ECLI:NL:RBAMS:2024:217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
13/274234-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Roemenië; toetsing aan artikel 12 OLW en detentieomstandigheden

Op 16 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Timişoara District Court in Roemenië. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1983 en momenteel gedetineerd in Nederland, behandeld. De zaak is gestart op 27 oktober 2023 en de behandeling van het EAB vond plaats op verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet bij alle zittingen van de Roemeense rechtsgang aanwezig was, wat door zijn raadsman werd aangevoerd als een weigeringsgrond op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De officier van justitie betoogde echter dat deze weigeringsgrond niet van toepassing was, aangezien de opgeëiste persoon bij de relevante zittingen aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de overlevering niet in strijd was met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, en dat de detentieomstandigheden in Roemenië, hoewel problematisch, geen beletsel vormden voor de overlevering, gezien de garanties van de Roemeense autoriteiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij de relevante wetsbepalingen heeft toegepast en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/274234-23
Datum uitspraak: 16 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2023 door
the Timişoara District Court(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1983,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 december 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de raadsman in de gelegenheid te stellen de aanvullende stukken in deze zaak, die hij niet had ontvangen, te bestuderen en met de opgeëiste persoon te bespreken. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 3 januari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal court decision of Timişoara District Court(met kenmerk 3085/2 november 2022)
, final and unchanged by criminal court decision of the Timişoara Court of Appeal(met kenmerk 27/A/27 januari 2023).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar, elf maanden en tien dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf moet volgens het EAB de periode van
'the apprehension'van 4 maart 2010 en 12 januari 2021 worden afgetrokken.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest met kenmerk 27/A/27 januari 2023 (hierna: het arrest). Bij dit arrest is de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke gevangenisstraffen die zijn opgelegd in de vonnissen met kenmerk 131/05th July 2016 van
the Vaslui County Court(hierna: vonnis 1), en kenmerk 67/21st May 2019 van
the Sebeş District Court(hierna: vonnis 2).
Het arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering voor alle beslissingen moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW . Bij het proces dat heeft geleid tot vonnis 1 is de opgeëiste persoon niet bij alle zittingsdagen aanwezig geweest. Daardoor heeft hij zijn verdedigingsrechten niet volledig kunnen uitoefenen. Dat moet volgens de raadsman ook zijn weerslag hebben op de andere beslissingen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW voor geen van de beslissingen een weigeringsgrond vormt. Voor vonnis 1 en het arrest geldt dat artikel 12 OLW niet aan de orde is omdat de opgeëiste persoon bij de zittingen aanwezig was. Voor vonnis 2 geldt dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 12 OLW, sub b, OLW heeft voorgedaan.
Oordeel van de rechtbank
Vonnis 1 (kenmerk 131/05th July 2016)
In de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 5 december 2023 staat dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus voor dit vonnis niet aan de orde.
De vrijheidsstraf is in dit vonnis aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is gelast bij beslissing van
criminal court decision of Timişoara District Court (met kenmerk 3085/2 november 2022), final and unchanged by criminal court decision of the Timişoara Court of Appeal.Deze beslissing zal verderop in deze uitspraak worden getoetst aan artikel 12 OLW.
Vonnis 2 (kenmerk 67/21st May 2019)
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op alle zittingen die hebben plaatsgevonden in dit proces dat tot dit vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft.
Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 5 december 2023 volgt dat de opgeëiste persoon met zijn gekozen advocaat aanwezig was op de zittingen van 4 december 2018 en 19 maart 2019. Op de zitting van 19 maart 2019 heeft hij een inhoudelijke verklaring afgelegd. Op de overige zittingen is de opgeëiste persoon niet verschenen, maar werd hij vertegenwoordigd door een gekozen advocaat.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was op de hoogte van het strafproces en, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
De vrijheidsstraf is in dit vonnis aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd.
Uit het arrest van het HvJ EU van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is gelast bij de eerdergenoemde beslissing van
criminal court decision of Timisoara District Court (met kenmerk 3085/2 november 2022), final and unchanged by criminal court decision of the Timisoara Court of Appeal (met kenmerk 27/A/27 januari 2023). Deze beslissing zal nu worden getoetst aan artikel 12 OLW.
Het arrest (kenmerk 27/A/27 januari 2023)
De rechtbank overweegt dat als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dat dan de laatste van die beslissingen relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [6]
Uit het EAB blijkt dat de zaak in hoger beroep ten gronde is behandeld. Daarom zal de rechtbank alleen het proces in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.

4.Strafbaarheid; waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan voor de feiten 1, 2 en 5.
Deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
computervredebreuk, gepleegd door tussenkomst van een openbaar telecommunicatienetwerk, terwijl de dader vervolgens door tussenkomst van het geautomatiseerd werk waarin hij is binnengedrongen de toegang verwerft tot het geautomatiseerd werk van een derde .
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten 3 en 4 niet strafbaar naar Nederlands recht. De overlevering voor deze feiten kan daarom worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering op grond van artikel 7 OLW af te zien. Overlevering is namelijk de regel en weigering op grond van deze bepaling moet de uitzondering zijn. De feiten 3 en 4 hebben geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde nu ze zijn begaan in Roemenië door een onderdaan van Roemenië. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf niet door Nederland wordt overgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een weigering zou leiden tot straffeloosheid. Dit dient naar het oordeel van de rechtbank te worden voorkomen.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [7]
In de brief van 24 november 2023 van
the Chief Commissioner of Prison Police, General Manager of the National Prison Administrationstaat het volgende vermeld:
Taking into consideration your communication from the file with the no. 18666/325/20121 as of 22-nd November 2023, concerning the request of the Dutch authorities regarding the conditions of detention thar [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1983, residing in Bucharest and sentenced to a punishment of 5 years, 11 months and 10 days imprisonment)
(…)
Given the amount of the punishment, he will most likely serve initially the sentence of imprisonment in the closed regime. At the same time, considering his residence, most likely, for the beginning, he will serve the sentence in Bucharest-Rahova Penitentiary.
(…)
Considering the perspective of the implementation of the measures included in the “The Action plan for the period 2020-2025, prepared in order to enforce the guiding decision Rezmives and others versus Romania, as well as the decisions delivered in the cases group Bragadireanu versus Romania”, as well as the trend currently registered by the number of detainees in the detention units of the National Penitentiary Administration, following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 square meters for the entire period of serving the punishment, including the bed and the related furniture, without including the space for the bathroom.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 234 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Timişoara District Court(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.Zie voetnoot 4
6.HvJ EU, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.
7.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
8.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.