeeld dat inmiddels voldoende vaststaat dat de algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig is.
In de algemene detentiegarantie is gegarandeerd dat overgeleverde personen niet zullen worden gedetineerd in de zestien detentiecentra waarvoor de rechtbank eerder een algemeen gevaar heeft aangenomen. [8] De Italiaanse autoriteiten hebben in de bedoelde brieven bevestigd dat deze algemene detentiegarantie geldt voor alle door Nederland overgeleverde personen.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, evenmin reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de tien hiervoor bedoelde detentie-instellingen in Italië onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Het enkele tijdsverloop sinds het moment van het verstrekken van deze garantie is geen aanleiding om niet langer uit te gaan van de geboden zekerheid in de algemene detentiegarantie.

6.Slotsom

Omdat de rechtbank ten aanzien van vonnis 1) (met kenmerk 1015/2018) vaststelt dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, moet de overlevering voor dat vonnis worden toegestaan. Voor het overige weigert de rechtbank de overlevering.
In overeenstemming met het specialiteitsbeginsel zijn de Italiaanse autoriteiten na overlevering gehouden om de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die bij vonnis 2) is opgelegd en die is meegenomen in het samenvoegingsbesluit achterwege te laten (tenzij zich een van de in artikel 27, derde lid, aanhef en onder a), f) of g), van Kaderbesluit 2002/584/JBZ bedoelde uitzonderingen zich voordoet).

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 310 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor’s Office attached to the Court of Tempio Pausania(Italië) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 1 jaar, 1 maand en 10 dagen die is opgelegd bij vonnis 1 (met kenmerk 1015/2018).
WEIGERTde overlevering voor zover het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf van 6 jaar en 11 maanden die is opgelegd bij vonnis 2 (met kenmerk 194/2020).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel en A. Gabriëlse, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 5 juli 2018, ECLI:RBAMS:2018:2088.
5.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
6.Rechtbank Amsterdam, 12 april 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2332.
7.Rechtbank Amsterdam, 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.
8.Zie o.a. Rechtbank Amsterdam, 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2039.