1.4.De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van verzoeker daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt of verweerder de door verzoeker aangevraagde VOG heeft mogen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoeker.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Verzoeker krijgt dus (in het beroep) gelijk. Dit betekent echter niet dat hij nu een VOG krijgt. Verweerder moet namelijk een nieuw besluit nemen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
5. Aan verzoeker is in 2013 een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar en 11 maanden opgelegd wegens een poging tot moord, gepleegd in 2009. Verzoeker is in het kader van een voorlopige invrijheidstelling met voorwaarden op [medio] 2018 uit detentie gekomen. Het strafrechtelijk gedwongen kader heeft geduurd tot 14 februari 2022. Verzoeker heeft een VOG aangevraagd voor de functie van ambulant begeleider. Verweerder heeft de VOG geweigerd.
6. Als een aanvrager van een VOG in de justitiële documentatie voorkomt, wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven, beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium. Verweerder beoordeelt in het kader van het objectieve criterium of de justitiële gegevens (strafbare feiten) die binnen de relevante terugkijktermijn zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie.Het subjectieve criterium ziet op de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat, als objectief is vastgesteld dat er sprake is van een risico voor de samenleving, dit niet zou moeten leiden tot het weigeren van een VOG aan de aanvrager.De omstandigheden die verweerder altijd in de beoordeling moet betrekken, zijn de wijze van afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop sinds het contact met justitie en de hoeveelheid antecedenten.
7. Verzoeker voert aan dat niet is voldaan aan het subjectieve criterium. Verweerder heeft de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van verzoeker laten uitvallen en verweerder heeft dit onvoldoende gemotiveerd. Verzoeker heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, met succes een opleiding afgerond en heeft tijdens zijn opleiding in een vergelijkbare functie als peercoach gewerkt. Zijn reclasseringstoezicht heeft hij positief doorlopen en de reclassering schat het recidiverisico in op laag. Verzoeker is sinds 2018 uit detentie en niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. Het strafbare feit is daarnaast inmiddels (nagenoeg) 15 jaar geleden gepleegd. De weigering van de VOG is in het licht van deze omstandigheden disproportioneel.
Standpunt verweerder
8. Verweerder stelt dat het strafbare feit weliswaar 15 jaar geleden is gepleegd, maar dat verzoeker pas in 2018 in het kader van een voorlopige invrijheidsstelling met voorwaarden is teruggekeerd in de maatschappij. Tot 14 februari 2022 gold voor verzoeker een gedwongen kader. De periode dat verzoeker zich na zijn detentie volledig vrij kan bewegen in de maatschappij en kan laten zien dat het risico voldoende is afgenomen, is twee jaar en dus zeer beperkt. In het licht van de terugkijktermijn van vier jaar, de aard en ernst van het gepleegde strafbare feit, de bijbehorende, opgelegde straf en het type functie dat verzoeker wil gaan verrichten waarin wordt gewerkt met kwetsbare mensen en mensen die hulp nodig hebben, weegt het belang van bescherming van de samenleving zwaarder dan het belang van verzoeker bij de VOG voor deze functie.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat is voldaan aan het objectieve criterium. In beroep gaat het om het subjectieve criterium, namelijk de vraag of verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat het belang van de samenleving bij bescherming tegen het risico – dat op grond van het objectieve criterium is vastgesteld – zwaarder weegt dan de door verzoeker gestelde belangen bij afgifte van de VOG.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder in het bestreden besluit acht heeft geslagen op de omstandigheden van het geval, waaronder de wijze waarop de strafzaak is afgedaan, de hoeveelheid antecedenten en het tijdsverloop sinds het laatste contact met justitie. Verweerder heeft ook betrokken dat de gestelde belangen van verzoeker in zijn optiek onvoldoende zwaar wegen om tot afgifte van de VOG over te gaan. De beroepsgronden spitsen zich toe op de weging van de omstandigheden. Deze weging moet de rechtbank terughoudend toetsen.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft bij de toetsing aan het subjectieve criterium, zo blijkt ter zitting, zwaar meegewogen dat verzoeker “slechts” twee jaar heeft kunnen laten zien dat het risico voldoende is afgenomen. Verweerder doelt daarbij op de periode na 14 februari 2022. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom de periode van drieënhalf jaar daarvóór, waarin verzoeker zich in een gedwongen kader bevond, niet of slechts in beperkte mate kan worden betrokken bij de vraag of verzoeker heeft laten zien dat het risico voldoende is afgenomen. De voorzieningenrechter acht in ieder geval relevant dat verweerder in deze beoordeling betrekt hoe het gedwongen kader in het geval van verzoeker feitelijk was vormgegeven. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende in de belangenafweging betrokken dat verzoeker in het kader van zijn opleiding één jaar werkzaam is geweest in een vergelijkbare functie en daarvan een positieve referentie heeft overgelegd. Verweerder moet daarom het subjectieve criterium opnieuw toetsen, met inachtneming van deze uitspraak.
Overwegingen
Standpunt verzoeker
Oordeel van de voorzieningenrechter