ECLI:NL:RBAMS:2024:2261

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
AMS 23/4545
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting door de Rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiseres, die inwonend is bij vrienden, heeft haar aanvraag ingediend omdat zij een urgent huisvestingsprobleem zou hebben. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, aangezien eiseres bij meerdere huishoudens verblijft en haar situatie niet als stabiel kan worden beschouwd. De rechtbank wijst erop dat eiseres een gezin heeft gesticht zonder over passende woonruimte te beschikken, wat een algemene weigeringsgrond vormt voor de aanvraag van een urgentieverklaring. Eiseres heeft aangevoerd dat zij haar huisvestingsprobleem niet redelijkerwijs kon voorkomen, maar de rechtbank concludeert dat dit niet het geval is. De rechtbank oordeelt ook dat verweerder niet verplicht was om de medische situatie van eiseres te onderzoeken, omdat de aanvraag op basis van algemene weigeringsgronden is afgewezen. Tot slot wordt de hardheidsclausule niet toegepast, omdat de situatie van eiseres niet als schrijnend genoeg wordt beschouwd. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. R.A. Dayala),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigden: mr. L.D.M. Hendrikx en mr. F.M.E. Schuttenhelm).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 31 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 juni 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De aanvraag voor een urgentieverklaring is afgewezen omdat er volgens verweerder geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem en eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kon voorkomen of redelijkerwijs op een andere wijze kon oplossen. Toepassing van de hardheidsclausule is volgens verweerder niet aan de orde.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing mocht afwijzen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Hvv). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is genomen, niet deugdelijk is onderbouwd en dat er geen belangenafweging heeft plaatsgevonden bij het nemen van het besluit.
3.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in dit standpunt omdat zij dit niet nader heeft onderbouwd. Niet duidelijk is geworden wat mist in de belangenafweging of op welk punt verweerder het besluit beter had moeten motiveren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Is er sprake van een urgent huisvestingsprobleem?
4.1.
Eiseres stelt dat wel degelijk sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Zij draagt de zorg voor haar minderjarige dochter en zij is door haar ouders verstoten vanwege het feit dat zij is gescheiden en een alleenstaande moeder is. Dit bericht kwam als donderslag bij heldere hemel bij eiseres aan. Zij had niet kunnen voorzien dat zij uit het ouderlijk huis gezet zou worden ten gevolge van haar echtscheiding.
4.2.
Uit artikel 2.6.5, eerste lid aanhef en onder b, van de Hvv volgt dat de aanvraag voor een urgentieverklaring wordt geweigerd indien er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. Uit paragraaf 3, ad b, onder punt 5, van de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: Nadere regels) volgt dat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem als de aanvrager, met of zonder kinderen, bij een of meerdere andere huishoudens inwoont. Volgens verweerder is dit het geval bij eiseres omdat zij inwonend is bij vrienden.
4.3.
De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem omdat eiseres inwonend is. Op zitting is door de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat zij wisselend bij familie, vrienden en vriendinnen verblijft. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat er ook sprake kan zijn van inwoning indien iemand bij meerdere andere huishoudens inwoont. Er moet dan wel sprake zijn van een stabiele situatie waarin die persoon een min of meer vaste basis heeft van waaruit zij haar leven vorm kan geven. [1] Hoewel het de rechtbank niet duidelijk is geworden hoeveel dagen eiseres waar verblijft en zij niet aanwezig was op de zitting om hierover een nadere toelichting te geven, gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van enige stabiliteit omdat eiseres al sinds 2019 is gescheiden en niet meer welkom is in haar ouderlijk huis en dus al meer dan vijf jaar op deze wijze inwoont. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kon eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of op een andere wijze oplossen?
5.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het haar huisvestingsprobleem niet redelijkerwijs is op te lossen of te voorkomen. Zij heeft immers op alle manieren getracht om aan een vervangende woonruimte te komen. Hierbij heeft zij ook hulp ingeschakeld van derden. Dit mocht allemaal niet baten en inmiddels staat eiseres op straat. Het voorkomen van het huisvestingsprobleem was ook niet mogelijk nu eiseres helemaal geen reden had om aan te nemen dat zij de woning van haar ouders diende te verlaten en hiermee ook geen rekening kon houden.
5.2.
Uit artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Hvv volgt dat de aanvraag voor een urgentieverklaring wordt geweigerd indien de aanvrager het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kon voorkomen of redelijkerwijs op een andere wijze kon oplossen. Op grond van paragraaf 3, ad c, onder punt 2, van de Nadere regels is van een dergelijk probleem in ieder geval sprake als de aanvrager een gezin heeft gesticht zonder daartoe over passende woonruimte te beschikken.
5.3.
Hoewel de rechtbank het begrijpelijk acht dat eiseres op allerlei manieren heeft getracht om aan een woonruimte te komen, maakt dit niet dat het huisvestingsprobleem redelijkerwijs niet kon worden voorkomen of redelijkerwijs niet op een andere wijze kon worden opgelost. Op grond van bovenstaand artikel is er namelijk sprake van een dergelijk te voorkomen of oplosbaar probleem als de aanvrager een gezin heeft gesticht zonder daartoe over passende woonruimte te beschikken. De dochter van eiseres is geboren op
[geboortedatum] 2018, in de woning waar eiseres sinds [medio januari] 2009 inwoonde bij haar ouders. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op grond van de Nadere regels kunnen concluderen dat eiseres een gezin is gestart terwijl zij niet beschikte over passende woonruimte. Deze keuze komt voor eigen risico en verantwoordelijkheid van eiseres en levert een algemene weigeringsgrond op, op grond waarvan verweerder de aanvraag voor een urgentieverklaring mocht weigeren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Had verweerder de medische situatie van eiseres moeten onderzoeken?
6.1.
Vervolgens stelt eiseres dat zij van oordeel is dat haar medische situatie niet juist is beoordeeld. Zij heeft namelijk niet te onderschatten klachten van psychische aard en inmiddels heeft zij een persoonlijk begeleider die haar beperkingen nader zal laten uitzoeken. Eiseres behoudt zich ten aanzien van dit punt het recht voor om nadere stukken in te brengen om haar toestand aan te tonen.
6.2.
Uit paragraaf 10.1, eerste lid, van de Nadere regels blijkt dat niet getoetst wordt aan artikel 2.6.8 Hvv als de aanvraag moet worden geweigerd op grond van één van de algemene weigeringsgronden genoemd in artikel 2.6.5 van de Hvv. Aangezien de aanvraag van eiseres is geweigerd op grond van twee van de algemene weigeringsgronden hoefde verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet door te toetsen en onderzoek te verrichten naar de medische situatie van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
7.1.
Tot slot beroept eiseres zich op de hardheidsclausule. Het strikt toepassen van het beleid in het onderhavige geval leidt tot onbillijke gevolgen en daarmee wordt er geen recht gedaan aan de precaire situatie van eiseres.
7.2.
Op grond van artikel 2.6.11 van de Hvv kan een woningzoekende, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, alsnog in aanmerking komen voor een urgentieverklaring indien de weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn. Op grond van paragraaf 24 van de Nadere regels dient de aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek met bewijsstukken aan te tonen dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk. Een verklaring van de huisarts is niet voldoende.
7.3.
De rechtbank begrijpt dat eiseres belang heeft bij een eigen en vaste verblijfplaats voor haarzelf en haar dochter. Deze omstandigheid maakt de situatie van eiseres (ook in vergelijking met andere gevallen) echter niet dusdanig schrijnend of bijzonder, dat verweerder gehouden was om alsnog een urgentieverklaring te verlenen op grond van bijzondere hardheid. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht wordt, gelet op de zeer schaarse voorraad sociale huurwoningen in de gemeente Amsterdam, de hardheidsclausule alleen toegepast in heel bijzondere situaties. Dit strenge beleid van verweerder is door de hoger beroepsrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, niet onredelijk geacht. [2] Dit beleid wordt ingegeven door het enorme tekort aan sociale huurwoningen in Amsterdam. Eiseres en haar dochter hebben, hoewel de situatie begrijpelijk niet ideaal is, in ieder geval een dak boven hun hoofd omdat zij bij familie, vrienden en vriendinnen kunnen verblijven. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van niet te onderschatten medische klachten van psychische aard maar zij heeft dit verder niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt met medische stukken. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat dit de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
7.4.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. Op zitting is gebleken dat eiseres hulp gaat krijgen van een maatschappelijk werker. Wellicht kan met deze hulp gekeken worden naar een aanvraag in het kader van de Wet maatschappelijk ondersteuning aangezien de gemachtigde van eiseres twijfelt aan de zelfredzaamheid van eisers. Daarnaast heeft verweerder erop gewezen dat voor eiseres en haar dochter, gelet op de situatie, wellicht verblijf in de noodopvang mogelijk is.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam, 22 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2155.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 10 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2497.